ECLI:NL:TGZRAMS:2023:237 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5434

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:237
Datum uitspraak: 27-10-2023
Datum publicatie: 27-10-2023
Zaaknummer(s): A2023/5434
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft klaagster gezien wegens problemen met borstprothesen. Enkele weken daarna wordt tijdens een second opinion kanker geconstateerd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg a) nalatigheid omdat hij de diagnose heeft gemist en b) dat hij haar onheus heeft bejegend. Gelet op de uitkomst van de echo was er op dat moment geen noodzaak verder onderzoek te doen. Onheuse bejegening kan niet worden vastgesteld. Beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 27 oktober 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klaagster,


tegen


C,
Plastisch chirurg,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de plastisch chirurg,
gemachtigde: mr. M.F. Mooibroek, werkzaam te Utrecht.


1. De zaak in het kort
1.1 Verweerder heeft klaagster als plastisch chirurg gezien op 30 augustus 2022, nadat zij door haar huisarts is doorverwezen wegens problemen met haar borstprothesen. Enkele weken daarna wordt tijdens een second opinion kanker geconstateerd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg a) nalatigheid omdat hij de diagnose heeft gemist en b) dat hij haar onheus heeft bejegend. De plastisch chirurg voert verweer.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.


2. De procedure
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 februari 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen.


2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.


3. Waar gaat de zaak over?
3.1 Klaagster, geboren in 1963, heeft in 1989 een borstvergroting gehad en sindsdien meerdere prothese wissels. Op 26 augustus 2022 is zij gezien op de spoedeisende hulp vanwege koorts en een rode pijnlijke borst. Gedacht werd aan een infectie. Er is met antibiotica gestart en een afspraak gemaakt voor een echo.

3.2 Op 30 augustus 2022 is klaagster gezien door verweerder, die sinds 2010 als plastisch chirurg in het E (hierna: het ziekenhuis) werkt. Klaagster is door haar huisarts verwezen wegens pijnklachten/problemen met haar borstprothesen.
Op de kort voor deze afspraak gemaakte echo werden door de radioloog geen duidelijke afwijkingen gezien. De plastisch chirurg spreekt na lichamelijk onderzoek met klaagster over verwijdering van de prothesen dan wel een borstlift en afgesproken wordt dat klaagster na twee weken opnieuw contact opneemt.

3.3 In het medisch dossier is over dit consult het volgende opgenomen:
“(…) 30-08-2022 (…) Polikliniek: eerste consult (…)
pijn mammae sinds 2014.
psychiater helpt haar van med af te krijgen. moeder overleden, hond…
O/
gevoelig, re meer dan li.
soepel kapsel bdz.
b/
voorstel – verwijderen prothesen. geen mastopexie bdz. geen garantie op verlichting pijnklachten.
mw. is er niet mee eens, wilt graag een borstlift.
ga ik niet doen ivm mogelijk exacerbatie pijnklachten.
co 2 wk – wilt erover nadenken. (…)”

3.4 Klaagster bezoekt in oktober 2022 een ander ziekenhuis in het kader van een second opinion. Daar wordt onderzoek gedaan en de diagnose lymfoomkanker in het borstprothesekapsel gesteld. Klaagster verwijt de plastisch chirurg nalatigheid omdat hij de diagnose heeft gemist en zij voelt zich onheus door hem bejegend.

4. De overwegingen van het college Welke criteria gelden bij de beoordeling?
4.1 De kern van de klacht is dat de plastisch chirurg de diagnose kanker heeft gemist. Het missen van de juiste diagnose betekent niet altijd dat er tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Daarvan is alleen sprake als de wijze waarop een arts tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende zorgverlener mag worden verwacht. Met andere woorden: als er onvoldoende of onzorgvuldig onderzoek is gedaan of als de arts op basis van de uitslagen van het onderzoek in redelijkheid niet tot de achteraf onjuiste diagnose heeft kunnen komen. Dat is een zakelijke beoordeling, wat niet wegneemt dat het college oog heeft voor het verdriet van klaagster vanwege het geconfronteerd worden met deze ziekte. Bij de te maken beoordeling wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap op dat moment en de voor de arts geldende beroepsnormen. Kennis achteraf kan daarbij niet in aanmerking worden genomen.


Klachtonderdeel a (missen diagnose)
4.2 Uit het dossier blijkt dat de plastisch chirurg tijdens het consult van 30 augustus 2022 lichamelijk onderzoek heeft verricht. Hij heeft mede op basis van de uitkomst van de kort voor het consult gemaakte echo, waarop geen bijzonderheden te zien waren, afgezien van verder onderzoek en het voorstel gedaan tot verwijdering van de prothesen. Gelet op de uitkomst van de echo was er op dat moment geen noodzaak verder onderzoek te doen. Daarbij geldt dat de wetenschap van het verdere beloop van de klachten van klaagster buiten beschouwing moet worden gelaten. Hoewel ook een andere inschatting mogelijk was geweest, kan het college niet vaststellen dat de plastisch chirurg niet is gebleven binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening.


Klachtonderdeel b (onheuse bejegening)
4.3 Klaagster heeft gesteld dat zij zich onbegrepen en niet gehoord voelde, dat de plastisch chirurg geen empathie toonde en dat hij haar heeft weggestuurd ‘als een zeurend klein kind’. De plastisch chirurg betwist dat zijn bejegening niet passend of niet respectvol was. Om over een bepaalde gedraging een oordeel te kunnen geven, moet vast staan dat die gedraging heeft plaatsgevonden. Het college kan in dit geval niet vaststellen dat de plastisch chirurg klaagster inderdaad onheus heeft bejegend. Klager en de plastisch chirurg hebben verschillende lezingen over de bejegening door de plastisch chirurg en het college kan niet bepalen welke versie de juiste is. Er was niemand anders bij het gesprek aanwezig en in de stukken zijn geen aanwijzingen te vinden die één van beide versies ondersteunen. Dit onderdeel van de klacht moet, wegens het ontbreken van een vaststaande feitelijke grondslag, ongegrond worden verklaard.

Slotsom
4.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn.

5. De beslissing
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door P.M. de Keuning, voorzitter, L.W.M. Creemers, lid-jurist, J.F.M. Heuff-Macaré van Maurik, D.J.O. Ulrich en D. Boerma, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.