ECLI:NL:TADRSGR:2023:214 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-586/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:214 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-10-2023 |
Datum publicatie: | 19-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-586/DH/DH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit rechtsbijstand in een huurgeschil. In alle onderdelen kennelijk ongegrond. De gemachtigde van klager is het kennelijk niet eens met de aanpak van verweerder, dat maakt niet dat verweerders rechtsbijstand onvoldoende was. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
18 oktober 2023
in de zaak 23-586/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: [dhr. R]
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 23 augustus 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K020 2023, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 12 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld (geweest) in een conflict met zijn verhuurder over onder
meer een huurachterstand en het verwijt van slecht huurderschap. Verweerder heeft
klager (en zijn bewindvoerder) bijgestaan in die kwestie.
1.2 Op 3 november 2022 heeft verweerder klager en zijn bewindvoerder geïnformeerd
over de van de wederpartij ontvangen (concept) dagvaarding. Verweerder heeft daarbij
onder meer geschreven dat het zaak is om bewijs in het voordeel van klager te krijgen.
1.3 Klager is in november 2022 door de verhuurder gedagvaard waarbij ontbinding
van de huur en ontruiming van de woning is gevorderd.
1.4 Bij e-mail van 24 november 2022 heeft verweerder aan klager onder meer verzocht
hem de gevraagde stukken toe te sturen, zodat hij “aan de slag kan” met het oog op
de in te dienen conclusie van antwoord.
1.5 De gemachtigde van klager heeft op 4 januari 2023 een aantal producties aan
verweerder gezonden en daarbij vermeld dat hij graag inzage wil in het opgestelde
verweer ‘voordat u tot zending overgaat’.
1.6 Op 5 januari 2023 heeft verweerder de e-mail doorgestuurd naar klager en daarbij
onder meer geschreven dat tot 17 januari 2013 een conclusie van antwoord moet worden
ingediend, dat verweerder voor die datum een concept hiervan naar klager en zijn bewindvoerder
zal sturen, dat verweerder zelf een selectie van de stukken zal maken en dat hij niet
direct met de gemachtigde zal overleggen over deze conclusie.
1.7 Op 17 januari 2023 heeft verweerder in een WhatsApp-bericht aan klager geschreven
dat hij morgen de conclusie gaat opstellen en voorgesteld die morgenmiddag 15u op
kantoor te bespreken. Klager heeft hierop niet gereageerd, waarna verweerder op 18
januari 2023 via WhatsApp aan klager heeft geschreven dat hij zo even belt om kort
wat punten door te spreken, zodat die in de conclusie kunnen worden verwerkt.
1.8 Op 18 januari 2023 heeft verweerder gedurende ruim 26 minuten telefonisch contact
met klager gehad.
1.9 Op 18 januari 2023 (om 15:55 uur) heeft verweerder een concept conclusie van
antwoord aan klager, zijn bewindvoerder en de gemachtigde gezonden, met het verzoek
uiterlijk de dag erna om 9:00 uur te laten weten of zij instemmen met de inhoud. In
de e-mail heeft verweerder nog vermeld dat de conclusie is opgesteld naar aanleiding
van het telefoongesprek dat klager en verweerder hebben gevoerd en de stukken die
klager en de bewindvoerder hebben toegezonden.
1.10 Op 19 januari 2023 hebben zowel klager, als de bewindvoerder per e-mail laten
weten akkoord te zijn met de conclusie van antwoord. De conclusie van antwoord is
vervolgens diezelfde dag bij de rechtbank ingediend. De conclusie, inclusief bijlagen,
maakt onderdeel uit van het dossier.
1.11 Op 21 januari 2023 heeft de gemachtigde in een bericht per e-mail aan verweerder
onder meer geschreven: “Deze gang van zaken kunt U uitleggen bij de Deken.”
1.12 Op 22 januari 2023 heeft de gemachtigde namens klager bij de deken een klacht
over verweerder ingediend.
1.13 Op 23 januari 2023 heeft verweerder gereageerd op het bericht van 21 januari
2023 van de gemachtigde en onder meer geschreven:
“Mijn cliënt (de heer [klager]) heeft aangegeven dat hij akkoord was met de door mij
opgestelde conclusie. (…) Mijn cliënt heeft mij niet gevraagd de conclusie met u te
delen of te bespreken, dus er was geen enkele aanleiding om die conclusie niet in
te dienen.”
Verweerder heeft een cc van dit bericht naar klager gestuurd.
1.14 Op 6 februari 2023 heeft de advocaat van de wederpartij in een e-mail aan
verweerder laten weten een e-mail met bijlage van de gemachtigde te hebben ontvangen.
1.15 Verweerder heeft klager en de gemachtigde hierover diezelfde dag geïnformeerd
en in zijn e-mail onder meer geschreven:
“Kennelijk heeft [de gemachtigde] uit zichzelf een bericht naar die advocaat gestuurd,
waarbij hij een ‘aanvullende conclusie van antwoord’ meestuurt. (…)
Eerder had deze [gemachtigde] mij ook al zijn visie op de procedure gestuurd, wat
ik verder naast mij neer heb gelegd. Hij is immers mijn cliënt niet en geen van jullie
beiden heeft mij gevraagd zijn input mee te nemen in mijn verweer. (…)
Met jullie goedvinden zal ik [advocaat wederpartij] laten weten dat hij de e-mail
van [de gemachtigde] als niet-verzonden kan beschouwen. (…)
Aan [klager] het vriendelijke – maar inmiddels dringende – verzoek om [de gemachtigde]
op het hart te drukken zich niet meer in deze procedure te mengen.”
1.16 Op 8 februari 2023 heeft de advocaat van de wederpartij in een e-mail aan
verweerder laten weten dat hij wederom een e-mail van de gemachtigde heeft ontvangen.
1.17 Verweerder heeft klager, zijn bewindvoerder en de gemachtigde hierover diezelfde
dag geïnformeerd en klager verzocht de gemachtigde te benadrukken dit niet meer te
doen en hem te bellen hierover.
1.18 Op 12 februari 2023 heeft verweerder van de gemachtigde een e-mail met een
kopie van de door de gemachtigde ingediende stukken gekregen.
1.19 Verweerder heeft de e-mail op 13 februari 2023 doorgestuurd naar klager, zijn
bewindvoerder en de gemachtigde en daarbij onder meer geschreven dat de gemachtigde
kennelijk de stukken aan de rechtbank heeft verzonden en dat hij kennelijk daartoe
is gemachtigd door klager. Verweerder heeft verder geschreven dat hij meermaals heeft
geprobeerd in contact te komen met klager, maar dat dat niet gelukt is en dat hij
zich, vanwege een onoverbrugbaar verschil van inzicht over de zaak, terugtrekt als
advocaat.
1.20 De gemachtigde heeft op 15 februari 2023 per e-mail aan verweerder geschreven
dat NORTON/SYMANTEC bepaalde beveiligingsrisico’s heeft geconstateerd.
1.21 Op 1 april 2023 heeft de gemachtigde een machtiging overgelegd waaruit volgt
dat hij in deze procedure gemachtigd is namens klager op te treden.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft elke keer overleg over de conclusie van antwoord afgehouden.
b) Verweerder heeft de (concept) conclusie van antwoord aan klager voorgelegd op
dezelfde dag dat de conclusie bij de rechtbank moest worden ingediend.
c) Verweerder kon het op 18 januari 2023 niet vinden en gaf als toelichting dat
zijn hele bureau vol lag met papieren, maar dat hij de conclusie de volgende dag zou
gaan schrijven.
d) Verweerders conclusie van antwoord is “om te huilen”. Klager heeft opgemerkt:
- dat er niet wordt verwezen naar arresten terwijl de wederpartij dat wel doet;
- dat er onnodig zaken worden toegegeven, terwijl de bewijslast bij de wederpartij
ligt;
- dat er voortdurend tegenstrijdige zaken worden opgeschreven;
- dat zijn vriendin ten onrechte als getuige wordt opgeroepen en niet de “man van
de gemeente”;
- dat de productie over de liftknoppen nutteloos is;
- dat de bijgevoegde e-mails ondersteboven en schots en scheef zijn weergegeven
en met verwijzingen naar bijlagen die er niet bij zitten;
- dat de conclusie van antwoord vol staat met eigen interpretaties die voortvloeien
uit telefonisch contact met klager waar een eigen draai aan is gegeven, terwijl niets
wordt onderbouwd.
e) Verweerder heeft zijn bestanden niet beveiligd. Ter onderbouwing is een screenshot
overgelegd van ‘identificatie van digitale vingerafdrukken en trackers’ van de website
van het advocatenkantoor van verweerder.
2.2 Klager stelt dat niet uit sluiten is dat klager in zijn rechten is geschonden
door de handelwijze van verweerder. Als klager op de juiste wijze was geïnformeerd
en bijgestaan, kan niet worden uitgesloten dat bepaalde problematiek/escalatie had
kunnen worden voorkomen. Verweerder heeft geen oog gehad voor de zwaarwegende belangen
van klager. Klager verwijt verweerder dat er zelfs geen gesprek voorafgaand aan de
conclusie van antwoord op kantoor heeft plaatsgevonden, maar slechts contact via e-mail
en WhatsApp.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid klager
4.1 Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de klacht niet-ontvankelijk
is omdat de gemachtigde geen cliënt of wederpartij van verweerder is. Ook ontbreekt
een machtiging van klager, althans de machtiging is opgesteld en ingediend na het
indienen van de klacht.
4.2 De voorzitter is van oordeel dat de klacht ontvankelijk is. Hoewel de klacht
is ingediend door de gemachtigde en aanvankelijk een machtiging ontbrak, is deze alsnog
op 1 april 2023 ingestuurd. Daarmee is voldoende aangetoond dat de klacht namens klager
is ingediend. Klager kan worden ontvangen in zijn klacht tegen verweerder.
4.3 Dat instemming van de bewindvoerder ontbreekt, heeft geen gevolgen voor de
ontvankelijkheid van de klacht. Een beschermingsbewind heeft uitsluitend tot gevolg
dat de onder bewind gestelde persoon geen vermogensrechtelijke rechtshandelingen mag
verrichten zonder toestemming van de bewindvoerder. Voor het indienen van een tuchtklacht
is medewerking of instemming van de bewindvoerder dan ook geen vereiste.
Inhoudelijk toetsingskader
4.4 De voorzitter hanteert als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd.
Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die
de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met
keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die
vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat
als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen
houden in dat zijn werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de
beroepsgroep. Nu binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen
sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden,
toetst de voorzitter of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een
redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag
worden verwacht (vgl. HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Klachtonderdeel a)
4.5 Het verwijt is dat verweerder elke keer overleg over de conclusie van antwoord
heeft afgehouden. Verweerder heeft dit gemotiveerd en onderbouwd betwist. Uit de overgelegde
stukken blijkt dat verweerder klager op 17 januari 2023 heeft uitgenodigd voor een
gesprek op kantoor de volgende dag. Klager heeft op die uitnodiging niet gereageerd.
Op 18 januari 2023 heeft verweerder vervolgens telefonisch overleg voorgesteld. Dit
telefonisch overleg heeft ook plaatsgevonden voorafgaand aan het opstellen en indienen
van de conclusie van antwoord. Voor zover het verwijt is dat geen fysiek overleg heeft
plaatsgevonden, geldt dat daartoe geen verplichting bestaat. Overigens heeft verweerder
klager aanvankelijk voor een fysiek overleg uitgenodigd, maar klager is op die uitnodiging
niet ingegaan. Dat klager op dat moment behoefte had aan (meer) overleg, blijkt niet
uit de stukken. Klager en zijn bewindvoerder hebben hun akkoord gegeven op de door
verweerder opgestelde conclusie van antwoord. Dat verweerder overleg heeft afgehouden
kan de voorzitter dan ook niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.6 Klager verwijt verweerder dat hij de concept conclusie van antwoord aan klager
heeft voorgelegd op dezelfde dag dat de conclusie bij de rechtbank moest worden ingediend.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder het concept op 18 januari 2023 om
15:55 uur aan klager en de bewindvoerder heeft toegezonden, terwijl het stuk uiterlijk
op 19 januari 2023 moest worden ingediend. Dat is niet op dezelfde dag. Hoewel verweerder
het concept eerder had kunnen opstellen en toezenden – zeker gezien hij al sinds november
2022 met de zaak bezig was – is geen sprake van het te laat toezenden van het concept
aan klager. Zowel klager als de bewindvoerder hebben het concept kunnen bekijken en
hebben hun akkoord gegeven. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.7 Het verwijt is dat verweerder het op 18 januari 2023 niet kon vinden. Kennelijk
wordt door klager op zijn dossier gedoeld. Verweerder heeft toegelicht dat klager
die dag onaangekondigd op kantoor langskwam, terwijl verweerder met een ander dossier
bezig was. Dat verweerder op dat moment klagers dossier er niet direct bij kon pakken,
is niet klachtwaardig. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.8 Klager is ontevreden over de inhoud van de conclusie van antwoord. Volgens
klager is deze kwalitatief ondermaats en om te huilen.
4.9 De voorzitter stelt voorop dat klager zijn akkoord heeft gegeven op het door
verweerder opgestelde concept. Dit stuk is vervolgens als conclusie van antwoord ingediend.
De voorzitter gaat bij de beoordeling uit van de conclusie van antwoord zoals die
door verweerder bij zijn dupliek als bijlage 14 is overgelegd. Daaruit blijkt dat
twee bladzijden (van productie 3 bij de conclusie) zijn omgedraaid. Dat maakt niet
dat sprake is van onzorgvuldig of klachtwaardig handelen. Klagers stelling dat de
bijgevoegde e-mails ondersteboven en schots en scheef zijn weergegeven, dat wordt
verwezen naar bijlagen die er niet bij zitten, wordt verder niet ondersteund. De bijlagen
waarnaar wordt verwezen, zijn ook bij de conclusie gevoegd. Dat een productie volgens
klager nutteloos is, maakt niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door
deze te overleggen, nog los van het feit dat klager zijn akkoord heeft gegeven op
het concept en dus ook akkoord is gegaan met overlegging van deze productie.
4.10 Wat betreft de inhoud van de conclusie geldt dat op grond van de overgelegde
stukken en de verwijten van klager niet kan worden geconcludeerd dat de conclusie
van antwoord van onvoldoende kwaliteit is. Dat er niet wordt verwezen naar arresten,
terwijl de wederpartij dat wel doet, maakt niet dat de conclusie ondermaats is. Klagers
stelling dat er onnodige zaken worden toegegeven, terwijl de bewijslast bij de wederpartij
ligt, is niet verder onderbouwd. Evenmin is een onderbouwing gegeven voor de stelling
dat verweerder voortdurend tegenstrijdige zaken heeft opgeschreven. De verwijten/opmerkingen
lijken het gevolg van het feit dat de gemachtigde een andere visie had op de (aanpak
van de) zaak. Dat betekent echter niet verweerders aanpak en strategie onjuist zijn.
Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e)
4.11 Het verwijt luist dat verweerder zijn bestanden niet heeft beveiligd. Klager
heeft ter onderbouwing van zijn verwijt een print screen overgelegd waaruit kennelijk
volgt dat er digitale vingerafdrukken trackers zijn geïdentificeerd na een bezoek
aan de website van het kantoor van verweerder. Klager heeft niet verder toegelicht
waarom dit betekent dat sprake is van klachtwaardig handelen van verweerder. Uit een
verder door klager toegestuurd Safe Web-rapport van Norton lijkt te volgen dat de
website van verweerders kantoor als veilig wordt bestempeld. De voorzitter is van
oordeel dat klager zijn verwijt onvoldoende heeft geconcretiseerd. Dat verweerder
op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, is de voorzitter niet gebleken.
Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.12 Klager heeft nog gesteld dat niet is uit te sluiten dat hij in zijn rechten
is geschonden door de handelwijze van verweerder. Ook kan volgens hem niet worden
uitgesloten dat bepaalde problematiek/escalatie had kunnen worden voorkomen als klager
op de juiste wijze was bijgestaan. Deze verwijten zijn onvoldoende concreet en zal
de voorzitter verder buiten beschouwing laten. Dat verweerder geen oog heeft gehad
voor de zwaarwegende belangen van klager kan op grond van de stukken niet worden vastgesteld.
4.13 Voor zover klager een schadevergoeding wenst te ontvangen, zal de voorzitter
dit verzoek afwijzen, omdat de klacht kennelijk ongegrond wordt verklaard. Overigens
is de mogelijkheid voor het toewijzen van schadevergoedingen in het tuchtrecht in
zijn algemeenheid beperkt.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp
als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023.