ECLI:NL:TGZRAMS:2025:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7312

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:106
Datum uitspraak: 29-04-2025
Datum publicatie: 29-04-2025
Zaaknummer(s): A2024/7312
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster een borstvergroting uitgevoerd. Zes jaar later kwam klaagster opnieuw bij de plastisch chirurg in verband met pijnklachten in haar rechterborst. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en dat hij een onjuist advies heeft gegeven. Volgens de artsen in [land X] was het niet verantwoord om nieuwe implantaten te plaatsen, wat maakt dat een van de behandelopties die de plastisch chirurg heeft voorgesteld niet juist was. Daarnaast heeft de plastisch chirurg tijdens het consult niet gewezen op het risico van de Allergan-implantaten.Naar het oordeel van het college heeft de plastisch chirurg gehandeld volgens de in Nederland geldende standaarden. De plastisch chirurg heeft op basis van het lichamelijk onderzoek vastgesteld dat er sprake was van forse kapselvorming (Baker IV), wat de pijnklachten veroorzaakt. Het behandelbeleid in Nederland bij Baker IV klachten is een capsulotomie (het insnijden van het verharde kapsel) of een capsulectomie (het chirurgisch verwijderen van een deel of het gehele kapsel) in combinatie met het verwijderen of vervangen van het implantaat.Dat de plastisch chirurg klaagster niet heeft geïnformeerd over de Allergan-implantaten is ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Volgens de in Nederland geldende richtlijnen hoeven deze implantaten niet preventief te worden verwijderd, er is in Nederland geen terugroepactie geweest. Weliswaar bestaat er bij borstimplantaten een risico op Breast Implant Associated Anaplastic Large-Cell Lymphoma (BIA-ALCL), een zeldzame vorm van lymfeklierkanker, maar bij klaagster was hier klinisch geen verdenking op. De plastisch chirurg hoefde klaagster hier daarom ook niet over te informeren.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 29 april 2025 op de klacht van:


A,
wonende te B (C),
klaagster,
gemachtigde: D,


tegen


E,
plastisch chirurg,
werkzaam te F,
verweerder, hierna ook: de plastisch chirurg,
gemachtigde: mr. E.E. Rippen, werkzaam te Utrecht.


1. De zaak in het kort
1.1 De plastisch chirurg heeft bij klaagster een borstvergroting uitgevoerd. Zes jaar later kwam klaagster opnieuw bij de plastisch chirurg in verband met pijnklachten in haar rechterborst. Klaagster is niet tevreden over de behandeling door de plastisch chirurg.


1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 17 juni 2024;
- de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 16 juli 2024, met als bijlage een video-opname van de borstimplantaten;
- het verweerschrift, met als bijlage het medisch dossier;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 8 november 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 De plastisch chirurg is (onder meer) werkzaam bij G (hierna: de kliniek). Op 31 januari 2017 heeft hij bij klaagster een borstvergroting uitgevoerd. Hierbij zijn borstimplantaten van H geplaatst.

3.2 Op 1, 6 en 14 februari 2017 heeft klaagster in het kader van nazorg contact gehad met verpleegkundigen van de kliniek. Op 21 februari 2017 heeft klaagster een controle-afspraak bij de plastisch chirurg gehad. Hierover is in het medisch dossier het volgende genoteerd:
“Beloop: A zeer tevreden
O: fraai
B: expectatief”.


3.3 Op 21 februari 2023 heeft klaagster zich weer tot de plastisch chirurg gewend vanwege pijnklachten in de rechterborst. De plastisch chirurg heeft klaagster lichamelijk onderzocht en concludeerde dat er sprake was van een pijnlijk kapsel rondom de prothesen in beide borsten (Baker IV). Hij legde aan klaagster uit dat er twee behandelopties waren: 1) de implantaten in beide borsten verwijderen en nieuwe protheses inbrengen of 2) de implantaten in beide borsten verwijderen en daarna de beide borsten liften.

3.4 In maart 2023 heeft klaagster in C beeldvormend onderzoek laten doen, waarbij tekenen van een breuk in het implantaat van de rechterborst werden gezien. Op 2 mei 2023 is klaagster in het ziekenhuis in C geopereerd. Hierbij zijn de implantaten verwijderd en is er een borstreconstructie uitgevoerd. Dit komt overeen met de tweede behandeloptie die de plastisch chirurg heeft voorgesteld. Tijdens de operatie is gebleken dat de beide implantaten geruptureerd waren.


4. De klacht en de reactie van de plastisch chirurg
4.1 Klaagster maakt de plastisch chirurg samengevat de volgende verwijten:
a) klaagster had na het inbrengen van de implantatenaanhoudende pijnklachten;
b) de plastisch chirurg heeft tijdens het consult van 21 februari 2023 een onjuiste diagnose gesteld en een onjuist advies gegeven;
c) de plastisch chirurg heeft klaagster tijdens het consult van 21 februari 2023 niet geïnformeerd over het grote risico van de geplaatste implantaten en dat deze inmiddels in Nederland verboden zijn;
d) de plastisch chirurg heeft in het verslag van 21 februari 2023 onjuiste medische gegevens vermeld;
e) klaagster heeft kosten en tijd gemaakt voor herstel en zij is door de operatie en de consulten inkomsten misgelopen.

4.2 De plastisch chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de plastisch chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende plastisch chirurg. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de plastisch chirurg geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2 Het college oordeelt dat de plastisch chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hieronder licht het college dit toe.

Klachtonderdeel a) pijnklachten na het inbrengen van de implantaten
5.3 Klaagster stelt dat zij tijdens de controleafspraak van 21 februari 2017 melding heeft gemaakt van pijnklachten in haar rechterborst en een bobbel die uitstak. De plastisch chirurg betwist dat klaagster deze klachten bij dat consult heeft geuit.


5.4 Uit het medisch dossier blijkt niet dat klaagster op 21 februari 2017 pijnklachten heeft gemeld of dat er sprake was van een bobbel die uitstak. Alleen bij het contact met de
verpleegkundige op 1 februari 2017, een dag na de operatie, is genoteerd dat klaagster pijn had. Klaagster heeft toen gezegd dat zij op de avond na de ingreep veel pijn had, maar dat pijnstilling goed hielp. Dit is normaal na een dergelijke ingreep. Bij de volgende contacten in 2017 zijn geen pijnklachten meer gerapporteerd. Het college kan dus niet vaststellen dat klaagster deze klachten bij de plastisch chirurg heeft gemeld. Dat brengt mee dat dat de plastisch chirurg ook niet kan worden verweten dat klaagster zes jaar lang pijn en een uitstekende bobbel heeft gehad. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.


Klachtonderdelen b) tot en met d) onjuiste diagnose en advies, niet geïnformeerd over de risico’s van de implantaten en onjuiste dossiervoering
5.5 Het college bespreekt deze klachtonderdelen gezamenlijk omdat deze allen gaan over het consult van 21 februari 2023.


5.6 Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en dat hij een onjuist advies heeft gegeven. Volgens de artsen in C was het niet verantwoord om nieuwe implantaten te plaatsen, wat maakt dat een van de behandelopties die de plastisch chirurg heeft voorgesteld niet juist was. Daarnaast heeft de plastisch chirurg tijdens het consult niet gewezen op het risico van de H-implantaten.


5.7 Naar het oordeel van het college heeft de plastisch chirurg gehandeld volgens de in Nederland geldende standaarden. De plastisch chirurg heeft op basis van het lichamelijk onderzoek vastgesteld dat er sprake was van forse kapselvorming (Baker IV), wat de pijnklachten veroorzaakt. Het behandelbeleid in Nederland bij Baker IV klachten is een capsulotomie (het insnijden van het verharde kapsel) of een capsulectomie (het chirurgisch verwijderen van een deel of het gehele kapsel) in combinatie met het verwijderen of vervangen van het implantaat. Mogelijk is dit dus anders dan de standaarden die in C gelden. Het maken van een MRI van de borsten, waarmee mogelijk een ruptuur van het implantaat was gezien, had geen meerwaarde gehad, omdat er op basis van het lichamelijk onderzoek al een indicatie was om de implantaten operatief te verwijderen. Dat de plastisch chirurg klaagster niet heeft geïnformeerd over de H-implantaten is ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Volgens de in Nederland geldende richtlijnen hoeven deze implantaten niet preventief te worden verwijderd, er is in Nederland geen terugroepactie geweest. Weliswaar bestaat er bij borstimplantaten een risico op Breast Implant Associated Anaplastic Large-Cell Lymphoma (BIA-ALCL), een zeldzame vorm van lymfeklierkanker, maar bij klaagster was hier klinisch geen verdenking op. De plastisch chirurg hoefde klaagster hier daarom ook niet over te informeren.


5.8 Klaagster heeft verder naar voren gebracht dat er onjuistheden in het dossier staan. Bij het consult van 21 februari 2023 is genoteerd “beloop: 8 jaar na protheses wissel”, terwijl de implantaten zes jaar eerder waren geplaatst en er geen wisseling had plaatsgevonden. De plastisch chirurg heeft erkend dat zijn notitie niet juist is en biedt hiervoor zijn excuses aan.


5.9 Het college is van oordeel dat deze onjuiste notitie kan worden gekwalificeerd als een verschrijving. Niet gebleken is dat klaagster hiervan negatieve gevolgen heeft ondervonden of dat dit invloed heeft gehad op de behandeling van klaagster. Het college vindt deze verschrijving in het dossier niet zodanig dat dit een tuchtrechtelijk verwijt oplevert.


5.10 Dit klachtonderdelen b) tot en met d) zijn kennelijk ongegrond.


Klachtonderdeel e) kosten, tijd en verlies van inkomsten
5.11 Klachtonderdeel e) ziet op de gemaakte tijd en kosten voor het verwijderen van de implantaten en de reconstructie. Zoals de plastisch chirurg terecht heeft opgemerkt, is het niet aan het college om een uitspraak te doen over een causaal verband tussen het handelen van de plastisch chirurg en de schade van klaagster. Dit klachtonderdeel is daarom ook kennelijk ongegrond.

Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 29 april 2025 door E.A. Messer, voorzitter, S.M. Schmidt - Rikama en R.A. Christiano, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris.