ECLI:NL:TAHVD:2023:178 Hof van Discipline 's Gravenhage 230095

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:178
Datum uitspraak: 20-10-2023
Datum publicatie: 27-10-2023
Zaaknummer(s): 230095
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. Verweerder heeft als ‘dominus litis’ de ruimte klager bij te staan op een wijze die hem goeddunkt. Verweerder is daarom niet verplicht gevolg te geven aan verzoeken van klager om de door hem gewenste standpunten in te nemen. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

Beslissing van 20 oktober 2023

in de zaak 230095

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 20 maart 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-860/A/A). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2023:54 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 5 april 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

  • de stukken van de raad;
  • het verweerschrift.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 25 augustus 2023. Daar zijn klager en verweerder verschenen en hebben beiden het woord gevoerd. Klager heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

3 FEITEN

3.1 Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat om de volgende feiten.

3.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafrechtprocedure bij de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank).

3.3 Op 26 januari 2021 heeft verweerder aan klager een brief gestuurd over de te volgen verdedigingsstrategie in de zaak van klager. Verweerder schrijft in deze brief, voor zover relevant, het volgende:

“(…) Zoals - meermaals in het verleden - gezegd kan ik uw aantijgingen jegens [S] niet onderbouwen c.q. bewijzen. Wij kwamen dan ook overeen dat ik zulks ook niet zal trachten te doen op zitting, doch mij zal focussen op de juridische merites in uw zaak, te weten de vraag of belaging bewezen kan worden alsmede welke sanctie er kan worden opgelegd (…) Tot slot breng ik u in herinnering dat ik u afraad uw aantijgingen jegens [S] te herhalen op zitting. Dit kan immers het beeld bevestigen dat het Openbaar Ministerie van u zal schetsen op zitting. Desgewenst kan u uiteraard benoemen dat bepaalde data in de processen-verbaal niet kloppen, echter voor uw verdediging zal dit niet zaligmakend zijn. Wel zal ik nog beoordelen in hoeverre aan deze fouten bewijsrechtelijke consequenties kunnen worden verbonden voor zover zij betrekking hebben op ambtsedige opgemaakte processen-verbaal.”

3.4 In een Pro Justitia rapportage psychologisch onderzoek van 20 januari 2021 betreffende klager is, voor zover relevant, de volgende tenlastelegging weergegeven:

“tenlastegelegd wordt dat hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 25 april 2017 tot en met 28 oktober 2020 te Amsterdam en/of Nieuwerkerk aan de IJssel en/of Lekkerkerk, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [S], door (sinds 25 april 2017) bovengemiddeld veel e-mails (vanaf emailadres A) naar voornoemde [S] en/of het zakelijke en/of professionele netwerk van voornoemde [S] en/of derden te versturen (daarmee een op 8 augustus 2017 door de strafrechter(s) opgelegd contactverbod met voornoemde [S] overtredend) en/of (…) viermaal, althans meermalen (waarvan eenmaal ondanks (een) door voornoemde [S] aan verdachte verstuurd(e) stopbrief en/of stopbericht via sms) brieven aan voornoemde [S] te schrijven en/of te versturen en/of aan het woonadres van voornoemde [S] langs te brengen en/of via sms te reageren op een door voornoemde [S] gestuurd 'stopbericht', (telkens) met het oogmerk die [S}, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen (…).”

​​​​​​​3.5 De tenlastelegging in de dagvaarding voor klager voor de zitting van 29 januari 2021 luidt, voor zover relevant:

“(…) hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 25 april 2017 tot en met 28 oktober 2020 te Amsterdam en/of Nieuwerkerk aan de IJssel en/of Lekkerkerk, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [S] door - (sinds 25 april 2017) bovengemiddeld veel e-mails (vanaf emailadres Al) naar voornoemde [S] en/of het zakelijke en/of professionele netwerk van voornoemde [S] en/of derden te versturen en/of (…) viermaal, althans meermalen (waarvan eenmaal ondanks (een) door voornoemde [S] aan verdachte verstuurd(e) stopbrief en/of stopbericht via sms) brieven aan voornoemde [S] te schrijven en/of te versturen en/of aan het woonadres van voornoemde [S] langs te brengen en/of via sms te reageren op een door voornoemde [S] gestuurd 'stopbericht', (telkens) met het oogmerk die [S], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen (…);”

​​​​​​​3.6 In de Pro Justitia rapportage van 20 januari 2021 betreffende klager is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

“(…) Beschikbare en geraadpleegde stukken: Proces-verbaal (…); (…), Uittreksel uit justitieel documentatieregister, 30 oktober 2020 (..)”.

​​​​​​3.7 Op 29 januari 2021 heeft de zitting bij de rechtbank plaatsgevonden, waarna vonnis is gewezen.

​​​​​​​3.8 Verweerder heeft namens klager hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.

​​​​​​​3.9 Op 16 juni 2021 heeft de opvolgend advocaat van klager (hierna: mr. P) in een e-mailbericht aan verweerder een overnameverzoek gedaan. In reactie hierop heeft verweerder op 17 juni 2021 aan mr. P, voor zover relevant, het volgende bericht:

“(…) Op verzoek van [verweerder] bericht ik u dat de zaak van [klager] een digitaal dossier betreft. Wanneer u zich stelt, zult u het dossier spoedig via het digitale advocatenportaal kunnen raadplegen (…).”

​​​​​​​3.10 Op 18 juni 2021 heeft verweerder aan mr. P per e-mail het volgende bericht:

“(…) inzake [klager] deel ik u mede dat er op 29 juni om 9:50 uur een pro forma zitting gepland staat op het gerechtshof Amsterdam (…)”. Tevens is een bijlage bij dit e-mailbericht gevoegd en verweerder geeft in dit bericht enkele inhoudelijke toelichtingen op de zaak van klager aan mr. P.

​​​​​​​3.11 Op 29 juni 2021 heeft een pro forma zitting bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof) plaatsgevonden.

​​​​​​​3.12 Op 14 juli 2021 heeft verweerder aan mr. P per e-mail het volgende bericht:

“bijgaand doe ik u onderstaande mail met bijlage toekomen van [het hof] inzake [klager].”

Bij het e-mailbericht is een e-mailbericht van het hof van 14 juli 2021, gericht aan verweerder, gevoegd met onderwerp

“(…) PV 29 juni 2021”.

In reactie hierop heeft mr. P aan verweerder per e-mailbericht van 19 juli 2021, voor zover relevant, het volgende geschreven:

“(..) Dank voor uw doorzending. Vreemd dat dit naar u is verzonden. Heb het nog even nagevraagd, maar ik zou al sinds 23 juni jl. staan gesteld. Overigens begon de raadkamerzitting op 29 juni jl. om 9:15 en niet om 9:50. Vandaar dat ik nog niet op de raadkamerzitting was. Wel jammer dat ze me niet hebben gebeld. Ik was vlakbij. Maar dat zal ermee te maken hebben dat mijn stelbrief nog niet was verwerkt.”

​​​​​​​​​​​​​​3.13 Op 27 april 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

4 KLACHT

​​​​​​​4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

  1. Verweerder heeft klager niet goed verdedigd door niets te doen met de door klager aangedragen fouten in het politiedossier;
  2. Verweerder heeft het vijf weken laten duren voordat het strafdossier van klager werd overgedragen aan zijn opvolgend advocaat;
  3. Verweerder heeft een verkeerde tijd aan klager doorgegeven voor de zitting van 29 juni 2021 als gevolg waarvan klager zonder advocaat ter zitting is verschenen;
  4. Verweerder heeft klager geen afschrift van de dagvaarding gestuurd;
  5. Verweerder heeft niets gedaan met twee afwijkende tenlasteleggingen;
  6. Verweerder heeft niets gedaan met een niet bestaand contactverbod;
  7. Verweerder heeft niets gedaan met bewijs valse aangiften.

5 BEOORDELING

overwegingen raad

​​​​​​​5.1 De raad heeft bij de beoordeling – kort samengevat – de vrijheid van de advocaat de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt vooropgesteld.

​​​​​​​5.2 De raad heeft klachtonderdelen a) en g) gezamenlijk besproken. De raad heeft vastgesteld dat verweerder de te volgen verdedigingsstrategie zorgvuldig met klager heeft doorgenomen en dat hierover tussen klager en verweerder ook afstemming heeft plaatsgevonden. Het stond daarbij verweerder vrij met de door klager aangedragen punten niets te doen, zoals hij ook aan klager heeft toegelicht. De raad acht klachtonderdelen a) en g) daarom ongegrond.

​​​​​​​5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat het overnameverzoek van mr. P dateert van 16 juni 2021 en dat verweerder hem op 17 juni 2021 heeft bericht dat het dossier digitaal beschikbaar was via het advocatenportaal. Verweerder heeft daarmee volgens de raad het dossier op adequate wijze overgedragen aan de opvolgend advocaat. De raad heeft dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaard.

​​​​​​​5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c) overweegt de raad dat uit het feitenrelaas blijkt dat mr. P niet aanwezig was op de pro forma zitting bij het gerechtshof van 29 juni 2021. In het e-mailbericht van 19 juli 2019 van mr. P aan verweerder merkt mr. P op dat hij niet op de hoogte was van het gewijzigde tijdstip, mogelijk omdat zijn stelbrief niet goed was verwerkt door het gerechtshof. De raad acht deze uitleg voorstelbaar. Daarbij volgt uit niets dat verweerder hierin enig aandeel heeft gehad. De raad acht dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

​​​​​​​5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d) overweegt de raad dat klager dit verwijt niet heeft onderbouwd, terwijl van klachtwaardig handelen door verweerder niet is gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

​​​​​​​5.6 De raad heeft klachtonderdeel e) en f) gezamenlijk besproken. De raad gaat ervan uit dat deze klachtonderdelen zo moeten worden begrepen dat klager van mening is dat hij door verweerder in zijn belang is geschaad, nu het Pro Justitia rapport zou uitgaan van onjuiste feiten (een tenlastelegging met daarin een niet bestaand contactverbod) en dat verweerder hiermee iets had moeten doen in zijn verdediging. Ten tijde van de pro forma zitting beschikte het gerechtshof volgens verweerder niet over het dossier en zag verweerder zich daarom genoodzaakt een mondelinge samenvatting te geven van de inhoud. Daarbij heeft verweerder verzuimd het verschil tussen de tenlasteleggingen en het niet bestaande contactverbod te noemen. Verweerder heeft het gerechtshof daarover echter op een later moment alsnog ingelicht. Verweerder heeft volgens de raad genoegzaam aangevoerd dat de door klager gesignaleerde omissie niet van invloed is geweest bij de beoordeling van de voorlopige hechtenis door het gerechtshof. Klager is daardoor niet in zijn belangen geschaad door het handelen van verweerder. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder jegens klager is niet komen vast te staan. De raad heeft daarom klachtonderdelen e) en f) ongegrond verklaard.

beroepsgronden

​​​​​​​5.7 Klager voert aan dat de beslissing van de raad dient te worden vernietigd en dat zijn klachten alsnog gegrond dienen te worden verklaard. Klager wijst – voor zover bij de beoordeling relevant – erop dat verweerder hem niet goed heeft bijgestaan en onvoldoende heeft gedaan met de informatie die hij aan verweerder heeft aangeleverd.

verweer in beroep

​​​​​​​5.8 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de door klager aangevoerde beroepsgronden verworpen dienen te worden en dat de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

beoordeling hof

​​​​​​​5.9 Het hof ziet op basis van de beroepsgronden en het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Hieraan voegt het hof toe dat verweerder als ‘dominus litis’ de ruimte heeft klager bij te staan op een wijze die hem goeddunkt. Verweerder is daarom niet verplicht gevolg te geven aan verzoeken van klager om de door hem gewenste standpunten in te nemen. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt het hoger beroep van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 20 maart 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 22-860/A/A.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.E.M. Röttgering en P.J.G. van den Boom , leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 20 oktober 2023 .