ECLI:NL:TADRSGR:2023:215 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-579/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:215 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-10-2023 |
Datum publicatie: | 19-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-579/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een huurgeschil kennelijk ongegrond. Van intimidatie of bedreiging is de voorzitter niet gebleken. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
18 oktober 2023
in de zaak 23-579/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 29 augustus 2023 met kenmerk K116 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 4 (procedureel). Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van klager van 31 augustus 2023.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld in een conflict over de verhuur of bruikleen van een ruimte.
Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager.
1.2 Op 2 juni 2023 heeft verweerder namens de wederpartij een e-mail aan klager
gestuurd en onder meer geschreven:
“Om te beginnen heeft u het (steeds) over een huurovereenkomst die u met cliënte zou
hebben gesloten. Dit is echter onjuist; u heeft een bruikleenovereenkomst gesloten.
Verder wenst u kennelijk de vanaf 24 januari 2023 teveel afgeboekte bruikleenvergoedingen
gerestitueerd te krijgen. Daarvan zal echter geen sprake zijn. Zolang de formele oplevering
(inclusief sleuteloverdracht) immers niet heeft plaatsgevonden, bent en blijft u de
bruikleenvergoeding verschuldigd.
Nu blijkt u voorts tussentijds kennelijk een aantal maandbedragen te hebben gestorneerd,
als gevolg waarvan cliënte dus een vordering op u heeft. Ik verzoek u dan ook, zo
nodig met kracht der sommatie, de gestorneerde bedragen alsnog binnen acht dagen na
heden aan cliënte te voldoen, alsmede binnen dezelfde termijn aan te geven wanneer
de oplevering met sleuteloverdracht (zo kort mogelijk nadien!) kan plaatsvinden, zodat
de zaken kunnen worden afgewikkeld. Draagt u daarvoor tijdig zorg, dan zal ik de buitengerechtelijke
incassokosten achterwege laten.”
1.3 Op 4 juni 2023 hebben klager en verweerder vervolgens als volgt via e-mail
met elkaar gecorrespondeerd:
Klager om 13:36 uur: “Dank voor uw bericht. Zou u mij uw dagvaarding ook digitaal
willen doen toekomen? U hoeft bij datumbepaling geen rekening te houden met mijn verhinderdata.”
Verweerder om 14:04 uur: “Ik begrijp u niet.”
Klager om 14:09 uur: “wat niet?”
Verweerder om 14:13 uur: “U heeft het over een dagvaarding. Waar heb ik ’t in mijn
eerdere mail over een dagvaarding? Met andere woorden, waar heeft u ’t over?”
Klager om 15:04 uur: “Welke andere route ziet u?”
Verweerder om 16:40 uur: “De (enige) route heb ik toch duidelijk beschreven?”
Klager om 17:52 uur: “uw cliënt betaalt me de onterecht afgeschreven huur van 24 januari
t/m 7 mei 2023 terug?”
Verweerder om 17:54 uur: “U dient echt beter te lezen. Volgens mij spreekt mijn email
toch zeer duidelijke taal.”
Klager om 18:03 uur: “Hoe denkt u de standpunten van uw cliënt in overeenstemming
te brengen met de mijn zonder de rechter om een oordeel te vragen?”
Verweerder om 18:14 uur: “Waarover dien ik een oordeel van de rechter te vragen?”
Klager om 18:54 uur: “Om een oordeel te vragen in het geschil dat uw cliënt met mij
heeft”
Verweerder om 19:06 uur: “Als u niet betaalt, dan zal vanzelfsprekend een incasso
volgen, prima. Aangezien u thans dus kennelijk niet wenst mee te werken aan een formele
oplevering, maar de ruimte inmiddels al wel, zoals door u zelf bevestigd, hebt verlaten,
dan zal ik cliënte morgen aangeven dat de ruimte gereed kan worden gemaakt voor gebruik
door een ander.”
1.4 Op 4 juni 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.5 Op 5 juni 2023 hebben klager en verweerder als volgt (voor zover relevant)
via e-mail met elkaar gecorrespondeerd:
Verweerder om 19:35 uur: “(…) Volgens uw eigen bevestiging heeft u de ruimte verlaten
en daarnaast betaalt u ook niet meer, dus dat onderschrijft uw bevestiging. Met andere
woorden, de ruimte wordt, zoals ik eerder aankondigde, gereed gemaakt voor gebruik
door een ander.”
Klager om 20:03 uur: “Maar om uw schokkende gebrek aan kennis wat bij te spijkeren:
met uw advies (vandaag?) aan uw cliënt adviseert u [wederpartij] mijn woning te betreden
zonder mijn toestemming. Dat is strafbaar gesteld bij artikel 138 van het wetboek
van strafrecht; huisvredebreuk. Om die wederrechtelijke handeling te verwezenlijken
zal uw cliënt mijn slot moeten vernielen. Dat is strafbaar gesteld bij artikel 350
van het wetboek van strafrecht. (…) Zo u beoogt binnen de grenzen der wet te blijven
kun u uw cliënt, zoals ik reeds op 23 januari gedaan heb, adviseren deze ontruiming
overeenkomstig artikel 555 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering uit te
oefenen.
Verweerder om 20:18 uur: “(…) O, u erkent hiermee eindelijk dus inderdaad nog steeds
in de ruimte te wonen terwijl u niet betaalt? Dank u, dat wilde ik graag (nogmaals)
formeel bevestigd zien en hiermee dus een feit.(…)”
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft in een intimiderende e-mail gedreigd ‘eigengerechtig’ te gaan
optreden door zonder klagers toestemming zijn woning te betreden en zijn slot te vernielen.
Klager heeft daartoe de e-mailcorrespondentie met verweerder van 2 en 4 juni 2023
overgelegd.
2.2 Klager stelt dat hij sinds 16 september 2022 in een huurconflict is verwikkeld.
Zijn verhuurder (de wederpartij) betreedt zonder klagers toestemming of medeweten
zijn kamer. Toen klager dit op 16 september 2022 ontdekte heeft hij het slot vervangen.
De wederpartij eist nu de sleutel op en heeft de huurovereenkomst opgezegd. Sindsdien
ontvangt klager met enige regelmaat het dreigement dat de wederpartij gaat inbreken
in klagers kamer. Klager stelt dat verweerder zijn cliënt heeft geadviseerd een strafbaar
feit jegens klager te plegen: ‘klaarmaken voor gebruik door een ander’ kan volgens
klager niets anders betekenen dan dat zijn slot zal worden geforceerd.
2.3 Klager stelt dat verweerder de autoriteit die uitgaat van zijn titel en functie
misbruikt om het onwettig handelen van zijn cliënt te faciliteren. Verweerder dient
zijn cliënt te corrigeren indien deze blijk geef van een evident verkeerd begrip van
de wet. Klager heeft daarbij gewezen op de stelling van (verweerder namens) de wederpartij
dat sprake zou zijn van een bruikleenovereenkomst. Klager heeft verder gewezen op
twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam waarin voor identieke contracten is geoordeeld
dat het om huurovereenkomsten gaat, aldus klager.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Voorop staat dat een advocaat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid
geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg
met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt
worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij,
(b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs
kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de
belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk
doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen
aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het
algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden
is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af
te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan
hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt.
Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd
zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken,
onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Beoordeling klacht
4.2 Klager klaagt over de uitlatingen van verweerder in zijn e-mail(s) van 4 juni
2023. De voorzitter is van oordeel dat het verweerder vrij stond om in het belang
van zijn cliënte, die tot een oplossing van het geschil met klager wilde komen, te
handelen zoals hij heeft gedaan. Van intimidatie of bedreiging is de voorzitter niet
gebleken. Dat verweerder de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid als advocaat
van de wederpartij heeft overschreden, is de voorzitter niet gebleken.
4.3 Datzelfde geldt voor verweerders uitlatingen in zijn e-mails van 5 juni 2023.
Verweerder heeft als partijdig belangenbehartiger het standpunt van zijn cliënt verwoord.
Dat stond hem vrij. Dat dat standpunt evident onjuist of onpleitbaar is, is de voorzitter
niet gebleken.
4.4 De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.5 Op 31 augustus 2023 heeft klager in aanvulling de volledige e-mailcorrespondentie
tussen klager en verweerder in de periode van 2 juni 2023 tot en met 31 augustus 2023
overgelegd. De relevantie volgens klager is dat hieruit blijkt dat verweerder tot
op heden geen rechtsmaatregelen heeft getroffen, zoals hij wel had beloofd. Klager
stelt dat hij hierdoor in een onzekere situatie verkeerd en dat het gedreig van de
cliënt van verweerder om ‘eigengerechtig’ op te treden onverminderd doorgaat.
4.6 De voorzitter overweegt dat klager heeft nagelaten duidelijk te maken waar
verweerder in deze door klager overgelegde correspondentie klachtwaardig heeft gehandeld.
Het is niet aan de voorzitter om in de drie maanden beslaande e-mailcorrespondentie
te gaan speuren naar wat klager klachtwaardig acht. Voor zover klager stelt dat door
verweerder geen rechtsmaatregelen zijn getroffen en klager daardoor (nog steeds) in
een onzekere situatie verkeerd, geldt dat het niet aan klager is om te bepalen of
en wanneer de wederpartij (rechts)maatregelen dient te treffen.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023.