ECLI:NL:TGZRAMS:2025:109 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7237
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:109 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-05-2025 |
Datum publicatie: | 02-05-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7237 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: |
|
Inhoudsindicatie: | Deels gegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg. De verpleegkundig specialist is betrokken bij de zorg aan de ex-partner van en klaagster vindt dat de zorgverleners de verhalen van haar ex-partner onvoldoende hebben geverifieerd, dat zij onjuiste en onzorgvuldige Veilig Thuis meldingen hebben gedaan en onvoldoende samenwerking met haar hebben opgezocht. Klaagster heeft een klacht ingediend tegen zowel de verpleegkundig specialist als tegen de behandelend psychiater (zie A2024/7236). Het college komt tot het oordeel dat klaagster in het grootste gedeelte van haar klacht niet kan worden ontvangen, dat de klacht gegrond is voor zover het ziet op de inhoud van de melding naar Veilig Thuis en dat de klacht voor het overige ongegrond is. Gelet op de omstandigheden van het geval legt het college geen maatregel op. |
A2024/7237
Beslissing van 2 mei 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 2 mei 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de verpleegkundig specialist,
gemachtigde: mr. D. Zwartjens, werkzaam in Leiden.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 In deze zaak is de verpleegkundig specialist betrokken bij de zorg aan de ex-partner van klaagster, vanwege zijn psychiatrische klachten. Klaagster vindt – kort gezegd – dat zij daarin onvoldoende betrokken is. Met name klaagt zij dat de zorgverleners de verhalen van haar ex-partner onvoldoende hebben geverifieerd, dat zij onjuiste en onzorgvuldige Veilig Thuis meldingen hebben gedaan en onvoldoende samenwerking met haar hebben opgezocht. De werkwijze van de zorgverleners heeft grote gevolgen gehad voor klaagster en haar gezin. Klaagster heeft daarom een klacht ingediend tegen zowel de verpleegkundig specialist als tegen de behandelend psychiater (zie A2024/7236).
1.2 Het college komt tot het oordeel dat klaagster deels ontvankelijk is in haar klacht en voor dat gedeelte de klacht deels gegrond en deels ongegrond is. Voor het overige wordt klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 mei 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief met aanvullende bewijsstukken van klaagster, ontvangen op 22 oktober
2024;
- het proces-verbaal van het op 31 oktober 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de e-mail van 18 maart 2025 van de gemachtigde van de verpleegkundig specialist;
- de e-mail van 19 maart 2025 van klaagster met bijlage.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 21 maart 2025. Beide partijen waren hierbij aanwezig. De verpleegkundig specialist werd ter zitting bijgestaan door haar gemachtigde. De zaak is gelijktijdig (maar niet gevoegd) behandeld met de klacht tegen de behandelend psychiater (zie A2024/7236, hierna ook: de psychiater). De partijen en de gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster heeft van 2011 tot 2013 en van 2016 tot (augustus) 2022 een relatie gehad met haar ex-partner (hierna: de ex-partner). Samen hebben zij twee zoons (geboren in 2018 reps. 2021).
3.2 De ex-partner is bekend met terugkerende psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek. Hij is hiervoor verschillende periodes in behandeling geweest bij wisselende psychiaters.
3.3 In 2020 is de ex-partner in behandeling gekomen bij D, locatie E in B, waar de verpleegkundig specialist en de psychiater werkzaam zijn. De psychiater is verantwoordelijk voor het psychiatrisch beleid en is ook de regiebehandelaar. Zij ziet de cliënten met enige regelmaat, maar de frequentie van de behandelcontacten is sterk wisselend in intensiteit en hangt af van de opgestelde behandeldoelen en noodzaak tot intensivering. De verpleegkundig specialist is eerste aanspreekpunt voor cliënten en hun naasten. Zij bespreekt de dagelijkse gang van zaken met cliënten en heeft een signalerende rol wanneer het psychiatrisch toestandsbeeld verandert. Zij kan ook medicatie vervolgen.
3.4 Klaagster is in het eerste jaar mee geweest naar de gesprekken. Hierbij werd de aanvullende diagnose autisme gesteld.
3.5 In juni 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden bij het F, waarbij onder meer klaagster, de verpleegkundig specialist en de psychiater aanwezig waren.
3.6 Op 15 januari 2024 is door de politie een melding gedaan bij Veilig Thuis en op
14 februari 2024 door de psychiater (hierna ook: de Melding). Ter zitting heeft
de verpleegkundig specialist toegelicht en verklaard dat de Melding weliswaar alleen
is ondertekend door en op naam van de psychiater (omdat er slechts één melder kan
zijn) staat, maar dat deze melding in materiële zin door hen beiden is gedaan. De
psychiater heeft dit vervolgens bevestigd. Zij hebben de Melding in onderling overleg
opgesteld en ingediend.
3.7 Naar aanleiding van de Melding heeft Veilig Thuis op 25 juni 2024 een rapportage
opgesteld (hierna ook: de VT-rapportage). In de VT-rapportage is over de Melding het
volgende opgenomen:
“14-2-2024
[De ex-partner] is bij ons in zorg wegens psychose gevoeligheid. Wij hebben eerder
diagnostiek gedaan en de diagnose ASS (autisme spectrum stoornis) gesteld. Hij herkent
zich niet in de diagnose ASS, wel herkent hij psychose gevoeligheid. Patiënt heeft
meerdere psychotische episoden doorgemaakt en gebruikt hier medicatie voor. [De ex-partner]
is recent gescheiden van [klaagster] (moeder). Er zijn veel verwijten over en weer
over het verleden en ook over elkaars gedrag in het heden. [Klaagster] geeft begin
januari herhaaldelijk bij ons per mail aan dat zij zich zorgen maakt om [de ex-partner].
Over zijn psychiatrisch toestandsbeeld waarbij zij zegt dat hij een psychotische indruk
maakt, over een terugval in drugsgebruik en over zijn capaciteiten als ouder. Waarbij
zij ook per mail een incident meldt waarbij vader begin januari toenemend twijfel
uitspreekt of hij de biologische vader van zijn 5 jarige zoon is en deze zoon ook
op zeer indringende wijze heeft gevraagd wie zijn biologische vader is. Wij hebben
toen o.b.v. deze informatie aan moeder geadviseerd om vader niet alleen de zorg voor
de kinderen te laten dragen. Dit op basis van haar informatie en het feit dat wij
patiënt zelf nog niet hadden gezien. In de praktijk bleek vader in de periode dat
moeder deze zorgelijke informatie aan ons mailde vader toch frequent alleen met kinderen
te hebben gelaten. [onderstreping door college] Bij oplopende spanning/stress heeft
vader de neiging om ontspanning te zoeken in cocaïne gebruik. Hij heeft ons verteld
dat hij dit sinds januari een aantal keer gedaan heeft. Onder invloed van cocaïne
krijgt hij psychotische overtuigingen, welke voor zover wij kunnen inschatten en gebaseerd
op zijn verhaal de dag na gebruik weer naar de achtergrond gaan. Omdat gebruik van
cocaïne psychotische klachten kan geven tijdens en na gebruik, het risico op een langer
durende psychose sterk vergroot en van invloed is op de impulscontrole en dit alles
van invloed kan zijn op zijn capaciteiten als ouder hebben wij G zeer duidelijk geadviseerd
geen drugs te gebruiken. Op momenten dat beide ouders gezamenlijk in huis zijn bij
de kinderen (op momenten dat zij elkaar bijvoorbeeld afwisselen) is er meerdere keren
sprake geweest van een escalatie in het bijzijn van de kinderen voor zover wij horen
van beide ouders. [Klaagster] vertelt hierover dat zij zich momenten niet veilig voelt
wanneer G in huis is, zij vreest voor de veiligheid van haarzelf en de kinderen. [onderstreping
door college] [De ex-partner] vertelt dat hij gevoel heeft dat hij niets goed kan
doen in de ogen van [klaagster].
Hij voelt zich soms ‘getergd’ en vertelt dat [klaagster] zeer boos kan reageren
wanneer hij in haar ogen iets niet goed doet.
Daarbij omschrijft hij ook escalerende ruzies, waarbij er minimaal één keer sprake
was volgens hem dat [klaagster] schreeuwt, met deuren slaat, dreigt de politie te
bellen, terwijl de oudste zoon op dat moment nog wakker was.”
4. De klacht en de reactie van de verpleegkundig specialist
4.1 Het college begrijpt dat klaagster de verpleegkundig specialist verwijt dat zij:
a) verhalen van de ex-partner onvoldoende bij klaagster heeft getoetst en geverifieerd,
terwijl het relaas van de moeder van klaagster daarbij structureel werd geweerd en
genegeerd;
b) niet de samenwerking met klaagster heeft opgezocht bij de intake met het Ouder-
en Kind team in juni 2022 en de melding bij Veilig Thuis van 14 februari 2024;
c) klaagster stress heeft bezorgd door onterechte en onvolledige meldingen aan Veilig
Thuis te doen en door het gebrek aan inlevingsvermogen, terwijl klaagster er met de
kinderen alleen voor stond;
d) onvoldoende inzicht heeft in het psychiatrisch beeld van de ex-partner en sterk
op de hand van de ex-partner handelt en redeneert;
e) niet op juiste wijze heeft geacteerd op meldingen van onveiligheid ten aanzien
van de kinderen en ook geen gedragsnormeringen dan wel sancties aan het gedrag van
de ex-partner heeft verbonden.
4.2 De verpleegkundig specialist heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel (al dan niet deels) inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de verpleegkundig specialist het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het college stelt voorop dat het zich realiseert dat klaagster de afgelopen jaren zwaar is belast, als gevolg van het ziektebeeld van haar ex-partner en het zorgen voor en het overlijden van haar beide ouders. Het college heeft daar oog voor, maar moet in deze procedure beoordelen of de verpleegkundig specialist bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Dat is een zakelijke beoordeling, waarin minder oog is voor het emotionele aspect van de situatie waarin klaagster zich bevond.
Is klaagster ontvankelijk?
5.2 In artikel 65 lid 1 van de Wet BIG is vermeld dat een zaak in eerste aanleg
bij het bevoegde regionale tuchtcollege aanhanging kan worden gemaakt door indiening
van een klaagschrift door: 1. een rechtstreeks belanghebbende; 2. degene die aan de
beklaagde een opdracht heeft verstrekt; 3. degene bij wie of het bestuur van een instelling
waarbij de beklaagde werkzaam of voor het verlenen van individuele gezondheidszorg
ingeschreven is; 4. de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
5.3 Gelet op deze bepaling kan klaagster alleen worden ontvangen in haar klacht als zij kan worden aangemerkt als ‘rechtstreeks belanghebbende’. Dit betekent dat sprake moet zijn van een belang dat rechtstreeks bij een behandeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg is betrokken. Hierbij moet allereerst gedacht worden aan een patiënt van een BIG-geregistreerd zorgverlener. Bij uitzondering kunnen ook anderen dan de patiënt als rechtstreeks belanghebbenden worden aangemerkt. Het uitgangspunt is echter dat de patiënt die daartoe behoorlijk in staat is, zelf degene is die beslist over het al dan niet indienen van een klacht met betrekking tot zijn behandeling. Daarnaast kan iemand onder omstandigheden klagen over een door een zorgverlener opgestelde verklaring, wanneer in die verklaring ook uitlatingen worden gedaan over die betreffende persoon en diegene daarmee in diens belangen kan worden geschaad.
5.4 Het college stelt vast dat er geen sprake was van een zorgrelatie tussen klaagster
en de verpleegkundig specialist. De verpleegkundig specialist behandelt namelijk de
ex-partner van klaagster en niet klaagster zelf. Ook is klaagster niet gemachtigd
om namens haar ex-partner een klacht in te dienen. Nu bijna alle klachtonderdelen
zien op de behandeling van de ex-partner kan klaagster niet worden ontvangen in haar
klacht, behalve voor zover het ziet op de melding bij Veilig Thuis van 14 februari
2024. Deze melding is namelijk een door de zorgverlener opgestelde verklaring, waarin
ook uitlatingen worden gedaan over klaagster en waarmee zij in haar belangen kan worden
geschaad. Klaagster kan daarom wel (en uitsluitend) worden ontvangen in haar klachtonderdeel
met betrekking tot de melding bij Veilig Thuis voor zover daarin uitlatingen worden
gedaan over klaagster. Het college zal zich hierna beperken tot dat onderdeel van
de klacht.
De criteria voor de beoordeling
5.5 De vraag is of de verpleegkundig specialist de zorg heeft verleend die van haar
verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende
verpleegkundig specialist. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor
de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een
zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk
verwijt.
Onjuiste melding en onvoldoende samenwerking met klaagster opgezocht?
5.6 Klaagster stelt dat de Melding (van 14 februari 2024 bij Veilig Thuis) feitelijk
onjuist was en dat daarmee een onjuist beeld van haar is geschept. Zij is ook niet
voldoende in de gelegenheid gesteld om feitelijke onjuistheden in de Melding te rectificeren
voordat de melding werd gedaan. Daarnaast stelt klaagster dat zowel bij de Melding
als bij de intake bij het F onvoldoende samenwerking met haar is opgezocht.
5.7 De verpleegkundig specialist betwist dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten. De Melding is tot stand gekomen op basis van de informatie die haar ter beschikking stond, waarbij zij verwijst naar enkele e-mails van klaagster aan E. Daarnaast betwist de verpleegkundig specialist dat klaagster onvoldoende betrokken is bij de melding. Zij stelt dat klaagster weldegelijk in de gelegenheid is gesteld om haar visie te geven op de melding, maar dat zij hiervan geen gebruik heeft gemaakt.
5.8 Ten aanzien van de intake bij het F in juni 2022 overweegt het college dat klaagster
haar verwijt, tegenover de gemotiveerde betwisting door de verpleegkundig specialist,
onvoldoende heeft gesubstantieerd zodat dit klachtonderdeel verder niet zal worden
besproken.
5.9 Ten aanzien van de melding bij Veilig Thuis merkt het college allereerst op
dat niet ter beoordeling voorligt of er wel of geen melding had moeten worden gedaan
bij Veilig Thuis. Voor de volledigheid merkt het college wel op dat het college de
verpleegkundig specialist kan volgen in haar beslissing om bedoelde melding te doen.
Klaagster is weliswaar niet overtuigd van de noodzaak daarvan (omdat in haar visie
de meest acute problemen waren opgelost door het kort voor de melding realiseren van
zelfstandige woonruimte voor de ex-partner), maar het college ziet in de omstandigheden
van het geval voldoende basis voor het doen van een melding. Het is goed als zorgverleners,
zeker ter bescherming van kinderen, een melding doen indien zij daarvoor een redelijke
grond hebben. Dat was hier in voldoende mate het geval. Het is vervolgens aan Veilig
Thuis om op basis van informatie van de verschillende betrokkenen te beoordelen of
er actie moet worden ondernomen of niet.
5.10 Ten aanzien van de vraag of klaagster voldoende betrokken is alvorens de melding te doen, overweegt het college als volgt. Het college stelt op basis van het dossier en de toelichting van partijen ter zitting vast dat de verpleegkundig specialist klaagster gedurende een periode van ruim twee weken meermalen in de gelegenheid heeft gesteld om kennis te nemen van de concept-melding. De bedoeling daarvan was, zo is ter zitting toegelicht, dat feitelijke onjuistheden aangepast zouden kunnen worden. Klaagster heeft van dat aanbod geen gebruik van gemaakt, met als belangrijkste reden dat zij daartoe niet in staat was vanwege de de ernstige medische toestand van haar vader (die kort daarna is overleden), waarvoor zij mantelzorgster was.
5.11 Het college heeft begrip voor de keuze van klaagster om van het aanbod (op dat moment) geen gebruik te maken, maar heeft anderzijds ook begrip voor de wens van de verpleegkundig specialist om bij Veilig Thuis onverwijld melding te doen van een potentiëel onveilige situatie voor de kinderen. Hoewel klaagster van de haar geboden mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt (en zich dus niet over de melding heeft kunnen uitlaten), heeft de verpleegkundig specialist naar het oordeel van het college er in redelijkheid toe kunnen besluiten om (desondanks) een melding te doen. Echter, vanwege de gemotiveerde keuze van klaagster om af te zien (op de haar geboden termijn) van inzage had het op de weg van de verpleegkundig specialist gelegen om extra zorgvuldig te zijn bij het opnemen van opmerkingen in de Melding die zien op (de positie, het handelen en/of nalaten van) klaagster.
5.12 De vraag die het college dan ook vervolgens moet beantwoorden is of de verpleegkundig
specialist de melding met deze specifieke inhoud en strekking (in het bijzonder aangaande
klaagster) mocht doen. Klaagster betwist dat en stelt dat in de melding ten onrechte
is opgenomen en wordt verwezen naar: - verbaal geweld van (beide) ouders; - een vermeende
vechtscheiding; - persoonlijke problematiek van (beide) ouders;
- vermeende schade rondom de emotionele ontwikkeling van de kinderen.
5.13 Daarnaast heeft klaagster op een later moment aan haar klacht specifiek als onderdeel toegevoegd dat in de Melding ten onrechte de volgende passage is opgenomen: ‘In de praktijk bleek vader in de periode dat moeder deze zorgelijke informatie aan ons mailde vader toch frequent alleen met kinderen te hebben gelaten’, of woorden van gelijke strekking. Voornoemd citaat is overgenomen uit het VT-rapport, omdat het college niet beschikt (zie ook hierna onder 5.17) over een kopie van de daadwerkelijke melding. Ter zitting heeft de verpleegkundig specialist desgevraagd verklaard dat een zodanige passage met deze inhoud is opgenomen in de Melding. Klaagster is bevreesd dat deze passage en ook overige voor haar negatieve opmerkingen in de Melding, zonder rectificatie, door Veilig Thuis in de toekomst meegewogen kunnen worden. Dit zou dan negatieve gevolgen kunnen hebben voor bijvoorbeeld haar ouderlijk gezag over de kinderen. Dat risico wenst klaagster weg te nemen.
5.14 Partijen zijn het erover eens – en het college volgt hen daarin – dat het ziektebeeld en regelmatig middelengebruik van de ex-partner maakt dat het door hem zonder toezicht zorgen voor de kinderen risico’s met zich brengt. Klaagster betwist echter dat er ooit sprake is geweest van een zodanige situatie (waarin hij alleen voor de kinderen heeft gezorgd op het moment dat er twijfels waren over zijn geestelijke gemoedstoestand), omdat in alle gevallen ofwel zijzelf ofwel haar moeder ofwel een oppas bedoeld toezicht uitoefende. Daarom is de passage: ‘frequent alleen met kinderen te hebben gelaten’ feitelijk onjuist en voor haar onnodig beschadigend, aldus klaagster.
5.15 In een mail van 11 januari 2024 aan de verpleegkundig specialist meldt klaagster:
‘Inmiddels heeft [de ex-partner] een middag en avond op de kinderen gepast gisteren.
Ik was tussendoor thuis en daarna ’s avonds rond 20u pas thuis ivm ophalen van een
kast. Ik vond dat [de ex-partner] niet goed uit zijn ogen keek. [het jongste kind]
werd te vroeg naar bed gebracht, het huis was niet opgeruimd (mijn moeder had het
heel netjes achtergelaten, dus dat was opmerkelijk) en hij leek erg in zijn eigen
wereld te zitten’.
Het college is op grond van deze beschrijving door klaagster van oordeel dat de
verpleegkundig specialist er in redelijkheid vanuit kon gaan dat de ex-partner gedurende
een deel van die middag en avond alleen met de kinderen is geweest. Echter, in de
Melding wordt gesproken over het verdergaande ‘frequent’ en dat is méér dan incidenteel.
Daarvoor had de verpleegkundig specialist onvoldoende grondslag. Weliswaar heeft zij
ter zitting, op uitnodiging van het college, de mailwisseling doorgenomen en verwezen
naar passages in mails van 2 januari 2024 en 12 januari 2024, maar dat kan niet als
deugdelijke aanvulling van de onderbouwing dienen. Daarom is het naar het oordeel
van het college niet juist om de toevoeging ‘frequent’ te hanteren, omdat dat een
patroon suggereert waarin de moeder (zijnde klaagster) het van haar te verwachten
toezicht structureel heeft verzuimd. Dat is veel ernstiger dan een eenmalig verzuim.
In zoverre is de Melding in ieder geval onjuist.
5.16 Het college beschouwt vervolgens de Melding en de andere door klaagster gemaakte
verwijten (over het gemelde verbale geweld, de vechtscheiding, persoonlijke problematiek
en schade voor de ontwikkeling van de kinderen) in een breder verband.
5.17 In het dossier ontbreekt een afschrift van de Melding. Klaagster beschikt daar niet over, het college ook niet. De verpleegkundig specialist beschikt wel over de melding (de psychiater wilde er ter zitting uit voorlezen), maar heeft ervoor gekozen om deze niet in te brengen in de procedure. Vanwege de aard en inhoud van dit klachtonderdeel acht het college het voor een goede beoordeling van belang om over (de tekst van) de Melding te beschikken. Het college heeft in de week voorafgaande aan de zitting (de gemachtigde van) de verpleegkundig specialist verzocht om dit stuk alsnog in te brengen. De (gemachtigde van de) verpleegkundig specialist heeft daaraan geen gevolg gegeven, met als toelichting: ‘In reactie op [het verzoek] wijs ik erop dat cliënten zich niet vrij achten de melding integraal in het geding te brengen, maar zich alleen vrij achten het deel dat gaat over klaagster over te leggen (zoals zij dat deden bij gelegenheid van het verweerschrift). Het is ook alleen dat deel dat vrijdag a.s. ter tuchtrechtelijke beoordeling voor kan liggen (vgl. randnummer 5.5 en 6.17).’
5.18 Het college heeft vanzelfsprekend begrip voor de terughoudendheid van de verpleegkundig specialist om gegevens over een patiënt (zijnde de ex-partner) die bij haar onder behandeling is, openbaar te maken. Geheimhouding is een belangrijke op haar rustende verplichting. Anderzijds dient een zorgverlener zich in een tuchtprocedure toetsbaar op te stellen en heeft klaagster recht op inzage in (minst genomen) de haar betreffende passages vanwege de mogelijk verstrekkende gevolgen van onjuistheden in de Melding. Het respecteren van deze verplichtingen en belangen vergt een zorgvuldige afweging. Het categorisch afwijzen mist deze zorgvuldigheid.
5.19 In de onderhavige situatie is denkbaar dat de verpleegkundig specialist de Melding inbrengt maar bepaalde passages weglakt in verband met de privacy en/of de geheimhoudingsplicht. Ook is denkbaar dat gekozen wordt voor een aanpak naar analogie met artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht en/of dat de behandeling deels wordt gedaan in raadkamer en/of door kennisnemening door een lid-beroepsgenoot die eenzelfde plicht tot geheimhouding heeft. In ieder geval kan een (zoals door de gemachtigde zeer algemeen geformuleerd) beroep op privacy en/of de geheimhoudingsplicht er niet toe leiden dat het college zonder noodzaak informatie wordt onthouden. Verweerster had minst genomen een alternatief (dat recht doet aan zowel de plicht tot geheimhoudingsplicht als de plicht tot toetsbaar opstellen), al dan niet samen met het college, nader behoren te onderzoeken.
5.20 Ter zitting heeft het college bovenstaande overwegingen en de mogelijke alternatieven uitdrukkelijk aan de verpleegkundig specialist voorgehouden en haar meerdere malen nadrukkelijk in de gelegenheid gesteld om alsnog de Melding (al dan niet in beperkte vorm) in te brengen. Daarbij heeft het college hen gewezen op de mogelijke processuele gevolgen van de tot dan gekozen proceshouding. De verpleegkundig specialist heeft (in overleg met de gemachtigde) even zo vaak dit verzoek van de hand gewezen. Zij heeft evenmin gebruik gemaakt van de aangeboden mogelijkheid om nader met de gemachtigde te overleggen. Ook na de zitting is de verpleegkundig specialist er niet toe overgegaan (de tekst van) de Melding over te leggen.
5.21 De gemachtigde heeft het college gewezen op het door haar in het verweerschrift
(randnummer 6.18) opgenomen citaat uit de Melding. Het college merkt allereerst op
dat het door gemachtigde citeren van bepaalde passages uit de Melding strijdig is
met haar verwijzing naar de geheimhoudingsplicht. Zonder toelichting, welke ontbreekt,
ziet het college niet in waarom voor het verweerschrift deze verplichting deels niet
opgaat. Het college merkt vervolgens op dat het citeren onvoldoende tegemoetkomt aan
de noodzaak voor het college om kennis te kunnen nemen van (de voor de klacht en de
positie van klaagster relevante passages in) de Melding. Immers, iedere mogelijkheid
van controle ontbreekt, net zoals de context.
Nog belangrijker is dat het citaat wordt voorafgegaan met de opmerking: ’is over klaagster namelijk enkel het volgende gesteld’. Deze mededeling is feitelijk onjuist. Op grond van het VT-rapport heeft het college
vastgesteld dat in de Melding (in ieder geval) tevens is opgenomen een (voor klaagster
belastende) mededeling over haar gebrek aan toezicht op het oppassen door de ex-partner.
Dat deze mededeling in de Melding is opgenomen heeft de verpleegkundig specialist
ter zitting ook bevestigd. Deze passage is ten onrechte niet opgenomen in het verweerschrift.
De onderbouwing voor deze omissie, dat dit de privacy van de ex-partner zou schaden,
is volstrekt onvoldoende. Nog daargelaten dat de gemachtigde het achterwege laten
van deze passage minst genomen had moeten melden. Het college rekent dat de gemachtigde,
en daarmee dus ook de verpleegkundig specialist, aan. Het had op haar weg gelegen
om het college aanvullend te informeren.
5.22 Het college stelt vast dat (de gemachtigde van) de verpleegkundig specialist een niet-consequent beroep doet op haar geheimhoudingsplicht, selectief citeert uit de Melding waardoor de context ontbreekt en bepaalde (voor klaagster belastende) passages achterhoudt en het college daarmee onjuist informeert. Met dit alles wordt het college de mogelijkheid ontnomen om de klacht voldoende te onderzoeken.
5.23 Nu (het citaat in) het verweerschrift niet als bron kan dienen voor de inhoud (toonzetting en opgenomen feiten) van de Melding en de verpleegkundig specialist - ondanks daartoe ruimschoots in de gelegeheid te zijn gesteld – de Melding niet alsnog heeft ingebracht, zal het college daaraan de gevolgen verbinden die het raadzaam acht. Dat wordt niet anders omdat de verpleegkundig specialist dat blijkbaar heeft gedaan op advies van haar gemachtigde.
5.24 Gelet op het voorgaande heeft het college het ook de psychiater niet toegestaan om passages uit de Melding (die zij blijkbaar voor zich had) voor te lezen, omdat dit voor het college en de wederpartij niet controleerbaar is – nog daargelaten dat het onduidelijk was waarom dat dan niet (langer) strijdig was met de privacy en/of geheimhoudingsplicht.
5.25 Gelet op het voorgaande stelt het college vast dat de weigering van de verpleegkundig specialist om de Melding (in enigerlei vorm) in te brengen, het college onmogelijk maakt om de klacht deugdelijk te toetsen. Van bewijsnood is geen sprake. Daarom zal het college de klacht op dit onderdeel, bij gebrek aan toetsbare weerspreking, gegrond verklaren. De blote (want niet te toetsen) stelling van de verpleegkundig specialist dat ze de verweten gedragingen niet heeft gedaan, is onvoldoende.
Slotsom
5.26 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klaagster in het grootste gedeelte van
haar klacht niet kan worden ontvangen, dat de klacht gegrond is voor zover het ziet
op de inhoud van de melding naar Veilig Thuis van 14 februari 2024 en dat de klacht
voor het overige ongegrond is.
Maatregel
5.27 Het college concludeert tot gegrondverklaring (zoals hierboven omschreven)
en legt, gelet op de omstandigheden van het geval, geen maatregel op.
Publicatie
5.28 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van wat
hiervoor is overwogen, meer in het bijzonder van de mogelijke gevolgen van de gekozen
proceshouding. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere
tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor wat betreft alle klachtonderdelen,
met uitzondering van de melding van 14 februari 2024 bij Veilig Thuis;
- verklaart de klacht gegrond voor zover het ziet op de inhoud van de melding van
14 februari 2024 bij Veilig thuis;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- legt geen maatregel op;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift V&VN Magazine
en Nursing.
Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, W.M.E. Bil en
G.J.T. Kooiman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.M. Geerding, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2025.