ECLI:NL:TGZRAMS:2025:111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7164

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:111
Datum uitspraak: 06-05-2025
Datum publicatie: 06-05-2025
Zaaknummer(s): A2024/7164
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zijn pols gebroken op vakantie. Hij is daarna geopereerd. Kort daarna heeft klager zich ziekgemeld. De bedrijfsarts klager in zijn ziekteverzuimperiode begeleid en hem op enig moment volledig arbeidsgeschikt verklaard. Klager is van mening dat de bedrijfsarts niet tot deze conclusie had mogen komen, omdat dit haaks staat op de visie van de behandelend chirurg.Het college overweegt dat de bedrijfsarts op basis van zijn eigen onderzoeken en de informatie van de behandelend fysiotherapeut tot het oordeel heeft kunnen komen dat klager, na een opbouw van zijn werkzaamheden, per 17 maart 2022 arbeidsgeschikt zou zijn voor zijn eigen werk. Hij heeft klager maandenlang gevolgd, begeleid en diverse keren onderzocht. Daarnaast heeft hij informatie ingewonnen bij de behandelend fysiotherapeut. Die informatie gaf geen aanleiding om anders te oordelen. Het argument dat de bedrijfsarts niet tot de arbeidsgeschiktverklaring heeft kunnen komen omdat dit niet strookte met de visie van de behandelend chirurg, treft geen doel, omdat de bedrijfsarts op dat moment niet beschikte over de actuele informatie en visie van de chirurg. Klager stelt dat de chirurg hem zou hebben gezegd dat hij een jaar lang niet zou mogen werken, maar dit blijkt niet uit de beschikbare medische stukken. Daar komt bij dat een oordeel over de arbeidsgeschiktheid aan een bedrijfsarts is voorbehouden, omdat die op de hoogte is van de inhoud van het werk en de mogelijkheden voor aangepast werk.

A2024/7164
Beslissing van 6 mei 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 6 mei 2025 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klager,
gemachtigden: mr. E. Bajric en mr. O. Arslan, beiden werkzaam in Amsterdam,

tegen

C,
bedrijfsarts,
destijds werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. E.A. Kadijk, werkzaam te Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager was sinds 2021 werkzaam als agrarisch medewerker bloemen bij uitzendbureau E. Hij heeft op 7 juli 2021 zijn pols gebroken tijdens een vakantie in F. Op 30 juli 2021 is hij in Nederland geopereerd. Per 19 juli 2021 heeft klager zich ziekgemeld. De bedrijfsarts, werkzaam bij G, heeft klager in zijn ziekteverzuimperiode begeleid en hem per 17 maart 2022 volledig arbeidsgeschikt verklaard. Klager is van mening dat de bedrijfsarts niet tot deze conclusie had mogen komen, omdat dit haaks staat op de visie van de behandelend chirurg.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 25 april 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 19 september 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 25 maart 2025. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden, voornoemd. Klager had een tolk meegenomen, mevrouw H. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De eerstgenoemde gemachtigde van klager heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Op 7 juli 2021 heeft klager tijdens een vakantie in F zijn pols gebroken. De pols is in een ziekenhuis in F in gips gezet. De pols moest geopereerd worden. Op 19 juli 2021 heeft klager zich ziekgemeld bij zijn werkgever. Op 28 juli 2021 heeft hij zich gemeld bij het I. Klager is daar op 30 juli 2021 geopereerd, waarbij osteosynthesemateriaal (platen en schroeven) werd ingebracht.

3.2 Op 27 september 2021 vond een eerste consult bij de bedrijfsarts plaats. De bedrijfsarts heeft van dit consult genoteerd (citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven): “Werknemer heeft beperkingen aan zijn linkerpols bij rechtshandigheid. Krachtzetten met links, kracht links 50% van rechts, kan nog niet tillen voor meer dan 1 kg. Kan nog niet goed flecteren van de linkerpols. Handfunctie volledig intact.”

3.3 Op 11 oktober 2021 vond een tweede consult plaats. Daarvan is genoteerd: “werknemer is conform vorig advies geschikt voor aangepast werk. Kan met zijn linkerhand geleidelijk belasting opbouwen. Is nu geschikt voor 1 kg links. Kan de belasting geleidelijk verhogen. (…) Werknemer gaat op korte termijn terug naar zijn behandelaar. Nu ingeschat acht ik werknemer uiterlijk over drie weken geschikt voor zijn eigen werk. Mocht dit niet zo zijn dan kan werknemer een nieuwe afspraak maken bij de bedrijfsarts.”

3.4 Op 1 november 2021 vond een derde consult plaats. De bedrijfsarts beschikte toen over medische informatie. Hij heeft genoteerd dat de pols goed geconsolideerd is. Klager is volgens de aantekeningen boos, omdat hij arbeidsgeschikt is verklaard. Hij heeft gezegd dat hij links bij het pakken van een voorwerp van 500 gram zijn pols niet goed kan bewegen en dat op de plaats waar de platen zitten hij een brandend gevoel heeft. Bij kracht zetten van zijn hand doet het snel pijn. De bedrijfsarts heeft de hand en pols ook onderzocht en geconcludeerd dat de functie van de pols ten aanzien van links/rechts bewegen goed is. Klager kan de hand wel gebruiken, de functie is volledig intact. Samengevat luidde de terugkoppeling dat klager conform het vorige advies geschikt is voor aangepast werk, beperkingen heeft aan zijn linkerhand bij rechtshandigheid en dat hij de belasting met zijn linkerhand geleidelijk kan verhogen. De bedrijfsarts schatte in dat klager na uiterlijk 8 weken geschikt voor zijn eigen werk zou zijn. Als dat niet zo zou zijn, kon klager een nieuwe afspraak maken bij de bedrijfsarts.

3.5 Uit het hierna te noemen arbeidsdeskundig rapport blijkt dat er op 4 januari 2022 ook een terugkoppeling is geweest, waarin de bedrijfsarts heeft genoteerd dat de belastbaarheid van klager is toegenomen. Hij kan hervatten per 5 januari voor 5 uur per dag, per 13 januari voor 6 uur per dag, per 21 januari voor 7 uur per dag en per 29 januari
voor 8 uur per dag in aangepast werk. Beperking is langdurig kracht zetten met zijn linkerhand, aldus de terugkoppeling volgens het rapport.

3.6 Op 21 januari 2022 heeft klager naar aanleiding van een conflict met zijn werkgever over de belastbaarheid van zijn linkerpols een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd over de re-integratie inspanningen van zijn werkgever.

3.7 Op 1 februari 2022 vond een volgend consult plaats. De bedrijfsarts heeft in zijn terugkoppeling van dit consult – samengevat – genoteerd dat de belastbaarheid nog in discussie is en dat de bedrijfsarts medische informatie gaat opvragen bij de behandelaar. Klager werkte op dat moment 5 uur per dag en gaf aan dat dat maximaal was. Links was klager nog wat beperkt, rechts niet. De bedrijfsarts schatte in dat klager met rechts dan ook wel 8 uur kon werken. Na overleg met de behandelaar van klager zou de bedrijfsarts een definitief standpunt innemen. In het medische dossier heeft de bedrijfsarts opgeschreven: “Kan rechts 59 kg en rechts 32 kg. Ik zie geen pijnbeleving. O/ kan pols maximaal flecteren en externeren, 90 graden, functie is prima. Geeft pijn bij frequent tillen en grijpen. Heeft nu ook veel pijn, alleen niets te zien of te merken. Links is de kracht meer dan 50% van rechts maar hij is rechtshandig. “(…) C/ Werknemer kan best heel veel doen. Kan goed krachtzetten maar geeft aan pijn te hebben. Plan heeft hij zelf dat hij niet langer werken dan 5 uur per dag. Ik vind dat het wel langer kan.”

3.8 Op 3 februari 2022 heeft de bedrijfsarts telefonisch overleg gehad met de fysiotherapeut van klager, nadat klager hiervoor een machtiging had ondertekend. Op de machtiging heeft de bedrijfsarts als uitspraken van de fysiotherapeut genoteerd dat de pols van klager goed vast zat en er niets kon gebeuren, dat de functies van de hand goed waren en dat de fysiotherapeut het eens was met verdere opbouw naar 6, 7 en 8 uur (door de bedrijfsarts nader toegelicht: op de re-integratieplek).

3.9 Op 28 februari 2022 vond weer een consult plaats. De terugkoppeling luidt als volgt: “Werknemer is sinds kort niet meer op de re-integratieplek aan het werk. Er is iets gebeurd waardoor er daar complicaties zijn opgetreden. Werknemer zijn herstelgedrag is nu beperkt. Er is op zijn verzoek overleg met de behandelaar geweest, middels een medische machtiging. In overleg met de behandelaar en de visie van de bedrijfsarts is besloten om werknemer verder tijdcontingent te re-integreren. Per heden voor 6 uur per dag, per 7 maart voor 7 uur per dag en per 17 maart volledig arbeidsgeschikt.”

3.10 Per 17 maart 2022 is klager hersteld gemeld. Op 29 maart 2022 ontving klager een brief van het UWV met de beslissing dat zijn uitkering per 17 maart 2022 beëindigd werd.

3.11 Op 11 april 2022 vond, op verzoek van klager, een zesde consult plaats. De terugkoppeling daarvan luidt als volgt: “Belastbaarheid is niet gewijzigd, Is conform het vorige advies waar werknemer het niet mee eens is. Heeft een DO aangevraagd en is reeds uitgevoerd, nog geen schriftelijke terugkoppeling van gekregen. Gezien werknemer zijn geponeerde klachten vraag ik medische informatie bij zijn behandelaar op om mijn reeds gegeven advies middels deze informatie te toetsen en zo nodig bij te stellen. Werknemer is hiermee akkoord. Machtiging is getekend. Werknemer geeft aan per toekomende datum nog een behandeling te krijgen waarvoor hij op de wachtlijst staat. De verwachting daarvan is dat hij daarna weer volledig kan werken geeft werknemer aan. Laten we dat voor werknemer zijn herstel zeker hopen, ik gun hem zeker een goede gezondheid.”

3.12 Op 12 april 2022 is het deskundigenoordeel uitgebracht. Het verzekeringsgeneeskundige rapport van 31 maart 2022, dat mede ten grondslag ligt aan het deskundigenoordeel, vermeldt als conclusie van de verzekeringsarts dat de functionele mogelijkheden van klager door de bedrijfsarts niet adequaat zijn ingeschat. Klager is aangewezen op hand/armsparend werk links en gewaakt moet worden voor overbelasting rechts. Gezien het handbelastend eigen werk en re-integratiewerk zal er ook in ieder geval een beperking zijn in de duurbelasting, waarbij 5 uur per dag als maximaal wordt bevonden, aldus de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige concludeert op basis daarvan dat de re-integratie inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn.

3.13 Op 9 mei 2022 vond een volgend consult plaats. De terugkoppeling luidt als volgt: “Belastbaarheid is niet gewijzigd, Is conform vorig spreekuur. (…) Er is een discrepantie tussen het advies van de bedrijfsarts en dat van het UWV. (…) Hij heeft vorige week gebeld en werknemer is aangezegd dat deze ingreep in juni 2022 zal plaatsvinden. Ik begrijp werknemer zijn ongenoegen over het eerder gegeven advies maar voor de zorgvuldigheid moet ik de medische informatie van de behandelaar hebben om een gewogen advies dat in overeenstemming is met de benahdelned sector te geven. Ik hoop dat de medische informatie z.s.a.m. wordt ontvangen.”

3.14 Op 13 mei 2022 ontving de bedrijfsarts informatie van de chirurg.

3.15 Op 16 mei 2022 heeft de bedrijfsarts op basis van de informatie van de chirurg zijn advies over de arbeidsgeschiktheid van klager aangepast. De terugkoppeling luidt als volgt: “Werknemer heeft beperking aan zijn linker pols bij rechtshandigheid. Is beperkt voor het gebruik van zijn linkerpols bij veelvuldig kracht zetten en zwaar belasten. Proefondervindelijk is gebleken dat werknemer in licht constructief werk tenminste 5 uur per dag kan werken. De functie van de linker pols/hand is volledig intact. Voor zijn rechterarm zijn geen beperkingen te duiden. De verwachting is dat de nog aanwezige beperkingen voor links zullen verdwijnen na de komende medische behandeling waarvoor nu nog geen datum bekend is. Werknemer is geschikt voor werk waarbij de polsbelasting links beperkt is. Bij licht constructief werk geldt een urenbelasting van 5 uur. Voor niet linker pols belastend werk geldt geen uren beperking. Werknemer is geschikt voor aangepast werk.”

3.16 De daaropvolgende consulten met klager zijn door een collega van de bedrijfsarts gedaan.


3.17 Op 5 augustus 2022 is het plaat- en schroefwerk uit de pols van klager verwijderd. Per 1 september 2022 is klager volledig arbeidsgeschikt verklaard.

4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Volgens klager heeft de bedrijfsarts onjuist gehandeld, omdat zijn oordeel over de arbeidsgeschiktheid van klager haaks stond op de visie van de behandelend chirurg.

4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
5.1 Welke criteria gelden bij de beoordeling?
De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

De beoordeling
5.2 Volgens klager kon de bedrijfsarts na het aanleveren van de medische informatie redelijkerwijs niet tot de conclusie komen dat klager (gedeeltelijk) arbeidsgeschikt was.

5.3 Het college overweegt dat uit de aantekeningen van de bedrijfsarts in het dossier van 1 november 2021 blijkt dat hij toen medische informatie van klager had ontvangen en klager zelf heeft onderzocht. Hij heeft daarop zijn inschatting in het consult daarvoor – op 11 oktober 2021 – dat klager uiterlijk over drie weken geschikt zou zijn voor zijn eigen werk, bijgesteld naar acht weken en daaraan toegevoegd dat klager, als dat niet zo was, een nieuwe afspraak kon maken bij de bedrijfsarts. Begin januari 2022 heeft de bedrijfsarts een opbouwschema opgesteld dat wekelijks met een uur per dag werd uitgebreid, maar nog steeds in aangepast werk en met de opmerking dat de beperking bestond in het langdurig kracht zetten met zijn linkerhand, Het college kan niet vaststellen dat dit als onzorgvuldig moet worden aangemerkt.

5.4 De bedrijfsarts heeft aangevoerd dat hij ook op 28 februari 2022 tot het oordeel kon komen dat klager na een periode van opbouw arbeidsgeschikt was per 17 maart 2022. Hij heeft daartoe klager zelf meerdere keren aan het werk gezien op de re-integratieplek; klager verrichtte daar licht werk, zoals het aandraaien van schroefjes. Ook heeft de bedrijfsarts klager onderzocht op zijn hand- en polsfunctie. Daarnaast heeft hij informatie ingewonnen bij de behandelend fysiotherapeut, die klager ook geschikt achtte voor zijn werk na een opbouwperiode. De fysiotherapeut heeft hem ervan verzekerd dat de hand- en polsfunctie van klager niet in het geding zou komen, omdat de pols goed vastzat. Toen de bedrijfsarts, na ontvangst van het deskundigenrapport van het UWV, alsnog de aanvullende informatie van de behandelend chirurg op 13 mei 2022 ontving, heeft hij zijn standpunt over de arbeidsgeschiktheid van klager herzien. De bedrijfsarts bestrijdt dan ook de stelling van klager dat hij niet tot zijn (eerdere) oordeel heeft kunnen komen, omdat zijn visie haaks zou staan op die van de behandelend chirurg.

5.5 Het college overweegt dat de bedrijfsarts op basis van zijn eigen onderzoeken en de informatie van de behandelend fysiotherapeut tot het oordeel heeft kunnen komen dat klager, na een opbouw van zijn werkzaamheden, per 17 maart 2022 arbeidsgeschikt zou zijn voor zijn eigen werk. Hij heeft klager maandenlang gevolgd, begeleid en diverse keren onderzocht. Daarnaast heeft hij informatie ingewonnen bij de behandelend fysiotherapeut. Die informatie gaf geen aanleiding om anders te oordelen. Het argument dat de bedrijfsarts niet tot de arbeidsgeschiktverklaring heeft kunnen komen omdat dit niet strookte met de visie van de behandelend chirurg, treft geen doel, omdat de bedrijfsarts op dat moment niet beschikte over de actuele informatie en visie van de chirurg. Klager stelt dat de chirurg hem zou hebben gezegd dat hij een jaar lang niet zou mogen werken, maar dit blijkt niet uit de beschikbare medische stukken. Daar komt bij dat een oordeel over de arbeidsgeschiktheid aan een bedrijfsarts is voorbehouden, omdat die op de hoogte is van de inhoud van het werk en de mogelijkheden voor aangepast werk.

5.6 Op 13 mei 2022, nadat de bedrijfsarts zelf hierom had verzocht naar aanleiding van het deskundigenoordeel, ontving hij nadere schriftelijke medische informatie van de chirurg. Deze informatie, zoals blijkt uit productie 3 bij het verweerschrift, betreft een brief van 6 mei 2022 en is opgesteld door de behandelend chirurg van klager. In deze brief wordt het volgende benoemd: “(…) echter hield pijnklachten bij belasten en bewegen. Voorts was er sprake van forse drukpijn over de platen en schroeven. Hierop werd geconstateerd dat er mogelijk sprake was van hardware irritatie, dd arthrose. Patient staat momenteel gepland voor het verwijderen van al het plaatmateriaal en schroeven in de hoop dat dit de pijnklachten zal verminderen. (…)” De bedrijfsarts heeft zijn standpunt over de arbeidsgeschiktheid van klager naar aanleiding van deze informatie op 16 mei 2022 herzien. Het zou mogelijk efficiënter en voor klager aanvaardbaarder zijn geweest, als de bedrijfsarts eerder over de informatie van de behandelend chirurg had beschikt en zijn standpunt over de arbeidsgeschiktheid van klager eerder mede daarop zou hebben gebaseerd. Dit neemt echter niet weg dat verdedigbaar is dat de bedrijfsarts klager als arbeidsgeschikt voor aangepast werk heeft aangemerkt zoals hiervoor onder 3.15 vermeld, met beperkte polsbelasting links en een urenbelasting van 5 uur bij licht constructief werk. Het is volgens de professionele normen ook aan de bedrijfsarts te beoordelen of hij, naast zijn eigen bevindingen, nog behoefte heeft aan informatie van de behandelaar(s) van een werknemer. Hij is niet verplicht die op te vragen en mag afgaan op zijn eigen waarnemingen en bevindingen.


5.7 Ten slotte maakt ook het deskundigenoordeel van de verzekeringsarts van het UWV, waarin een ander standpunt over de belastbaarheid van klager is ingenomen, het oordeel van het college niet anders. Dat de verzekeringsarts meer betekenis toekende aan de pijnklachten van klager en zijn mogelijkheden anders beoordeelde, betekent niet dat de bedrijfsarts niet gerechtvaardigd tot zijn standpunt heeft kunnen komen. Opgemerkt moet worden dat dit onderzoek is gebaseerd op één telefonisch contact met klager, zonder fysiek onderzoek. Slotsom

5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, L.W.M. Creemers, lid-jurist, F. Brouwer, M. Prenger en P. Eken, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.