ECLI:NL:TGZRAMS:2023:233 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5498

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:233
Datum uitspraak: 20-10-2023
Datum publicatie: 20-10-2023
Zaaknummer(s): A2022/5498
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij ten onrecht geen kijkoperatie aan zijn knie wilde uitvoeren. Klager heeft sinds een ongeluk in 2000 invaliderende klachten aan zijn rechter knie. Sinds januari 2022 is klager rolstoelafhankelijk geworden. Na diverse artsen te hebben geraadpleegd kwam klager in september 2022 op consult bij de orthopedisch chirurg. Deze oordeelde na diverse onderzoeken, waaronder een MRI, dat de klachten van klager niet pasten bij een meniscusletsel. Hij adviseerde klager te starten met revalidatie en plaatste een intra-articulaire injectie met corticosteroïden in de knie. Tevens heeft de voornoemde arts aan de huisarts van klager teruggekoppeld dat hij klager mogelijk moest verwijzen naar een internist vanwege de opvallend glanzende huid, dit kon mogelijk duiden op een auto-immuunaandoening. Klager voerde aan dat een gescheurde meniscus als oorzaak van zijn klachten niet kan worden uitgesloten op basis van de uitgevoerde onderzoeken. Het college overweegt het volgende. Volgens de toepasselijke richtlijn Arthroscopie van de knie dient er geen kijkoperatie te worden verricht zonder aanvullende informatie uit anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek (zoals een MRI-scan). Deze informatie zal de diagnose moeten ondersteunen voor de beslissing over het al dan niet uitvoeren van een kijkoperatie. In het geval van klager bleek uit de anamnese en het lichamelijk onderzoek dat er geen sprake was van hydrops of een slotstand van de knie. Verder zijn er meerdere MRI-scans gemaakt waarop ook geen aanwijzingen te zien waren voor het bestaan van meniscusletsel of overig intra-articulair letsel. De orthopedisch chirurg heeft daarom conform de richtlijn geoordeeld dat er in dat geval geen indicatie was voor een kijkoperatie. Voorts week het klinisch beeld van klager niet af van de uitkomst van de MRI-scan. De klacht is kennelijk ongegrond.

A2023/5498

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 20 oktober 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
orthopedisch chirurg, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de orthopedisch chirurg, gemachtigde: mr. G.J. Verduijn, werkzaam te 
Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1   Klager heeft sinds een scooterongeluk in 2000 invaliderende klachten aan zijn rechterknie. In 
september 2022 kwam klager voor het eerst bij de orthopedisch chirurg terecht. Klager wilde graag 
een kijkoperatie aan zijn knie omdat verschillende artsen in de jaren daarvoor geen oorzaak hadden 
kunnen vinden voor zijn klachten. De orthopedisch chirurg heeft klager onderzocht en geconcludeerd 
dat er op basis van de onderzoeken geen aanwijzingen waren voor aantoonbare afwijkingen in de knie 
en dat er geen medische indicatie was om een kijkoperatie te verrichten. Klager verwijt de 
orthopedisch chirurg dat hij ten onrechte geen kijkoperatie wil uitvoeren bij hem.

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent 
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht 
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is 
gekomen.

2. De procedure
2.1  Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
-  het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 maart 2023;
-  het verweerschrift met de bijlagen;
-  het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 6 juli 2023.

2.2   Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak 
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1   Klager, geboren in 1979, had door een scooterongeluk in 2000 al jarenlang klachten aan zijn 
rechterknie. Hij kon sinds het ongeluk niet meer rennen, zijn knie niet meer goed buigen en had 
veel pijn. De afgelopen jaren namen de klachten toe en begon klager ook klachten te krijgen aan 
zijn linkerknie.

3.2   Klager had zich de afgelopen jaren tot verschillende artsen gewend die hem onderzocht hebben. 
In het D werd na onderzoek, waaronder een MRI-scan, vastgesteld dat er sprake was van 
post-traumatisch beenmergoedeem. De behandelend orthopedisch chirurg oordeelde dat er geen goede 
verklaring was voor het aanwezige beenmergoedeem en dat er, gezien de uitkomsten van de MRI-scan, 
geen medische indicatie was voor een (kijk-)operatie. Hij verwees klager naar de revalidatiegeneeskunde.

3.3   Een second opinion door een orthopedisch chirurg bij E stelde vast dat er sprake was van 
invaliderende knieklachten beiderzijds, ernstige dystrofie, osteoporose en functiebeperking. Deze 
orthopedisch chirurg verwees klager terug naar het D en adviseerde een behandeling door een 
multidisciplinair team, waaronder een revalidatiearts, internist en psycholoog. Vanaf januari 2022 
is klager rolstoelafhankelijk geworden.

3.4   Op 14 september 2022 vond het eerste consult plaats bij de orthopedisch chirurg, verweerder, 
in de F in B. Klager was door zijn huisarts opnieuw verwezen omdat hij niet tevreden was over de 
second opinion. Hij zag een kijkoperatie als zijn laatste hoop om een oorzaak te vinden voor zijn 
klachten. Na het uitvoeren van de anamnese, het verrichten van lichamelijk en aanvullend onderzoek 
en het maken van een röntgenfoto van de knie, vond de orthopedisch chirurg de klachten van klager 
niet passen bij meniscusletsel. Onder andere omdat er een opvallend glanzende huid werd waargenomen 
rond de knie. De orthopedisch chirurg adviseerde klager om te starten met revalidatie en heeft een 
intra-articulaire injectie met corticosteroïden geplaatst, vanuit zowel diagnostisch als 
therapeutisch oogpunt. Er werd een nieuw consult afgesproken voor zes weken later. De orthopedisch 
chirurg heeft ook aan de huisarts teruggekoppeld dat hij klager mogelijk moest verwijzen naar een 
internist vanwege de opvallend glanzende huid. Dit kon duiden op een auto-immuunaandoening.

3.5   Op 9 november 2022 vond een telefonisch consult plaats. Klager liet weten dat hij van de 
injectie niks had gemerkt. Verder had klager een intakegesprek bij de revalidatieafdeling gepland 
voor op 17 november 2022. De orthopedisch chirurg heeft toen met klager afgesproken dat hij zich 
zou melden bij een toename van de klachten aan zijn knieën.

3.6   Op 22 november 2022 vond opnieuw een telefonisch consult plaats. Klager vertelde dat hij een 
intake had gehad voor het revalidatietraject maar dat hij niet zes weken lang fulltime wilde 
verblijven op de revalidatieafdeling. Ook zou klager daar pijnmedicatie moeten slikken en dat wilde 
klager niet. Klager herhaalde zijn verzoek om een kijkoperatie aan zijn knie te krijgen. De 
orthopedisch chirurg heeft toen gezegd dat er geen medische indicatie was voor een kijkoperatie, 
omdat er op de eerder gemaakte MRI-scan geen afwijkingen waren te zien.

3.7   Op 1 december 2022 stuurde klager een e-mail naar de orthopedisch chirurg waarin hij zijn 
wens voor een kijkoperatie motiveerde en vroeg of de orthopedisch chirurg duidelijk antwoord wilde 
geven op de vraag of hij nu wel of niet een kijkoperatie kon verwachten. In reactie hierop heeft de 
orthopedisch chirurg klager geantwoord dat hij de casus zou bespreken met zijn collega-orthopedisch 
chirurg. Na dit overleg besprak de orthopedisch chirurg met klager dat het overleg niet had geleid 
tot andere inzichten met betrekking tot zijn standpunt dat er geen indicatie was voor een 
kijkoperatie. Er waren volgens de orthopedisch chirurg geen aanwijzingen voor meniscusletsel. 
Verder bleek uit een röntgenfoto dat er sprake was van een forse osteopenie in het rechterdijbeen 
van klager. Dit zou een verhoogd risico op fracturen geven bij het uitvoeren van een kijkoperatie. 
De orthopedisch chirurg stelde voor om opnieuw een MRI-scan te maken. Op 20 februari 2023 vond deze 
MRI-scan plaats.

3.8   Op 9 maart 2023 vond een consult plaats om de uitslag van de MRI-scan te bespreken. Van 
tevoren besprak de orthopedisch chirurg de uitslag met een collega- orthopedisch chirurg. De 
orthopedisch chirurg heeft tijdens het consult de bevindingen van de onderzoeken aan klager 
toegelicht. Uit de MRI-scan volgde dat er geen hydrops (zwelling) was. De kruisbanden waren intact, 
net als de menisci. Wel was er focale interne degeneratie (slijtage) van de meniscus, maar geen 
scheur. Concluderend waren er volgens de orthopedisch chirurg geen aanwijzingen voor significante 
afwijkingen in de knie. Er was daarom geen indicatie om een kijkoperatie uit te voeren. Daarnaast 
herhaalde de orthopedisch chirurg dat er vanwege de forse osteopenie in het dijbeen ook een 
verhoogd risico op een fractuur bestond bij het uitvoeren van een kijkoperatie. De orthopedisch 
chirurg heeft klager ook verteld dat hij deze bevindingen en de conclusie heeft besproken met twee 
collega’s die het met hem eens waren. Klager stelde zich op het standpunt dat op een MRI- scan niet 
altijd alle meniscusscheuren zichtbaar zijn. De orthopedisch chirurg heeft vervolgens uitgelegd dat 
als er al een minimale scheur zou zijn van de meniscus deze de heftig invaliderende klachten die 
klager heeft moeilijk kunnen verklaren. De orthopedisch chirurg adviseerde klager zich te wenden 
tot een fysiotherapeut of revalidatiearts. Klager was het hier niet mee eens. Het verslag van het 
consult is vervolgens toegezonden aan de huisarts van klager.

3.9   Op 15 maart 2023 heeft klager een klacht ingediend bij de klachtenfunctionaris van de 
kliniek. In reactie op de klacht werd aan klager medegedeeld dat zijn dossier nogmaals beoordeeld 
was maar dat de orthopedisch chirurg bij het standpunt bleef dat er geen medische indicatie was 
voor een kijkoperatie.

4. De klacht en de reactie van de orthopedisch chirurg
4.1  Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij ten onrechte geen kijkoperatie wil uitvoeren 
bij hem.

4.2  De orthopedisch chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3  Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1   De vraag is of de orthopedisch chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht 
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende orthopedisch chirurg. Bij 
de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de orthopedisch chirurg geldende beroepsnormen 
en andere professionele standaarden.

De beoordeling
5.2   Klager heeft aangevoerd dat een gescheurde meniscus als oorzaak van zijn klachten niet kan 
worden uitgesloten op basis van de uitgevoerde onderzoeken, zoals een MRI-scan. Volgens klager is 
een scheur in de meniscus namelijk niet altijd zichtbaar op een MRI-scan. Een kijkoperatie zou 
daarom nodig zijn om een oorzaak te kunnen vinden voor zijn heftige klachten. De orthopedisch 
chirurg heeft aangevoerd dat er op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullende 
beeldvorming geen indicaties bestonden voor een kijkoperatie.

5.3   Het college overweegt het volgende. Volgens de toepasselijke richtlijn Arthroscopie van de 
knie dient er geen kijkoperatie te worden verricht zonder aanvullende informatie uit anamnese, 
lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek (zoals een MRI-scan). Deze informatie zal 
de diagnose moeten ondersteunen voor de beslissing over het al dan niet uitvoeren van een 
kijkoperatie. In het geval van klager bleek uit de
anamnese en het lichamelijk onderzoek dat er geen sprake was van hydrops of een slotstand van de 
knie. Verder zijn er meerdere MRI-scans gemaakt waarop ook geen aanwijzingen te zien waren voor het 
bestaan van meniscusletsel of overig intra-articulair letsel. De orthopedisch chirurg heeft daarom 
conform de richtlijn geoordeeld dat er in dat geval geen indicatie was voor een kijkoperatie.

5.4  Wat betreft klagers opmerking dat meniscusletsel niet altijd kan worden vastgesteld door middel van een MRI-scan, overweegt het college het volgende. Een vals-negatieve MRI- scan kan voorkomen maar alleen in het geval dat het klinisch beeld afwijkt van de MRI-scan, kan er een reden bestaan alsnog een kijkoperatie te doen. In het geval van klager week het klinisch beeld niet af van de uitkomst van de MRI-scan omdat er geen sprake was van hydrops of een slotstand van de knie. De orthopedisch chirurg heeft daarom zorgvuldig gehandeld.

Slotsom
5.5  Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 20 oktober 2023 door A. van Maanen, voorzitter, E. Pans, lid-jurist, 
H.W.B. Schreuder, A.M.J.S. Vervest en R.L. Diercks, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris.