ECLI:NL:TADRAMS:2023:189 Raad van Discipline Amsterdam 23-647/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:189 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-10-2023 |
Datum publicatie: | 27-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-647/A/A |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Kennelijk niet-ontvankelijke klacht vanwege het ontbreken van een rechtstreeks eigen belang. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 23 oktober 2023
in de zaak 23-647/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) van 21 september 2023 met kenmerk 2237745/JS/BF, digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde
bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 De kantoorgenoot van verweerder, mr. S, heeft in tweetal procedures opgetreden
als advocaat van de wederpartij van klager. Het gaat om de volgende procedures:
I. een namens wijlen de heer C in 2021 tegen klager geëntameerd kort geding bij
de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam; en
II. een door klager geëntameerde bodemprocedure bij de rechtbank Amsterdam tegen
de heer C en mevrouw B.
1.2 Verweerder heeft wel eens ingesprongen in deze zaken tegen klager.
1.3 Klager heeft eerder op 8 mei 2022 een klacht ingediend tegen mr. S. Deze klacht
is, na een behandeling door de deken, op 5 januari 2023 aan de raad doorgezonden.
De klacht is bij de raad geregistreerd onder het zaaknummer 23-010/A/A. Een van de
klachtonderdelen hield in dat mr. S volgens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar had
gehandeld door zijn cliënt op basis van ‘no cure no pay’ afspraken bij te staan.
1.4 De plaatsvervangend voorzitter van de raad heeft dit klachtonderdeel bij beslissing
van 20 februari 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de voorzitter
overwogen:
“De voorzitter is van oordeel dat klager geen rechtstreeks belang heeft bij de (aard
van) de afspraken tussen zijn wederpartij en diens advocaat, verweerder. Afspraken
over de kosten van de werkzaamheden van de advocaat en de betaling daarvan betreffen
een kwestie tussen de advocaat en zijn cliënt. Klager, als wederpartij van de cliënt
van verweerder, staat daar buiten en kan derhalve niet als belanghebbende worden aangemerkt.
1.5 Op 23 mei 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij cliënten bijstaat op basis van ‘no cure no pay’ afspraken. Dat heeft klager
vernomen van één van de cliënten van verweerder. Door de zaak op ‘no cure no pay’
basis aan te nemen, hebben zowel mr. S als verweerder klager onnodig op kosten gejaagd.
Klager heeft meer dan € 20.000,- aan advocaatkosten moeten maken. Daarom is klager
door het handelen van verweerder in zijn belangen geschaad.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht van klager gaat over de advocaat van de wederpartij. De voorzitter
overweegt dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over
een advocaat alleen toekomt aan diegene die door het handelen of nalaten waarover
wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover
in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht
uitgeoefend door de deken.
4.2 De voorzitter is van oordeel dat klager geen rechtstreeks belang heeft bij
de (aard van) de afspraken tussen zijn wederpartij en diens advocaat. Afspraken over
de kosten van de werkzaamheden van de advocaat en de betaling daarvan betreffen een
kwestie tussen de advocaat en zijn cliënt. Klager, als wederpartij staat daar buiten
en kan derhalve niet als belanghebbende worden aangemerkt. Klager is dan ook kennelijk
niet-ontvankelijk in zijn klacht.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 oktober 2023