Zoekresultaten 51-100 van de 14076 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:57 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2469
- Datum publicatie: 07-04-2025
- Datum uitspraak: 07-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:57
Klacht tegen een internist werkzaam om de afdeling klinische geriatrie van een ziekenhuis. De vader van klaagster werd in maart 2019 naar de spoedeisende hulp (SEH) gebracht met een delier bij een longontsteking. De volgende dag werd hij opgenomen op de afdeling klinische geriatrie. Verweerder was de hoofdbehandelaar van de vader van klaagster. Bijna twee maanden later is de vader in het ziekenhuis overleden. De moeder van klaagster is in december 2021 overleden. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar vader geen goede medische zorg heeft verleend, onzorgvuldig is geweest in zijn communicatie naar de vader en naar klaagster toe, dat er onterecht een wilsbekwaamheidsbeoordeling heeft plaatsgehad en dat hij klaagster onterecht niet als eerste contactpersoon heeft aangemerkt en/of benaderd. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij onterecht een beroep heeft gedaan op het medisch beroepsgeheim en niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen als beheerder van het medisch dossier van de vader. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet ontvankelijk in vijf van de zes klachtonderdelen omdat het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat klaagster niet de wil van (wijlen) haar vader vertegenwoordigt. Het klachtonderdeel over de communicatie met klaagster verklaart het Regionaal Tuchtcollege ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:58 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2553
- Datum publicatie: 07-04-2025
- Datum uitspraak: 07-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:58
Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager meldde zich begin 2019 ziek bij de werkgever na spanningen op het werk. De bedrijfsarts was de verzuimbegeleider van klager. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij afspraken niet is nagekomen, een discriminerende opmerking heeft gemaakt in het medisch dossier van klager, niet open en eerlijk heeft gecommuniceerd, een diagnose heeft gewijzigd zonder klager te informeren en het beloofde mediationgesprek niet meer heeft georganiseerd. Het RTG verklaart klachtonderdelen 1 en 4 gegrond, legt daarvoor een waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht in het geheel ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:60 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2501
- Datum publicatie: 07-04-2025
- Datum uitspraak: 07-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:60
Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager vindt dat de bedrijfsarts hem niet goed heeft begeleid in het kader van een ziekmelding en/of een arbeidsconflict met zijn toenmalige werkgever. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping op. De bedrijfsarts is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep, verstaat dat de maatregel van berisping gehandhaafd blijft en gelast publicatie.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:61 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2438
- Datum publicatie: 07-04-2025
- Datum uitspraak: 07-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:61
Klacht tegen een huisarts. De huisarts was destijds de huisarts van klager zelf en van klagers’ dochter. Een collega van de huisarts heeft in 2012 een melding bij het AMK gedaan vanwege een vermoeden van kindermishandeling. Klager verwijt de huisarts – onder meer – dat de melding onterecht was, dat zij aan klager en de dochter geen of onvoldoende zorg heeft gegeven, dat zij zijn gezag over de dochter heeft geschonden en dat zij de eisen van een goede dossiervoering heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels wegens verjaring niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:62 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2437
- Datum publicatie: 07-04-2025
- Datum uitspraak: 07-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:62
Klacht tegen een huisarts. De huisarts was destijds de huisarts van klager zelf en van klagers’ dochter. De huisarts heeft in 2012 een melding bij het AMK gedaan vanwege een vermoeden van kindermishandeling. Klager verwijt de huisarts – onder meer – dat de melding onterecht was, dat zij aan klager en de dochter geen of onvoldoende zorg heeft gegeven, dat zij zijn gezag over de dochter heeft geschonden en dat zij de eisen van een goede dossiervoering heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels wegens verjaring niet-ontvankelijk, deels gegrond en deels ongegrond. De huisarts krijgt een waarschuwing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:63 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2571
- Datum publicatie: 07-04-2025
- Datum uitspraak: 07-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:63
Klacht tegen een internist. Klager is vanaf april 2018 behandeld in verband met een primaire cerebrale angiitis (ook wel vasculitis). De internist heeft klager aanvankelijk Prednison en Endoxan voorgeschreven. In november 2018 heeft de internist in plaats van Endoxan, azathioprine voorgeschreven. Vanaf april 2020 is de internist begonnen de toen nog resterende medicatie azathioprine en prednison af te bouwen. Klager meent dat verweerder de medicatie ten onrechte heeft afgebouwd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7418
- Datum publicatie: 04-04-2025
- Datum uitspraak: 04-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:80
Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster heeft bij een ongeval letsel opgelopen. Voor de schadeafhandeling is bij de huisartsenpraktijk medische informatie opgevraagd. Klaagster verwijt de huisarts onder andere dat de informatieverstrekking onzorgvuldig en onjuist is geweest. Het college overweegt dat er geen aanwijzingen zijn dat de huisarts onjuiste informatie heeft verstrekt. Bovendien heeft de huisarts direct en adequaat gehandeld toen klaagster haar onvrede uitte. De klacht is ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7019
- Datum publicatie: 04-04-2025
- Datum uitspraak: 04-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:79
Deels gegronde klacht tegen een huisarts. Verweerder was de huisarts van de overleden moeder van klaagster. Klaagster verwijt de huisarts onder andere schending van zijn geheimhoudingsplicht. De huisarts heeft een brief van de advocaat van klaagster meegestuurd bij zijn klacht over deze advocaat bij de deken. In de brief worden de naam en geboorte- en sterfdatum van de moeder genoemd. De huisarts erkent dat hij deze gegevens had moeten weglakken. Het college heeft oog voor de gevoelens van de huisarts gelet op de aannames en de toon van de brief van de advocaat. Het college ziet mede gelet hierop aanleiding om de huisarts geen maatregel op te leggen.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7385
- Datum publicatie: 04-04-2025
- Datum uitspraak: 04-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:81
Ongegronde klacht tegen een huisarts. De echtgenoot van klaagster is overleden aan prostaatkanker. De huisarts wordt verweten dat zij deze diagnose heeft gemist en de patiënt niet tijdig heeft verwezen naar een specialist. De huisarts heeft de patiënt twee keer gezien. In de tussenliggende periode is de patiënt wel enkele malen op consult geweest, maar steeds bij een andere huisarts. Het college kan alleen het handelen van verweerster beoordelen. Over het eerste consult overweegt het college dat voor het stellen van de diagnose prostaatkanker of doorverwijzing naar een specialist op dat moment geen reden bestond. Tijdens het tweede consult, ruim anderhalf jaar later, heeft zij patiënt (terecht) doorverwezen naar de polikliniek urologie. De klacht is ongegrond.Kenmerk: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7103
- Datum publicatie: 03-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:42
Klacht tegen een verpleegkundige. Patiënt (broer van klaagster) was 49 jaar, bekend met de ziekte van Duchenne en kreeg continue beademing. Hij woonde op een locatie van een zorginstelling die mensen begeleidt met een verstandelijke beperking. Verweerster was werkzaam als verpleegkundige. Patiënt werd op 8 april 2014 ziek, waarna collega-verpleegkundigen en verweerster een arts consulteerden. De volgende dag werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen, waar hij die avond overleed aan sepsis. Klaagster verwijt verweerster onder meer dat zij de situatie/klachten van haar broer niet goed heeft ingeschat, de familie niet tijdig heeft gewaarschuwd en er sprake is van onvoldoende nazorg en dossiervoering. Klaagster is ontvankelijk, geen sprake van verjaring of misbruik van recht. Het college oordeelt dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7760
- Datum publicatie: 03-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:43
Klacht tegen internist-oncoloog kennelijk ongegrond. Klager werd door de huisarts verwezen naar de polikliniek maag-darm-leverziekten in verband met een rectale zwelling en bloedverlies. Na aanvullend onderzoek in het ziekenhuis bleek bij klager sprake te zijn van een T4N2Mx EMVI+ rectumcarcinoom met verdenking van een urotheelcelcarcinoom en lymfekliermetastasen. Het advies van het multidisciplinair overleg was om te starten met een ‘best supportive care beleid’. Klager verwijt de internist-oncoloog dat zij een onjuist/onvolledig advies heeft uitgebracht, waardoor klager essentiële zorg is ontnomen. Verder stelt klager dat de internist-oncoloog ten onrechte de informatieoverdracht heeft overgelaten aan een MDL-arts. Het college oordeelt dat internist-oncoloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7100
- Datum publicatie: 03-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:39
Klacht tegen een arts verstandelijk gehandicapten. Patiënt (broer van klaagster) was 49 jaar, bekend met de ziekte van Duchenne en kreeg continue beademing. Hij woonde op een locatie van een zorginstelling die mensen begeleidt met een verstandelijke beperking. Verweerder was werkzaam als instellingsarts met bereikbaarheidsdiensten in de avond- en nachturen. Patiënt werd op 8 april 2014 ziek, waarna de verpleging verweerder raadpleegde. De volgende dag werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen, waar hij die avond overleed aan sepsis. Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij de situatie/klachten van haar broer niet goed heeft ingeschat, de familie niet tijdig heeft gewaarschuwd en er sprake is van onvoldoende nazorg en dossiervoering. Klaagster is ontvankelijk, geen sprake van verjaring of misbruik van recht. Het college oordeelt dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7101
- Datum publicatie: 03-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:40
Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Patiënt (broer van klaagster) was 49 jaar, bekend met de ziekte van Duchenne en kreeg continue beademing. Hij woonde op een locatie van een zorginstelling die mensen begeleidt met een verstandelijke beperking. Verweerster was werkzaam als vaste instellingsarts van patiënt. Patiënt werd op 8 april 2014 ziek, waarna de dienstdoende verpleegkundigen een waarnemend collega-arts raadpleegden. De volgende dag werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen, waar hij die avond overleed aan sepsis. Klaagster verwijt verweerster onder meer dat zij de situatie/klachten van haar broer niet goed heeft ingeschat, de familie niet tijdig heeft gewaarschuwd en er sprake is van onvoldoende nazorg en dossiervoering. Klaagster is ontvankelijk, geen sprake van verjaring of misbruik van recht. Het college oordeelt dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7102
- Datum publicatie: 03-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:41
Klacht tegen een verpleegkundige. Patiënt (broer van klaagster) was 49 jaar, bekend met de ziekte van Duchenne en kreeg continue beademing. Hij woonde op een locatie van een zorginstelling die mensen begeleidt met een verstandelijke beperking. Verweerder was werkzaam als verpleegkundige. Patiënt werd op 8 april 2014 ziek, waarna collega-verpleegkundigen een arts raadpleegden. De volgende dag werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen, waar hij die avond overleed aan sepsis. Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij de situatie/klachten van haar broer niet goed heeft ingeschat, de familie niet tijdig heeft gewaarschuwd en er sprake is van onvoldoende nazorg en dossiervoering. Klaagster is ontvankelijk, geen sprake van verjaring of misbruik van recht. Het college oordeelt dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:51 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2613
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:51
Klacht tegen huisarts, die als samenwerkingspartner ten aanzien van COVID-19 teststraten heeft opgetreden. Klager verwijt de huisarts dat zij a) ongevraagd zijn pols heeft gevoeld, daarbij twee keer een diagnose heeft gesteld, en dat zij haar positie als huisarts misbruikte door klager met de door haar versterkte zorg over zijn gezondheid tot zakelijke concessies te bewegen, b) op meerdere momenten de situatie rond Covid19 gebruikte om meer geld af te dwingen dan tussen partijen was afgesproken, c) de continuïteit van de teststraat in gevaar bracht, d) tekortschoot in haar management, inspectie en controleverplichtingen van de testlocaties, en e) fraude pleegde met facturen en met verklaringen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel omdat het verweten handelen niet valt onder één van de tuchtnormen. In de overige klachtonderdelen is klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende. Klager heeft beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van de klachtonderdelen a en e. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:56 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2468
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:56
Klacht tegen een huisarts van moeder overleden patiënt. Klaagster verwijt de huisarts dat hij onvoldoende naar haar zorgen heeft geluisterd en niet is gestopt met het voorschrijven van vele soorten medicatie aan haar zoon. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat er sprake is van gerede twijfel of klaagster met het voeren van deze tuchtprocedure de wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep; verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht die ziet op de medische behandeling van haar zoon; verklaart de klacht die ziet op het handelen van de huisarts ten opzichte van klaagster zelf ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7738
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 31-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:78
Voorzittersbeslissing. Klaagster dient een klacht in over een cardioloog-intensivist die in een videoboodschap op een website een uitspraak over orgaandonatie heeft gedaan. De voorzitter oordeelt dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat het handelen niet valt onder de eerste of tweede tuchtnorm.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:53 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2409
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:53
Ongegronde klacht tegen een arts, destijds ANIOS werkzaam in verpleeghuis. Klaagster is een 89-jarige vrouw die in een verpleeghuis woont. Bij haar is 22 jaar geleden borstkanker vastgesteld, waarna een borstsparende operatie heeft plaatsgevonden. Eind 2022 zijn bij klaagster plekjes op haar borst ontstaan. De arts heeft die plekjes behandeld met ketoconazol/hydrocortison crème, in verband met verdenking van dermatomycose of eczeem. Aanvankelijk leek de uitgebreidheid en roodheid van de plekjes af te nemen, maar daarna trad er geen verbetering meer op. Na 12 weken behandeling heeft de arts een teleconsult aangevraagd bij de dermatoloog. Conform het advies werd klaagster verwezen naar het ziekenhuis, waar een mammogram werd gemaakt en een biopt genomen. Daaruit bleek dat sprake was van een teruggekeerde borstkanker (recidief mammacarcinoom ). Klaagster verwijt de arts dat zij nalatig en onzorgvuldig heeft gehandeld door de plekjes te blijven behandelen met een crème, terwijl zij niet wist wat het was, en niet eerder een dermatologisch consult aan te vragen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond en legt aan de arts de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt die beslissing omdat de arts in dit specifieke geval mocht vertrouwen op het oordeel van de specialisten ouderengeneeskunde dat geen sprake was van maligniteit. Gedurende twee maanden reageerde klaagster op de ingezette behandeling. Toen de behandeling stagneerde heeft de arts advies gevraagd aan de supervisor. Dat advies luidde om bij geen verbetering een dermatologisch consult aan te vragen. De arts heeft de huidafwijking daarna nog één keer behandeld met de zalf. Nadat zij een week afwezig was, heeft zij tijdens het eerstvolgende beoordelingsmoment geconstateerd dat verbetering uitbleef. De arts heeft vervolgens gehandeld conform het advies van de specialist ouderengeneeskunde door de dermatoloog in (tele-)consult te vragen. Alles overziend kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:50 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2424
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:50
Klacht tegen psychiater. De psychiater was werkzaam als geneesheer-directeur van een GGZ-instelling. Op enig moment is een verzoek binnengekomen van Veilig Thuis om informatie te verstrekken over klaagster vanwege ernstige zorgen over haar zwangerschap en de veiligheid van haar ongeboren kind. De psychiater heeft hier per brief op gereageerd. Klaagster verwijt de psychiater dat hij a) zijn beroepsgeheim heeft geschonden, zonder dat daartoe de strikte noodzaak kon worden vastgesteld en in strijd met de regel dat alleen op concrete vragen antwoord wordt gegeven, b) onjuiste en onvolledige informatie heeft verstrekt, en c) informatie heeft verstrekt aan een bepaalde locatie van Veilig Thuis, terwijl alleen een andere locatie van Veilig Thuis bevoegd was om een onderzoek uit te voeren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel gedeeltelijk gegrond verklaard en de psychiater de maatregel van waarschuwing opgelegd. Voor het overige is de klacht ongegrond verklaard. Zowel klaagster als de psychiater hebben tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het beroep van klaagster faalt. Het beroep van de psychiater slaagt, omdat het Regionaal Tuchtcollege naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege de klacht van klaagster ten onrechte heeft uitgebreid en gegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht alsnog geheel ongegrond en daarmee vervalt de opgelegde maatregel van waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:52 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2440
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:52
Klacht tegen psychiater. De zoon van klaagster is onder behandeling geweest bij de psychiater en is vier maanden na het afronden van de behandeling overleden. Klaagster verwijt de psychiater dat hij nalatig is geweest in de behandeling. Daarnaast verwijt zij hem dat niet naar haar werd geluisterd en dat haar waarschuwingen werden genegeerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in de klacht voor zover zij daarin klaagt namens haar overleden zoon, kort gezegd omdat zij geen van de wil van patiënt afgeleid klachtrecht heeft. Het andere deel van de klacht is kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep van klaagster.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:54 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2524
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:54
Ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. De moeder van klaagster verbleef in een verpleeghuis waar de verpleegkundig specialist werkt. Bij moeder was sprake van ernstig chronisch leverfalen en een dementieel syndroom. Moeder was vanaf begin juni 2022 niet meer goed aanspreekbaar. Ongeveer een week later is zij overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist dat zij klaagster ten onrechte niet als wettelijk vertegenwoordigster heeft aangemerkt, klaagster niet voldoende heeft geïnformeerd over de behandeling van haar moeder, haar moeder een verkeerde medische behandeling heeft laten ondergaan en haar moeder tegen haar wil medicatie heeft toegediend. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet ontvankelijk in de klacht voor zover deze ziet op de periode vóór begin juni 2022 en oordeelt dat de klacht voor het overige ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege beoordeelt de klacht over de hele periode en komt tot de conclusie dat de verpleegkundig specialist geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:49 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2413
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:49
Gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft gedurende enkele maanden een behandelrelatie gehad met een cliënt die gedurende het behandeltraject verliefde gevoelens voor haar heeft ontwikkeld. Deze gevoelens worden vervolgens besproken in de therapie, waarna deze lijken te verdwijnen of in ieder geval minder aanwezig zijn. Als de gevoelens weer terugkomen, beëindigt de gz-psycholoog de behandelrelatie. Een dag na het beëindigen van de behandelrelatie is er op initiatief van de cliënt een e-mailwisseling tussen de cliënt en de gz-psycholoog. Een paar dagen later neemt de gz-psycholoog via WhatsApp contact op met de cliënt. Vanaf dat moment ontstaat er gedurende enkele maanden een intensief contact tussen de cliënt en de gz-psycholoog. Hierbij gaat het om frequent WhatsAppcontact, e-mails, het delen van privéfoto’s en drie persoonlijke afspraken, waarbij eenmaal de minderjarige dochter van de gz-psycholoog aanwezig is. Na die eerste maanden van intensief contact is er gedurende enkele jaren sprake van minder intensief en onregelmatig contact. De Inspectie verwijt de gz-psycholoog dat zij ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld en haar beroepsgeheim heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen over het grensoverschrijdend handelen en de schending van de geheimhoudingsplicht gegrond en heeft aan de gz-psycholoog de maatregel opgelegd van een voorwaardelijke ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om de maatregel van ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven onder voorwaarden op te leggen. Verder is ook het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de gz-psycholoog door het zeer intensieve contact dat zij onderhield met de cliënt ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook heeft de gz-psycholoog naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege haar geheimhoudingsplicht geschonden door met de cliënt over andere cliënten te praten. Het Centraal Tuchtcollege komt tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6951
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:41
Klager, die in een penitentiaire inrichting verblijft, wordt door zijn tandarts verwezen voor een totale extractie van zijn gebit. Hij klaagt dat hij drie keer zonder reden van de wachtlijst is gehaald, ondanks maandenlange pijn, en verwijt de tandarts (verweerder) dat hij een verstandskies niet heeft verwijderd, waardoor hij aanhoudend pijn in zijn onderkaak heeft gehad.Verweerder weerspreekt de klachten. Volgens hem werd klager eenmaal van de wachtlijst gehaald omdat hij werd overgeplaatst naar een andere penitentiaire inrichting, en hij stelt dat het beleid is om niet doorgekomen verstandskiezen niet te extraheren. Hij stelt dat hij die keuze met klager heeft besproken en dat deze het daarmee eens was.Het college beoordeelt de klacht als ongegrond. De redenen voor het eenmaal verwijderen van de klager van de wachtlijst zijn gerechtvaardigd. Bovendien was de beslissing om de verstandskies in de bovenkaak niet te verwijderen conform richtlijnen en met instemming van klager. Er wordt geen bewijs gevonden voor een verstandskies in de onderkaak van klager.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7369
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:42
Klager meldt zich met een pijnlijke afgebroken tand bij de praktijk van verweerder. Hij wordt niet geholpen maar doorverwezen, omdat hij vier maanden eerder is uitgeschreven uit de praktijk. Klager is niet op de hoogte gebracht van het feit dat hij zou worden uitgeschreven en de KNMT-regeling is niet gevolgd. Verweerder stelt dat de uitschrijving gerechtvaardigd was, maar erkent dat dit niet conform de KNMT-richtlijn is gebeurd. Hij betwist dat sprake was van een spoedeisende situatie toen de tand was afgebroken.Het tuchtcollege acht de klacht gegrond omdat de juiste procedure voor een uitschrijving niet is gevolgd en er geen zorgvuldige beoordeling van de spoedeisendheid van de situatie heeft plaatsgevonden. Als maatregel wordt een waarschuwing opgelegd.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6930
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:43
Klaagster verwijt huisarts dat hij in telefonisch contact haar klachten niet goed heeft ingeschat, haar niet serieus heeft genomen en geen huisbezoek heeft afgelegd, waardoor klaagster een maand nadien met een hartinfarct en een beroerte (CVA) in het ziekenhuis is opgenomen. De klacht is ongegrond. Bij recent huisbezoek is gesproken over de paniekaanvallen, waarmee klaagster al langer bekend was. De klachten waren tijdens het telefonisch contact niet veranderd, alleen vaker en langer. De huisarts heeft klaagster serieus genomen door een actie voor te stellen en hoefde geen huisbezoek af te leggen.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7041
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:44
Klacht tegen huisarts over gemiste diagnose en onjuiste advisering ongegrond. Huisarts kon diagnose brandend maagzuur op basis van omschrijving klachten door klager en uitgevoerd lichamelijk onderzoek redelijkerwijs stellen. Geen concrete aanwijzingen voor andere kwaal, in het bijzonder hartklachten.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7002
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:45
Huisarts heeft gehandeld in strijd met richtlijn KNMG door een medische verklaring over eigen patiënt af te geven. Klacht gegrond. Geen maatregel, omdat huisarts zijn verantwoordelijkheid heeft willen nemen om verbetering te brengen in zorgelijke situatie van zijn patiënt en omdat de richtlijn is geschreven ter bescherming van de patiënt en niet van klagers.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:48 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2327
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:48
Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster heeft in 2021 drie consulten gehad (waarvan één telefonisch) bij de bedrijfsarts in verband met fysieke en mentale klachten, waarvoor zij zich ziek had gemeld bij haar werkgever. Naast de consulten is er ook contact geweest via e-mail. Klaagster verwijt de bedrijfsarts - samengevat - dat zijn verslaglegging onvolledig en/of onjuist is en dat hij zich onbetrouwbaar opgesteld heeft. Ook heeft hij volgens klaagster in diverse opzichten onprofessioneel gehandeld en voldoet zijn klachtenprocedure niet aan de eisen die daarvoor gelden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond. Klaagster is van die beslissing in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep deels gegrond en legt aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping op.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:55 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2523
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:55
Ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De moeder van klaagster verbleef in een verpleeghuis waar de specialist ouderengeneeskunde werkt. Bij moeder was sprake van ernstig chronisch leverfalen en een dementieel syndroom. Een verpleegkundig specialist (eveneens aangeklaagd, C2024/2524) was vanaf de opname de regiebehandelaar van moeder. Moeder was vanaf begin juni 2022 niet meer goed aanspreekbaar. Ongeveer een week later is zij overleden. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij klaagster ten onrechte niet als wettelijk vertegenwoordigster heeft aangemerkt, klaagster niet voldoende heeft geïnformeerd over de behandeling van haar moeder, haar moeder een verkeerde medische behandeling heeft laten ondergaan en haar moeder tegen haar wil medicatie heeft toegediend. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet ontvankelijk in de klacht voor zover deze ziet op de periode vóór begin juni 2022 en oordeelt dat de klacht voor het overige ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege beoordeelt de klacht over de hele periode en komt tot de conclusie dat de specialist ouderengeneeskunde geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7152
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:70
Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. De moeder van klaagster (patiënte) is behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is overleden. De internist heeft enkele keren gesproken met patiënte en klaagster, als vervanger van de hoofdbehandelaar van patiënte. Klaagster verwijt de internist dat zij patiënte en klaagster heeft afgesnauwd. Klaagster heeft van de gesprekken met de internist heimelijk geluidsopnames gemaakt. Deze geluidsopnames zijn met transcripties aan het college overgelegd. Op grond van de geluidsopnames is het college van oordeel dat er geen sprake is geweest van een ongepaste bejegening, laat staan afsnauwen. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7153
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:71
Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De moeder van klaagster (patiënte) is behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is overleden. De chirurg heeft met patiënte en klaagster gesproken, en uitgelegd dat er op dat moment geen voordeel te behalen was bij een leverresectie. Volgens klaagster heeft de chirurg tijdens dit consult gezegd dat hij, na het afronden van de chemotherapie, bereid was om nogmaals te kijken of een operatie mogelijk was. Klaagster verwijt de chirurg dat hij deze afspraak niet is nagekomen. Klaagster heeft van het gesprek met de chirurg heimelijk een geluidsopname gemaakt. Deze geluidsopname is met transcriptie aan het college overgelegd. Op grond van de geluidsopname is het college van oordeel dat de chirurg duidelijk en netjes heeft uitgelegd waarom een operatie op dat moment niet mogelijk was. Uit de geluidsopname blijkt niet dat er een vaststaande afspraak is gemaakt om na de chemotherapie opnieuw een afspraak met patiënte in te plannen. De chirurg heeft na het consult niet nogmaals een verzoek ontvangen om een operatie te heroverwegen. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7154
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:72
Kennelijk ongegronde klacht tegen een AIOS internist-oncoloog. De moeder van klaagster (patiënte) is, in het ziekenhuis waar de arts werkzaam was, behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is overleden. In de nacht dat de patiënte opgenomen werd op de SEH van een ander ziekenhuis heeft de arts aan dat ziekenhuis informatie gegeven over de prognose van de patiënte. Klaagster verwijt de arts dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt over de levensverwachting van patiënte, met als gevolg dat de patiënte is overleden, omdat zij geen medische behandeling meer kreeg. Het college is van oordeel dat de arts geen onjuiste informatie heeft verstrekt en dat hij een juist advies heeft gegeven. De arts was als zesdejaars AIOS ook bevoegd om deze informatie zelfstandig te geven. Het is zorgvuldig dat hij ook nog heeft overlegd met de hoofdbehandelaar van patiënte. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:76 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7147
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:76
Kennelijk ongegronde klacht tegen een longarts. Klaagster verwijt de longarts dat hij geen behandeling heeft voorgesteld voor de dyspnoeklachten en/of geen zuurstofbeleid heeft opgesteld voor het toedienen van zuurstof. Het college is van oordeel dat, gelet op de bloedgaswaarden, de zuurstofdosering een juiste dosering was. De longarts kan ook geen verwijt worden gemaakt dat hij patiënte niet naar huis had mogen sturen, nu dit niet onder zijn verantwoordelijkheid is gebeurd. De klacht is kennelijk ongegrond.Kenmerk: onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:77 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7149
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:77
Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Patiënte kwam vanuit het verpleeghuis naar de SEH in verband met benauwdheidsklachten. In de avond is patiënte met een zorgambulance naar het verpleeghuis teruggegaan. Klaagster verwijt de arts dat zij geen terugkoppeling heeft gegeven over morfinebehandeling aan het verpleeghuis en dat zij totaal onbegripvol en respectloos was naar patiënte en haar familie. Dat de arts geen terugkoppeling heeft gegeven blijkt niet uit het medisch dossier. Het telefonisch informeren van het avondhoofd van het verpleeghuis en het meegeven van de SEH status met patiënte, toen zij werd teruggebracht naar het verpleeghuis, getuigt van een zorgvuldige handelwijze. De klacht over de bejegening is ook kennelijk ongegrond.Kenmerk: onvoldoende informatie
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7155
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:73
Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. De moeder van klaagster (patiënte) is behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is overleden. De internist was de hoofdbehandelaar van patiënte. Klaagster is, kort gezegd, niet tevreden over de medische behandeling die de patiënte heeft gekregen. Het college is van oordeel dat de internist conform de (destijds) geldende Richtlijn Borstkanker heeft gehandeld. Zo is het conform de richtlijn dat patiënte bij de nacontroles op de mama poli steeds is gezien door de verpleegkundig specialist en niet door de internist. Ook is de duur van de hormoontherapie voldoende geweest. Verder is het college van oordeel dat de behandelingen die de internist heeft ingezet, juiste behandelingen zijn geweest voor patiënte in haar conditie en dat zij voldoende heeft gereageerd op de (pijn)klachten van patiënte. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7144
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:74
Ongegronde klacht tegen een longarts. De moeder van klaagster (patiënte) had uitgezaaide borstkanker. Patiënte stond bij de longarts onder behandeling voor longklachten. Klaagster is niet tevreden over de zorg die patiënte kreeg. Zij verwijt de longarts onder meer dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en dat de behandeling onvoldoende was. Het college kan de stappen die de longarts heeft gezet om tot de diagnose te komen volgen. Uit het dossier blijkt dat de longarts heeft gereageerd op de hulpvragen op het moment dat deze bij hem terechtkwamen. Dat er geen indicatie was voor opname in het ziekenhuis, acht het college navolgbaar. Verder is niet gebleken dat er sprake was van onvoldoende begeleiding door de longarts bij de achteruitgang van de longen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7146
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:75
Ongegronde klacht tegen een longarts. De moeder van klaagster (patiënte) had uitgezaaide borstkanker. Ze had longklachten en was vaak benauwd. Klaagster is niet tevreden over de zorg die patiënte kreeg. Het college oordeelt dat klaagster ontvankelijk is, maar dat de klacht ongegrond is. De longarts heeft beoordeeld dat een pleurapunctie niet zinvol was, omdat er op dat moment geen indicatie voor was. Verder heeft de longarts besproken dat het vanwege de multiproblematiek wellicht beter zou zijn om alle zorg in één ziekenhuis onder te brengen. Het college acht deze wijze van handelen zowel medisch als menselijk gezien zorgvuldig. Een paar dagen later was de longarts medeverantwoordelijk voor het afspreken van een code B beleid. Het college is van oordeel dat dit beleid op medische gronden terecht is afgesproken en dat patiënte en haar familie daarover adequaat en correct zijn geïnformeerd. Voor het overige is de klacht ook ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7419
- Datum publicatie: 31-03-2025
- Datum uitspraak: 28-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:38
Klager en verweerder zijn tandarts in dezelfde plaats. De verhoudingen tussen beide tandartsen zijn al jaren ernstig verstoord en er zijn over en weer al diverse procedures gevoerd, waaronder meerdere tuchtrechtelijke procedures. Klager verwijt verweerder in deze zaak ernstig oncollegiaal gedrag en het niet verstrekken van medische dossiers van naar klager overgestapte patiënten. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is en gedeeltelijk gegrond. Vaststaat dat verweerder de dossiers van overgestapte patiënten op hun verzoek niet aan klager als opvolgend tandarts verstrekt maar aan de patiënten zelf. Op grond van artikel 4.3.3 van de KNMT-richtlijn Patiëntendossier dient een dossier, wanneer een patiënt daarom verzoekt, rechtstreeks aan de opvolgend tandarts ter beschikking te worden gesteld. Het ter beschikking stellen van het dossier aan de patiënt zelf geeft geen zekerheid dat de opvolgend tandarts de beschikking krijgt over het volledige patiëntendossier. Het college legt verweerder geen maatregel op voor het gegrond verklaarde klachtonderdeel. Hierin heeft het college onder meer laten meewegen dat de ernstig verstoorde verhoudingen tussen partijen in dit geval in overwegende mate hebben bijgedragen aan de wijze van handelen van verweerder. Van een weigerachtigheid om patiëntendossiers te verstrekken is in algemene zin geen sprake geweest.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7410
- Datum publicatie: 28-03-2025
- Datum uitspraak: 28-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:67
Deels gegronde klacht tegen een psychiater zonder oplegging van een maatregel. De psychiater was als hoofdbehandelaar betrokken bij de behandeling van de moeder van klaagster toen deze was opgenomen in het ziekenhuis. Klaagster verwijt de psychiater dat hij daarbij klachtwaardig heeft gehandeld door de somatische problemen van klaagster te onderschatten, geen regelmatig multidisciplinair overleg in te plannen en geen coördinerende rol als hoofdbehandelaar heeft aangenomen. Voorts wordt de psychiater verweten dat hij heeft besloten tot electroconvulsietherapie en dat heeft voortgezet, geen controle op de vochtinname van patiënte heeft gehad, onvoldoende en inadequate zorg heeft verleend op de dag van de overplaatsing van patiënte en de familie daarover niet heeft geïnformeerd, heeft nagelaten volledige verslaglegging te doen en onzorgvuldig heeft gecommuniceerd jegens patiënte en klaagster. De psychiater heeft gereageerd op de verschillende klachtonderdelen en het college verzocht om bij een (gedeeltelijke) gegrondverklaring te overwegen geen maatregel op te leggen. Het college is van oordeel dat de communicatie jegens patiënte en klaagster gedeeltelijk gegrond is, de psychiater is daarin tekortgeschoten. Het college stelt evenwel ook vast dat de psychiater klaagster daarvoor meerdere malen, ook nog ter terechtzitting bij het college, zijn excuses heeft aangeboden. Daarnaast is duidelijk gemaakt dat de psychiater, en de afdeling waar hij werkzaam is, lering heeft getrokken uit hetgeen is voorgevallen en dat substantiële verbeteringen zijn doorgevoerd. In al die omstandigheden, in onderling verband bezien, vindt het college aanleiding om aan de psychiater geen maatregel op te leggen. Deels gegronde klacht zonder oplegging van een maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7447
- Datum publicatie: 28-03-2025
- Datum uitspraak: 28-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:68
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster is in 2022 in behandeling gekomen bij het FACT-team dat ambulante zorg aan haar verleende. Met een korte onderbreking is klaagster daar tot maart 2024 onder behandeling geweest. Verweerster was als psychiater verbonden aan dat FACT-team en in die hoedanigheid betrokken bij de behandeling van klaagster. Klaagster heeft meerdere klachten met betrekking tot de door de psychiater aan haar verleende zorg, onder meer over het ontbreken van een EMDR-behandeling en het voorschrijven van medicatie. De psychiater heeft verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.Kenmerk: geen of onvoldoende zorg
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7525
- Datum publicatie: 28-03-2025
- Datum uitspraak: 28-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:69
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager is vanaf 2021 ambulant in behandeling bij de GGZ. Hij is daar ook meerdere keren voor (langere) periodes opgenomen. De psychiater is vanaf 2022 als psychiater van het FACT-team diverse malen bij de ambulante behandeling van klager betrokken geweest en van april 2024 tot augustus 2024 als ambulant regiebehandelaar. Klager verwijt de psychiater dat zij hem niet heeft geïnformeerd dat hij na het aflopen van de zorgmachtiging op 14 februari 2024 niet meer verplicht was om in de kliniek te verblijven. Voorts heeft klager diverse klachten in het kader van de verleende zorgmachtigingen, de overdracht van psychiater(regiebehandelaar) naar een andere psychiater en het gedrag van de psychiater bij een gesprek over de euthanasiewens van klager. De psychiater voert verweer en heeft verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Uit de overwegingen van het college volgt dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.Kenmerk: onvoldoende zorg.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7421
- Datum publicatie: 27-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:36
Klaagster verwijt verweerder, onder meer, dat hij de behandeling van haar – door suïcide overleden – echtgenoot heeft overgelaten aan een niet BIG-geregistreerde systeemtherapeut, ondanks de ernst van de problematiek, en dat hij als regiebehandelaar eerder had moeten ingrijpen in het behandelproces. Volgens klaagster heeft verweerder niet de zorg verleend die haar echtgenoot nodig had. Ook zou verweerder ten onrechte de door de systeemtherapeut geleverde zorg hebben gedeclareerd, terwijl die normaliter niet wordt vergoed. De klacht is ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7749
- Datum publicatie: 27-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:34
Klacht tegen huisarts. Klager is gezaghebbende vader van een 11-jarige dochter. Met het oog op een ondertoezichtstellingsprocedure bij de rechtbank heeft verweerster (niet de eigen huisarts van moeder of dochter) in opdracht van moeder, zonder toestemming van klager, de dochter onderzocht. Ook legt zij een schriftelijke verklaring af waarin zij belastende uitspraken over klager heeft opgenomen, zonder vader gesproken te hebben of hem weerwoord te geven. Zij onthoudt klager bovendien informatie. Klacht gegrond. Gedeeltelijke ontzegging.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7422
- Datum publicatie: 27-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:35
Klaagster verwijt verweerder, onder meer, dat hij de behandeling van haar – door suïcide overleden – echtgenoot heeft overgelaten aan een niet BIG-geregistreerde systeemtherapeut, ondanks de ernst van de problematiek, en dat hij als regiebehandelaar eerder had moeten ingrijpen in het behandelproces. Volgens klaagster heeft verweerder niet de zorg verleend die haar echtgenoot nodig had. Ook zou verweerder ten onrechte de door de systeemtherapeut geleverde zorg hebben gedeclareerd, terwijl die normaliter niet wordt vergoed. De klacht is ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:47 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2616 verzet
- Datum publicatie: 26-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:47
De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager op dezelfde gronden als het Regionaal Tuchtcollege afgewezen, omdat de door klager geformuleerde klachten niet vallen onder de eerste tuchtnorm dan wel onder de tweede tuchtnorm. Klager is van deze beslissing in verzet gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het verzet ongegrond. De door klager in het verzetschrift aangevoerde argumenten zijn onvoldoende concreet en steekhoudend om tot een ander oordeel dan de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege te komen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het verzetschrift van klager ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:38 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2497
- Datum publicatie: 26-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:38
Klager verwijt de huisarts met klachtonderdeel a dat hij hem jarenlang allerlei medicijnen heeft laten slikken, terwijl hem — behalve zere voeten — eigenlijk niets mankeerde. Volgens klager zijn door alle medicatie zijn maag en darmen blijvend beschadigd en heeft hij zich jarenlang een zombie gevoeld. Het Centraal Tuchtcollege concludeert dat de huisarts als het gaat om de evaluatie en het monitoren van het medicatiegebruik door klager onvoldoende de regie heeft genomen en te passief is geweest. Hij heeft daarmee niet de zorg verleend die van hem mocht worden verwacht en is niet gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. De huisarts kan hiervan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het Regionaal Tuchtcollege klachtonderdeel a ten onrechte ongegrond heeft verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7071
- Datum publicatie: 26-03-2025
- Datum uitspraak: 26-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:39
Kennelijk ongegronde klacht tegen verpleegkundige, die medisch advies heeft uitgebracht over de vraag of klager (een minderjarige asielzoeker) kan worden gehoord door de IND. Het rapport voldoet aan de daarvoor geldende eisen. Dat achteraf (na specifiek psychologisch en medisch onderzoek) is gebleken dat klager meer medische klachten heeft dan de verpleegkundige heeft geconstateerd, kan haar niet worden tegengeworpen. Van de wijze waarop de organisatie is ingericht, kan de verpleegkundige geen verwijt worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7184
- Datum publicatie: 26-03-2025
- Datum uitspraak: 26-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:40
Klacht tegen een plastisch chirurg na uitvoeren secundaire borstreconstructie met Tissue Expander. Klaagster wenste reconstructie met eigen weefsel. Zij verwijt de plastisch chirurg dat hij niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht, omdat hij niet heeft gewezen op een trial in een academisch ziekenhuis met autologe vettransplantatie, en dat er geen gezamenlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7661
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:66
Gegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen een verpleegkundige. Het college onderschrijft het betoog van de IGJ dat het gedrag van de verpleegkundige dermate grensoverschrijdend is, dat dit ernstig in strijd is met de professionaliteit die van iedere redelijk handelende verpleegkundige verwacht mag worden. De verpleegkundige heeft door zijn handelen het vertrouwen van de cliënten die zich in een kwetsbare positie bevonden, ernstig geschaad. Het college constateert dat er sprake is van een patroon in het handelen van de verpleegkundige waarin hij herhaaldelijk de grenzen van het toelaatbare opzoekt en daar vervolgens overheen gaat. De verpleegkundige heeft weliswaar erkend dat hij (wellicht) anders had moeten handelen, maar het college heeft niet de indruk dat de verpleegkundige zich voldoende realiseert welke impact zijn handelen heeft gehad dan wel had kunnen hebben op patiënten. Het enkele gegeven dat de verpleegkundige nu niet in het BIG-register staat ingeschreven, biedt geen bescherming voor het geval de verpleegkundige toch weer in de zorg zou gaan werken. Volgt doorhaling inschrijving in het BIG-register en verbod tot wederinschrijving.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7036
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:64
Deels niet-ontvankelijke en deels kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De dochter van klaagster is met een rechterlijke machtiging is opgenomen in een GZ-instelling. De verpleegkundige is aldaar werkzaam en als behandelcoördinator betrokken bij de behandeling van de dochter. Klaagster is ontevreden over de informatieverstrekking door de verpleegkundige en kan geen contact krijgen met haar dochter. Voorts klaagt zij over de behandeling van haar dochter en haar welzijn. Klaagster heeft naar het oordeel van het college niet (of althans onvoldoende) aannemelijk gemaakt dat zij namens haar dochter klaagt. Daarnaast is het college van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat de dochter wilsbekwaam is, nu klaagster de wilsonbekwaamheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit oordeel vindt bevestiging in de omstandigheid dat de dochter zelfstandig en met succes, bij de rechtbank een verzoek tot ontheffing van haar moeder uit het mentorschap heeft ingediend. Het college komt tot het oordeel dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is voor zover de klacht betrekking heeft op de behandeling van/zorg voor de dochter. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen heeft klaagster niet onderbouwd dat ter zake van de verpleegkundige een verwijt kan worden gemaakt. Anders dan klaagster kennelijk meent is de verpleegkundige niet aan te merken als de ‘leidinggevende’ van de instelling.