ECLI:NL:TADRARL:2023:255 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-983/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:255
Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 30-10-2023
Zaaknummer(s): 22-983/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Naar het oordeel van de raad heeft verweerster voldoende met haar cliënt gecommuniceerd over haar plotselinge afwezigheid. De raad is van oordeel dat wanneer een advocaat gaandeweg tot het oordeel komt dat een andere insteek noodzakelijk is, het onvermijdelijk is deze koers te kiezen in weerwil van de inhoud van de opdrachtbevestiging. Hier wreekt zich wel dat verweerster haar eerst nogal algemene opdrachtbevestiging op verzoek van klager heeft herschreven tot een wel heel specifieke opdrachtbevestiging. Het had de voorkeur verdiend indien verweerster het doel van klager had verwoord, in plaats van een juridische route die zij nog niet goed doordacht had. Dat het gewijzigd inzicht eerst na zeven maanden is gekomen, verdient ook geen schoonheidsprijs. Dit is echter geen onderdeel van de klacht. Dat klager met de gewijzigde koers niet heeft willen instemmen, zoals hij aan verweerster heeft gemaild, is denkbaar, maar maakt niet dat verweerster van de hiervoor geschetste handelwijze een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Van een kwalitatief onvoldoende processtuk is de raad evenmin gebleken. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 25 september 2023
in de zaak 22-983/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over   
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 mei 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 16 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1946655/MK/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 juni 2023. Daarbij waren klager en verweerster, ter zitting bijgestaan door mr. [D], aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is een bestuurslid van vereniging De G.
2.2 Sinds 20 juni 2018 weigert de Kamer van Koophandel iedere opgave van de bestuursleden van vereniging De G in te schrijven. Klager, met medebestuurslid de heer B, hebben zich daarom tot verweerster gewend.
2.3 Op 1 juni 2021, aangepast op 3 juni 2021, heeft verweerster de opdrachtbevestiging aan klager (en het medebestuurslid: samen ook: klager) gestuurd. In de aangepaste opdrachtbevestiging zijn de werkzaamheden van verweerster op verzoek van haar cliënten als volgt gespecificeerd:

Ik zal namens u en de heer [B] de Kamer van Koophandel dagvaarden en hierin inschrijving van hen beiden in het handelsregister als bestuurder van [vereniging De G] vorderen.

2.4 Verweerster heeft op 14 juli 2021 een adviesmemo opgesteld voor klager. Daarop heeft klager met een brief van 22 juli 2021 gereageerd en vragen gesteld.
2.5 Verweerster heeft op 30 juli 2021 per e-mail aan klager laten weten:

Bij deze nog even de bevestiging dat ik de stukken in goede orde heb ontvangen.
Ik ben door drukke werkzaamheden nog niet eraan toegekomen alle stukken te bestuderen.
Ik tracht u komende week inhoudelijk te berichten.

2.6 Op 6 augustus 2021 heeft klager naar aanleiding van zijn e-mail met een vraag over de voortgang in hun zaak, een automatisch antwoordbericht van verweerster ontvangen. Daarin werd gemeld dat verweerster tot 27 augustus 2021 door vakantie afwezig was en zij sporadisch haar mail zou lezen. Voor spoed werd doorverwezen naar collega’s.
2.7 Op 31 augustus 2021 heeft verweerster aan klager gemaild dat zij door haar vakantie niet eerder kon reageren en heeft daarvoor haar excuses aangeboden. Ook heeft zij aangekondigd diezelfde week een concept brief voor de Kamer van Koophandel te zullen maken en die daarna aan klager te sturen voor een telefonische bespreking op 6 september 2021.
2.8 Op 1 september 2021 is mede namens klager aan verweerster gevraagd om die week een concept-dagvaarding toe te sturen.
2.9 In haar e-mail van 6 september 2021 heeft verweerster aan klager geschreven (waarbij enkele typfouten zijn gecorrigeerd; Rvd):

Graag leg ik onze afspraak van vandaag nog even vast. (…)

In uw laatste email stelt u dat er een dagvaarding zou worden opgesteld. Echter, zoals eerder aangekondigd is de eerste stap de KvK eerst nog eens aan te schrijven. Nu wij alle stappen en stukken hebben gecontroleerd en geconstateerd kan worden dat er een rechtsgeldige benoeming heeft plaatsgevonden. Ps na die weigering zou een stap naar de rechter aan de orde kunnen zijn.

Graag bespreek ik derhalve bijgaande brief vanmiddag met jullie zodat die die vandaag kunnen verzenden. (…)

Verweerster heeft de brief met daarin een hernieuwd verzoek tot inschrijving van de door de vereniging De G gekozen bestuursleden met instemming van klager verstuurd.
2.10 Op 16 december 2021 heeft verweerster, na op 9 december 2021 een voorstel daarvoor met 34 bijlagen van klager te hebben ontvangen, een sommatie naar de Kamer van Koophandel gestuurd met daarin een reactietermijn van een week.
2.11 Op 23 december 2021 heeft de secretaresse van verweerster namens haar desgevraagd aan klager laten weten nog geen reactie van de Kamer van Koophandel te hebben ontvangen en dat verweerster klager op de hoogte zal houden.
2.12 In haar e-mail van 10 januari 2022 heeft verweerster aan klager laten weten dat zij geen reactie van de Kamer van Koophandel heeft ontvangen en dat zij die week, zoals door klager op 7 januari 2022 verzocht, een concept-dagvaarding zal gaan maken.
2.13 Verweerster heeft een concept-dagvaarding met een verzoek tot verklaring van recht ex artikel 3:302 BW bij haar e-mail van 19 januari 2022 aan klager gevoegd. Daarin heeft zij niet de Kamer van Koophandel maar de vereniging De G als gedaagde partij genoemd en, anders dan eerder afgesproken, als vordering een verklaring voor recht geformuleerd. In de hierbij gevoegde e-mail heeft verweerster uitgebreid toegelicht dat zij na herbestudering en overleg met haar collega tot de conclusie is gekomen dat niet de Kamer van Koophandel maar de vereniging De G moet worden gedagvaard en waarom dat de beste optie is. Zij heeft voorgesteld om dit alles telefonisch met klager te bespreken.
2.14 Klager heeft in zijn e-mail van 20 januari 2020 aan verweerster laten weten dat hij en zijn medebestuurder niet akkoord gaan met haar gewijzigde aanpak en heeft haar verzocht om alsnog op korte termijn een concept-dagvaarding aan de Kamer van Koophandel te maken op basis van de sommatie van 16 december 2021. Diezelfde dag heeft verweerster daarop gereageerd per e-mail en daarin onder meer geschreven:

Ik begrijp uw weerstand, echter juridisch kan ik er niets aan veranderen. Het dagvaarden van de Kamer van Koophandel gaat niet bijdragen aan uw doel om inschrijving te bewerkstelligen. Er moet een declaratoir vonnis komen die bekrachtigt dat jullie bestuurder zijn geworden van de vereniging. Er is geen rechtsbetrekking met de Kamer van Koophandel. Derhalve kan de rechter niet bekrachtigen dat de kamer van Koophandel een betrokken partij is. De enige manier om aldus te bewerkstelligen dat de Kamer overgaat tot inschrijving, dit heb ik aldus geverifieerd met een rechter uit mijn netwerk, is de procedure in te steken op de voorgeschreven wijze.
 
Het opnieuw dagvaarden van de Kamer van koophandel zal wederom niet het doel treffen, inschrijving af te dwingen. Het zal u immers enkel op kosten jagen. (…)

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) zonder aankondiging drie weken afwezig te zijn;

Toelichting: Klager was sinds 22 juli 2021 aan het wachten op een reactie van verweerster op zijn e-mail van 21 juli 2021. Op of voor 6 augustus 2021 was verweerster drie weken onbereikbaar zonder klager daarover in lichten zodat ook geen afspraken zijn gemaakt over de voortgang van haar werk tijdens haar afwezigheid. Dit alles vindt klager respectloos en beledigend. Pas na lang aandringen heeft verweerster hem daarvoor telefonisch excuses aangeboden. In januari 2022 had verweerster hem ook niet geïnformeerd over een toen plaatsgevonden vakantie;
 
b) contractbreuk te plegen door niet te doen wat in de opdrachtbevestiging is afgesproken;

Toelichting: Zoals blijkt uit de opdrachtbevestiging van 1 juni 2021 was met verweerster afgesproken dat zij de Kamer van Koophandel zou dagvaarden om de inschrijving van de bestuurders van vereniging De G te vorderen. In het concept van verweerster van 9 september 2021 werd alleen een hernieuwd verzoek tot herinschrijving gericht aan de Kamer van Koophandel maar werd de Kamer van Koophandel niet gedagvaard. Die keuze heeft verweerster zonder toestemming van klager gemaakt en dat was in afwijking van de met haar afgesproken werkzaamheden. Ook zonder instemming van klager heeft verweerster een dagvaarding van vereniging de G gemaakt en pas op 19 januari 2022 uitgelegd waarom zij dat had gedaan. Verweerster had klager veel eerder over haar gewijzigde strategie moeten informeren, zodat klager al eerder de keuze had gehad om een andere advocaat te zoeken om de door hem voorgestane aanpak uit te voeren;

c) grove slordigheden op te nemen in de dagvaarding;

Toelichting: Volgens klager stonden daar drie grove slordigheden in en was randnummer 16 geschreven in onbegrijpelijke wartaal;

d) klager stukken te onthouden;

Toelichting: Op 13 mei 2022 heeft klager van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven als productie 13 bij het verweerschrift van de Kamer van Koophandel de sommatiebrief van verweerster van 23 december 2021 en de reactie daarop van de Kamer van Koophandel van 3 februari 2022 ontvangen. Die stukken had hij nog niet eerder van verweerster ontvangen.

4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
 
Klachtonderdeel a)

4.2 Verweerster geeft aan dat het weliswaar juist is dat zij, mede omdat zij voorafgaand aan haar vakantie Covid had gehad, was vergeten om aan klager te melden dat zij drie weken op vakantie zou gaan. Verlofdagen en vakanties meldt zij niet standaard aan cliënten omdat zij ook tijdens haar afwezigheid mobiel bereikbaar is. In het geval van klager heeft zij na haar terugkomst zowel per e-mail als telefonisch aan klager haar excuses aangeboden over haar afwezigheid. Ook heeft zij met klager afgesproken de zaak verder met voorrang te behandelen. Op het daarna door haar op 6 september 2021 opgestelde concept heeft klager pas op 13 december 2021 zijn akkoord gegeven. Welk belang van klager zij door haar drie weken afwezigheid zou hebben geschaad, is haar dan ook niet duidelijk geworden. Van fatale termijnen en een noodzaak om tijdens haar vakantie voor klager te handelen was ook geen sprake, aldus verweerster tijdens de zitting.

Klachtonderdeel b)

4.3 Van contractbreuk is geen sprake geweest. De opdrachtbevestiging is geen contract wat verweerster zou beperken om naar deskundigheid de aanpak in de zaak aan te passen. Klager heeft uitdrukkelijk schriftelijk ingestemd met de aangepaste handelwijze om eerst een brief naar de Kamer van Koophandel te sturen. Daarnaast heeft verweerster klager uitgebreid de wijziging van aanpak toegelicht in haar e-mail van 19 januari 2022 en in het aansluitende telefoongesprek. Omdat klager volhardde in zijn wens om de Kamer van Koophandel te dagvaarden, zoals eerst afgesproken, heeft verweerster, met de uitdrukkelijke mededeling dat zij die route te riskant vond, de dagvaarding aangepast. Daarna bleef de discussie aanhouden en wilde klager de declaratie niet betalen. Daarom heeft zij haar werkzaamheden opgeschort en dat is nog steeds het geval, aldus verweerster ter zitting.

Klachtonderdeel c)

4.4 De op 31 januari 2022 aan klager gestuurde dagvaarding was een concept dat besproken moest worden en nog gereviseerd. Tijdens de zitting van de raad heeft verweerster toegelicht dat het, door de met klager daarna ontstane discussie, nooit tot concretisering van de dagvaarding door haar is gekomen.
 
Klachtonderdeel d)

4.5 Verweerster betwist dat zij informatie of stukken voor klager heeft achtergehouden. Verweerster betwist ook dat zij of haar kantoor de brief van 3 februari 2022 van de Kamer van Koophandel heeft ontvangen. Klager heeft haar of de klachtenfunctionaris van haar kantoor daar ook niet eerder op gewezen. Voordat zij de dagvaarding ging maken, heeft zij telefonisch contact gezocht met de Kamer van Koophandel. Toen werd bevestigd dat haar brief van 23 december 2021 was ontvangen en daarop telefonisch zou worden gereageerd.

5 BEOORDELING

Maatstaf

5.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang toetst. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.2 Verder geldt dat de tuchtrechter bij de toetsing aan de normen die uit artikel 46 Aw volgen, ook de kernwaarden zal betrekken, zoals omschreven in artikel 10a Aw. De tuchtrechter is overigens niet gebonden aan de gedragsregels maar die regels zijn, gezien het open karakter van de wettelijke normen, ter invulling van deze normen wel van belang.
5.3 In de relatie met de cliënt is onder meer gedragsregel 16 lid 1 geformuleerd, waaruit volgt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte moet brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand daarover moet de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt bevestigen.
5.4 De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Heeft verweerster voldoende met klager gecommuniceerd?

5.5 Uit de stukken is de raad gebleken dat klager op 22 juli 2021 heeft gereageerd op de door verweerster op 14 juli 2021 toegezonden e-mail. Op 30 juli 2021 heeft verweerster aan klager laten weten dat zij door drukte nog niet had gereageerd maar hoopte dat zij die week daar nog aan toe zou komen. Verweerster heeft in haar verweer uitgelegd dat zij daarna door Covid is uitgevallen met aansluitend haar vakantie van drie weken, tot 27 augustus 2021. Alhoewel het beter was geweest dat verweerster klager had ingelicht over haar afwezigheid of hem daarover door haar secretaresse had laten informeren, is deze omissie niet dusdanig dat haar daarvan tuchtrechtelijk een verwijt wordt gemaakt. Klager wist na de ontvangst van de afwezigheidsmelding van verweerster op 6 augustus 2021 dat verweerster tot 27 augustus 2021 afwezig was. Indien zijn kwestie in zijn optiek dringend was, had klager daarna een e-mail aan verweerster kunnen sturen, die zij mogelijk ook tijdens haar vakantie had gelezen. Ook had klager contact kunnen opnemen met een collega van verweerster, zoals dat ook allemaal in haar afwezigheidsmelding stond vermeld. Dat klager dit heeft gedaan, is de raad niet gebleken. Nu ook verder niet is gebleken van dringende termijnen in de zaak van klager, verweerster meteen na haar vakantie in haar e-mail van 31 augustus 2021 voor de gang van zaken rondom haar vakantie aan klager haar verontschuldigingen heeft aangeboden en zij de zaak snel daarna weer heeft opgepakt, is in deze van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster richting klager geen sprake geweest. De raad zal daarom klachtonderdeel a) ongegrond verklaren.

Heeft verweerster klager voldoende geïnformeerd over haar gewijzigde strategie?

5.6 Het ligt op de weg van de advocaat, die op basis van zijn deskundigheid regie voert in de behandeling van de aan hem toevertrouwde belangen en procedures, om over de processtrategie en plan van aanpak helder en duidelijk met de cliënt te communiceren. Tijdens de behandeling van een zaak kan een advocaat tot het oordeel komen dat een koerswijziging noodzakelijk is. Als partijdig advocaat is het zelfs een verplichting van de advocaat om van strategie te veranderen als dat nodig is en de cliënt daarover duidelijk te informeren en het belang van die koerswijziging uit te leggen.
5.7 De raad stelt verder voorop dat in een opdrachtbevestiging onder meer de door de advocaat te verrichten werkzaamheden worden bevestigd. Een advocaat gaat daarmee een inspanningsverplichting aan, niet een resultaatsverplichting zoals klager lijkt te betogen. Aan die inspanningsverplichting heeft verweerster naar het oordeel van de raad voldaan. Daarvoor is het volgende van belang.
5.8 Uit de overgelegde correspondentie, voor zover relevant opgenomen onder de feiten, is de raad gebleken dat verweerster klager heeft meegenomen in haar gewijzigde visie ten aanzien van de noodzakelijke juridische route om het door klager gewenste doel te bereiken, namelijk de inschrijving van de bestuursleden van vereniging De G door de Kamer van Koophandel. Zo heeft verweerster in haar e-mails van 3 augustus 2021 en 6 september 2021 aan klager uitgelegd dat zij eerst een brief aan de Kamer van Koophandel zal sturen en pas daarna een eventuele dagvaarding van de Kamer van Koophandel speelt. Met instemming van klager heeft verweerster de brief met herinschrijvingsverzoek aan de Kamer van Koophandel gestuurd en op 16 december 2021 gerappelleerd. Omdat een reactie uitbleef, heeft verweerster op 19 januari 2022 bij haar e-mail aan klager een concept-dagvaarding gevoegd. In haar begeleidende e-mail heeft zij klager uitgelegd dat en waarom zij in die concept dagvaarding een andere juridische insteek heeft gekozen dan eerst met klager was besproken maar waarmee zij het door klager gewenste doel beter kon bereiken. De raad is van oordeel dat wanneer een advocaat gaandeweg tot het oordeel komt dat een andere insteek noodzakelijk is, het onvermijdelijk is deze koers te kiezen in weerwil van de inhoud van de opdrachtbevestiging. Hier wreekt zich wel dat verweerster haar eerst nogal algemene opdrachtbevestiging op verzoek van klager heeft herschreven tot een wel heel specifieke opdrachtbevestiging. Het had de voorkeur verdiend indien verweerster het doel van klager had verwoord, in plaats van een juridische route die zij nog niet goed doordacht had. Dat het gewijzigd inzicht eerst na zeven maanden is gekomen, verdient ook geen schoonheidsprijs. Dit is echter geen onderdeel van de klacht. Dat klager met de gewijzigde koers niet heeft willen instemmen, zoals hij op 20 januari 2022 aan verweerster heeft gemaild, is denkbaar, maar maakt niet dat verweerster van de hiervoor geschetste handelwijze een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad zal daarom klachtonderdeel b) ongegrond verklaren.

Heeft verweerster een ondermaats processtuk opgesteld?

5.9 Uit de stukken en de verklaringen tijdens de zitting is de raad gebleken dat verweerster op 19 januari 2022 een concept dagvaarding aan klager heeft gestuurd met de bedoeling om de inhoud daarvan met hem te bespreken. Het had daarna op de weg van klager gelegen om op eventuele slordigheden of onduidelijkheden in dat concept te reageren zodat verweerster die kon verwerken in de definitieve dagvaarding. Tot het versturen van een dagvaarding is het niet meer gekomen omdat partijen daarna, wegens hun verschil van inzicht over de te volgen strategie, niet meer verder zijn gegaan met elkaar. Van een laakbaar handelen door verweerster in deze is aldus geen sprake geweest. De raad zal daarom klachtonderdeel c) eveneens ongegrond verklaren.

Heeft verweerster klager stukken en informatie onthouden?

5.10 De juistheid van dit verwijt kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen en daarom ook niet de gegrondheid van het verwijt. Partijen staan op dit punt lijnrecht tegenover elkaar. Dat betekent dat verweerster hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt en klachtonderdeel d) ongegrond zal worden verklaard.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. A.W. Siebenga en S.J. de Vries, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.

griffier                                                                                                                                                  voorzitter
 
Verzonden d.d. 25 september 2023