ECLI:NL:TGZRZWO:2025:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7675
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:54 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-04-2025 |
Datum publicatie: | 28-04-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7675 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | (Kennelijk) ongegronde klacht tegen arts in opleiding tot bedrijfsarts. Klacht van werkneemster over de verzuimbegeleiding. Dat met het re-integratie advies onvoldoende rekening werd gehouden met de klachten en beperkingen van klaagster is niet onderbouwd en blijkt ook niet uit de stukken. Ten aanzien van de door klaagster genoemde sms-berichten met seksuele content kon verweerster op dat moment volstaan met het advies een vertrouwenspersoon in te schakelen. Ook heeft verweerster in voldoende mate zorggedragen voor het wegnemen van eventuele problemen in de communicatie. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 25 april 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
arts,
destijds werkzaam in D,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C. de Die, advocaat te Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Verweerster is als bedrijfsarts in opleiding betrokken geweest bij de verzuimbegeleiding van klaagster. Klaagster verwijt verweerster - kort weergegeven - dat zij uitsluitend gehoor gaf aan de belangen van de werkgever, geen actie ondernam naar aanleiding van de omstandigheid dat klaagster werd lastiggevallen en dat verweerster met klaagster communiceerde in een taal (het Engels) die klaagster onvoldoende beheerste. Verweerster heeft in haar verweerschrift uiteengezet waarom zij de verwijten niet terecht vindt.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 25 september 2024;
- de brief van de secretaris van 4 november 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klaagster heeft zich in juni 2024 met klachten van een gekneusde enkel ziek gemeld voor haar werk op een distributiecentrum. Verweerster werkte destijds als bedrijfsarts in opleiding voor E.
3.2 Vanuit E werd klaagster in de eerste periode na haar ziekmelding begeleid door de re-integratie- en preventieadviseur. Verweerster zag klaagster voor het eerst op haar spreekuur van 2 september 2024. In de van dit spreekuur gemaakte notities schreef verweerster – kort weergegeven – dat de klachten aan de enkel inmiddels hersteld waren en dat klaagster op dat moment niet terug wilde naar haar werk waar problemen speelden met collega’s en werkdruk. Ook noteerde ze dat klaagster al ruim een jaar online in therapie was bij een F therapeut vanwege een depressie waarvoor lamotrigine en sertraline was voorgeschreven. In de aan werkgever en klaagster teruggekoppelde probleemanalyse adviseerde verweerster ten aanzien van werkhervatting het volgende:
“1. Met teamleider deze week in gesprek gaan over de werkfactoren en samen komen tot een oplossing. 2. Volgende week starten in eerst aangepast werk; geen lange afstanden lopen, weinig tijdsdruk en werkdruk. Starten met 4 halve dagen (van 4 uur) per week, woensdag niet. Na 2 weken uitbreiden naar 5x4 uur in aangepast werk. Evalueren of de werkfactoren voldoende aangepakt zijn. Langer lopen kan dan ook weer. Dan wekelijks een uur per dag erbij en, voor zover dit ook afgesproken is, weer in het eigen werk; 5x5 uur, 5x6 uur, 5x7 uur en 5x8 uur.”
3.3 Op 4 september 2024 ontving verweerster een e-mail van G met als onderwerp “second opinion A”. Verweerster nam op 11 september 2024 telefonisch contact op met G. In dat telefoongesprek gaf Gaan de boekhouder van klaagster te zijn en dat klaagster een second opinion wenste (G zal hierna worden aangeduid als de boekhouder van klaagster). Op 12 september 2024 ontving verweerster een e-mail van de boekhouder van klaagster met als bijlage drie verklaringen van F behandelaren van klaagster:
-
- Een verklaring van 6 september 2024 van een behandelaar waarin staat dat klaagster “suffers from depression and has low mood and tension” en dat zij lamotrigine en bupropion gebruikt. Ook staat in de verklaring dat klaagster niet in staat is te werken van 6 september 2024 tot 23 september 2024.
- Een verklaring van een psychotherapeut van 22 augustus 2024 waarin deze schrijft dat klaagster sinds 11 juli 2023 wekelijks therapie krijgt.
- Een verklaring van 12 september 2024 van een solution-focused therapist waarin deze onder meer schrijft dat klaagster is blootgesteld aan lange termijn stress op het werk dat onder meer heeft geleid tot “a feeling of free-floating anxiety (GAD) sleep disorders and psychosomatic complaints and intrusive thoughts which significantly impede my client’s daily functioning”. Hij schrijft voorts dat rust en thuisblijven is aanbevolen om de gezondheid van klaagster te verbeteren.
3.4 Op 12 september 2024 had verweerster contact met de HR-manager van de werkgever. De HR-manager deelde mee dat de werkgever klaagster had gewezen op rechten en plichten inzake verzuim en dat werkfactoren en het team met klaagster waren besproken. Klaagster was ook geconfronteerd met de reclame die zij maakte voor een eigen massagestudio en haar was gevraagd om keuzes te maken. Volgens de HR-manager was klaagster die dag met de leidinggevende over de afdeling gegaan om de drempel te verlagen. Na afloop had klaagster aangegeven niet terug te willen naar de oorspronkelijke werkplek en de second opinion te willen afwachten. Afgesproken werd dat klaagster tijdelijk in een ander team zou opbouwen. Bij einde ziekmelding zou dan in principe de keuze voorliggen óf terug naar de eigen werkplek óf weg bij de organisatie.
3.5 Na overleg met haar supervisor nam verweerster op 16 september 2024 contact op met klaagster. Zij nodigde klaagster uit voor een extra spreekuur, waarbij ook de supervisor van verweerster aanwezig zou zijn. Verweerster bevestigde de uitnodiging per e-mail waarin zij (in het Engels) schreef dat dan zou worden besproken hoe het ging en de procedure voor de second opinion zou worden gestart.
3.6 In een e-mail van 26 september 2024 liet de boekhouder van klaagster weten dat klaagster inmiddels een klacht had ingediend bij het medisch tuchtcollege. Verweerster antwoordde per e-mail dat zij klaagster de maandag daarop zou spreken en dan de second opinion in gang zou zetten volgens de juiste procedure. Hierop e-mailde de boekhouder van klaagster terug dat klaagster verweerster wilde verzoeken om een andere arts, dat ze graag de second opinion wilde laten uitvoeren door een andere arts en dat ze graag een tolk F wilde.
3.7 Het extra spreekuurcontact vond plaats op 30 september 2024 in aanwezigheid van een (telefonische) tolk F. Op het moment van het gesprek werkte klaagster vier keer vier uur in aangepast werk op een andere locatie. Klaagster gaf aan dat dit niet lukte. In overleg met klaagster werd geadviseerd vier keer één tot twee uur per week te re-integreren. Afgesproken werd de door klaagster gewenste second opinion bedrijfsarts in te schakelen. Omdat het vertrouwen tussen klaagster en verweerster onvoldoende was, werd afgesproken dat verdere consulten door een andere arts van E zouden worden gedaan.
Verweerster is hierna niet meer betrokken geweest bij de verzuimbegeleiding van klaagster.
4. De klacht en de reactie van verweerster
4.1 Klaagster verwijt verweerster dat zij:
- uitsluitend gehoor geeft aan de belangen van de werkgever;
- ondanks duidelijk waarneembare klachten en medische beperkingen heeft nagelaten adequate maatregelen te nemen ter bescherming van de gezondheid van klaagster, de psychische en somatische klachten niet erkent en geen aandacht heeft besteed aan de noodzaak van medicatie en begeleiding;
- geen actie heeft ondernomen na de herhaalde uitleg van klaagster dat zij niet op het werk kan verschijnen mede omdat de teamleider haar lastig valt en klaagster meerdere ongepaste sms-berichten heeft ontvangen met seksuele content;
- met klaagster in het Engels communiceert terwijl klaagster die taal slechts beperkt
beheerst en klaagster de voorkeur geeft aan communicatie in haar moedertaal.
4.2 Verweerster heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts (in opleiding tot bedrijfsarts). Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
5.2 Het college zal hieronder de afzonderlijke klachtonderdelen inhoudelijk beoordelen.
Klachtonderdeel a) uitsluitend gehoor geven aan belangen werkgever
5.3 In welk opzicht door verweerster volgens klaagster het belang van de werkgever
boven dat van klaagster heeft gesteld is door klaagster niet onderbouwd. In het dossier
zijn ook geen aanknopingspunten te vinden die dit verwijt van klaagster ondersteunen.
Dat betekent dat dit klachtonderdeel niet kan slagen.
Klachtonderdeel b) erkenning en rekening houden met klachten en beperkingen van klaagster
5.4 Op het moment dat de bedrijfsarts betrokken raakte bij de verzuimbegeleiding
van klaagster waren de klachten van de enkel grotendeels verdwenen. Er waren wel al
langer bestaande psychische klachten en problemen op de werkvloer. Het advies dat
verweerster op 2 september 2024 gaf (gesprek met de teamleider over werkfactoren en
starten in aangepast werk, met na enkele weken evaluatie of de werkfactoren voldoende
waren aangepakt) paste bij de klachten, beperkingen en het medicijngebruik van klaagster
zoals deze op dat moment bij verweerster bekend waren. De inhoud van de op 12 september
2024 toegestuurde verklaringen leidden er niet toe dat een directe aanpassing van
het eerder gegeven advies noodzakelijk was. Dat klaagster op dat moment in het geheel
niet in staat was te re-integreren overeenkomstig het eerder door verweerster gegeven
advies volgde niet uit de overgelegde verklaringen. Genoemde verklaringen bevestigden
wat al bekend was, namelijk dat klaagster al ruim een jaar last had van psychische
klachten, dat zij daarvoor in behandeling was en dat zij medicatie gebruikte. Voor
het in twee van de drie verklaringen ingenomen standpunt dat klaagster niet kon werken,
ontbreekt een navolgbare onderbouwing. Verweerster kon dan ook volstaan met het plannen
van een volgend consult op korte termijn, waarbij ook de wens voor een second opinion
zou worden besproken. Tijdens dit consult op 30 september 2024 is de re-integratie
opnieuw aan de orde gekomen en is geadviseerd vier keer één tot twee uur per week
te re-integreren. Dat met dit advies onvoldoende rekening werd gehouden met de klachten
en beperkingen van klaagster is niet onderbouwd en blijkt ook niet uit de beschikbare
stukken.
Klachtonderdeel b) is hiermee ongegrond. Klachtonderdeel c) lastigvallen door teamleider/ongepaste
sms-berichten
5.5 In het dossier is door verweerster geen aantekening gemaakt over een melding
door klaagster dat zij niet kon werken omdat zij werd lastiggevallen door de teamleider
en dat er sms-berichten waren met een seksuele content. Klaagster laat het voor wat
betreft de onderbouwing van dit klachtonderdeel bij de stelling dat ondanks haar herhaalde
uitleg dat zij niet in staat was om op het werk te verschijnen, mede door het feit
dat haar teamleider haar lastig viel, daar geen actie op is ondernomen en dat zij
bovendien meerdere ongepaste sms-berichten had ontvangen met seksuele content, waarvan
ze alle bewijsstukken op haar telefoon heeft opgeslagen. Verweerster verklaart hierover
dat klaagster een kwartier na het consult op 30 september 2024 weer voor de deur stond
met aan de telefoon haar boekhouder die aangaf dat klaagster een sms had van haar
leidinggevende van de eigen werkplek met seksuele content. Verweerster stelt klaagster
daarop te hebben geadviseerd dit met de vertrouwenspersoon van de werkgever of de
vertrouwenspersoon van E te bespreken. Mede gezien de omstandigheid dat de re-integratie
van klaagster op een andere locatie plaatsvond, was er geen reden de advisering over
de re-integratie aan te passen. Verweerster kon op dat moment volstaan met het advies
een vertrouwenspersoon in te schakelen. Dat betekent dat klachtonderdeel c) ongegrond
is.
Klachtonderdeel d) communicatie in het Engels
5.6 Klaagster stelt dat zij slechts een beperkte beheersing van het Engels heeft
en daarom de voorkeur geeft aan communicatie in haar moedertaal (het F). Verweerster
stelt dat er voor en tijdens het consult van 2 september 2024 geen aanwijzingen waren
dat er sprake was van een gebrek in de communicatie omdat klaagster het Engels onvoldoende
beheerste. Het college constateert dat uit de notities van het consult van 2 september
2024 blijkt dat klaagster heeft verteld over de problemen met haar enkel, de psychische
klachten waar zij al langere tijd last van had, de behandeling daarvoor en de problemen
die zij had met het werk als zodanig. Aanwijzingen dat klaagster haar klachten onvoldoende
onder de aandacht kon brengen of de advisering door verweerster niet begreep, ontbreken.
Toen bij de e-mailwisseling met de boekhouder van klaagster onduidelijkheid leek te
bestaan over de te volgen stappen bij het aanvragen van een second opinion en van
de zijde van klaagster zelf ook verzocht werd om bijstand van een tolk, heeft verweerster
ervoor gezorgd dat een telefonische tolk F bij het consult op 30 september 2024 aanwezig
was. Hiermee heeft verweerster in voldoende mate zorggedragen voor het wegnemen van
eventuele problemen in de communicatie. Klachtonderdeel d) is ongegrond.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond
zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 25 april 2025 door W.P. Claus, voorzitter, G. Koster en F.J. Perquin, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. Keukenmeester, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.