ECLI:NL:TGZRAMS:2025:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6799
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:110 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-05-2025 |
Datum publicatie: | 06-05-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/6799 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Deels gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is werkzaam geweest als servicemonteur en heeft zich op enig moment ziekgemeld bij zijn werkgever. Hij is ontevreden over de verzuimbegeleiding van de bedrijfsarts. Hij verwijt hem onder andere dat hij geen fysieke consulten heeft gehouden, geen informatie bij behandelaren heeft opgevraagd, onjuiste adviezen heeft gegeven en dat klager van een consultrapportage/probleemanalyse geen afschrift heeft ontvangen. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is, omdat de bedrijfsarts onvoldoende heeft gewaarborgd dat klager de terugkoppelingen van spreekuren op ongeveer hetzelfde moment zou ontvangen als de werkgever. Het college legt de bedrijfsarts hiervoor een waarschuwing op. Voor het overige is de klacht ongegrond. |
A2024/6799
Beslissing van 6 mei 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 6 mei 2025 op de klacht van:
A,
verblijvende in B,
klager,
tegen
C,
bedrijfsarts,
destijds werkzaam in D (E),
verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. E.G.M. Zachariasse, werkzaam te Oudehaske.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is werkzaam geweest als servicemonteur en heeft zich op enig moment ziekgemeld
bij zijn werkgever. Hij is ontevreden over de verzuimbegeleiding van de bedrijfsarts.
Hij verwijt hem onder andere dat hij geen fysieke consulten heeft gehouden, geen informatie
bij behandelaren heeft opgevraagd, onjuiste adviezen heeft gegeven en dat klager van
een consultrapportage/probleemanalyse geen afschrift heeft ontvangen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is, omdat de bedrijfsarts onvoldoende heeft gewaarborgd dat klager de terugkoppelingen van spreekuren op ongeveer hetzelfde moment zou ontvangen als de werkgever. Het college legt de bedrijfsarts hiervoor een waarschuwing op. Voor het overige is de klacht ongegrond. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- verschillende klaagschriften met bijlagen:
1. gedateerd 10 december 2023, ontvangen op 4 januari 2024;
2. ongedateerd, ontvangen op 12 januari 2024;
3. gedateerd 31 december 2023, ontvangen op 12 januari 2024;
4. gedateerd 13 januari 2024, niet afgestempeld voor ontvangst;
5. gedateerd 12 februari 2024, ontvangen op 13 maart 2024;
6. gedateerd 29 maart 2024, ontvangen op 5 april 2024;
- aanvullende stukken van klager, ontvangen op 1 mei 2024 en 4 juli 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift met bijlage;
- het aanvullende verweerschrift met bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 9 juli 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van de secretaris aan de gemachtigde van de bedrijfsarts van 10 september
2024;
- de brief van de gemachtigde van de bedrijfsarts van 24 september 2024 in antwoord
op de brief van de secretaris;
- aanvullende stukken van de gemachtigde van de bedrijfsarts, ontvangen op 14 maart
2025.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 25 maart 2025. De partijen zijn verschenen; klager was aanwezig via een beeldverbinding. De bedrijfsarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde van de bedrijfsarts hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De heer F, destijds werkzaam als HR-expert bij G, is op de zitting gehoord als getuige.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager (geboren in 2001) was in 2020/2021 werkzaam als servicemonteur en heeft
zich op 13 augustus 2020 ziekgemeld bij zijn werkgever wegens lage rugklachten.
3.2 H is de verzuimbegeleider van werkgever en G is de ingehuurde arbodienst. De bedrijfsarts is werkzaam als ZZP’er voor G. In die hoedanigheid was de bedrijfsarts in opdracht van G de bedrijfsarts van klager. De terugkoppeling aan de werknemer en de werkgever van consulten vindt bij G plaats in de vorm van probleemanalyses of bijstellingen daarvan.
3.3 Het eerste consult vindt telefonisch plaats op 14 september 2020. Klager is op dat moment nog volledig arbeidsongeschikt. De bedrijfsarts concludeert dat klager forse rugklachten heeft ontwikkeld, omschrijft de actuele beperkingen voor arbeid en noteert dat er op dat moment geen benutbare mogelijkheden zijn om te re-integreren. De bedrijfsarts verwacht in de toekomst wel benutbare mogelijkheden, maar klager moet eerst verder herstellen voordat hij weer kan opbouwen. Dat kan diverse weken gaan duren. De bedrijfsarts neemt zijn bevindingen op in de op diezelfde dag gemaakte probleemanalyse.
3.4 Op 23 december 2020 is het naar het oordeel van de bedrijfsarts mogelijk voor klager om te starten met de re-integratie bij de werkgever. Daartoe geeft de bedrijfsarts over een periode van 28 weken een gefaseerde opbouw in uren en belasting aan in een opbouwschema. De bedrijfsarts geeft aan dat er nog diverse beperkingen op het gebied van de fysieke belastbaarheid aanwezig zijn, die gedurende de opbouw zullen verminderen. Klager start op 23 december 2020 met het opbouwschema. 3.5 Op 27 januari 2021 verzoekt klager het UWV een deskundigenoordeel uit te brengen om te bepalen of de werkgever zich voldoende aan zijn re-integratieplicht houdt.
3.6 Op 8 februari 2021 stagneert de opbouw volgens het schema vanwege toenemende klachten bij klager en valt de re-integratie geheel stil. Op 15 februari 2021 schrijft de bedrijfsarts in een (bijstelling) probleemanalyse dat er op dat moment geen benutbare mogelijkheden zijn. Hij adviseert klager en de werkgever het aangevraagde deskundigenoordeel van het UWV af te wachten.
3.7 Klager was werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan de beëindiging op 29 januari 2021 door de werkgever is aangezegd en die op 1 maart 2021 is geëindigd.
3.8 Het UWV oordeelt op 8 maart 2021 dat de werkgever voldoende inspanning heeft geleverd ten aanzien van de re-integratie van klager.
4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij:
a) de e-mailwisseling van klager met G en van G met de werkgever over de door klager
uit te voeren werkzaamheden niet heeft verstrekt;
b) enkel telefonische consulten en geen fysieke consulten heeft gevoerd;
c) geen kloppende probleemanalyses heeft gemaakt die overeenkomen met de werkelijkheid;
d) geen medische informatie heeft opgevraagd bij de behandelaren;
e) bij het UWV verklaard heeft dat de verrichte werkzaamheden juist waren, terwijl
deze niet overeenkwamen met zijn advies;
f) medische informatie heeft gedeeld met het UWV zonder toestemming;
g) zonder consult een onjuiste probleemanalyse heeft gemaakt op 15 februari 2021
en daarover klager niet heeft geïnformeerd.
4.2 De bedrijfsarts heeft verweer gevoerd en heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het
uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun
eigen handelen.
5.2 Het college zal hierna de verschillende klachtonderdelen bespreken, waarbij sommige klachtonderdelen vanwege hun onderlinge samenhang gezamenlijk behandeld worden.
Klachtonderdeel a) het niet verstrekken van e-mails
5.3 Volgens klager droeg zijn werkgever hem zwaardere werkzaamheden op dan door
de bedrijfsarts geadviseerd. Hij heeft daarover met de bedrijfsarts gebeld, die zou
hebben gezegd dat hij geen voorstander was van de werkzaamheden die klager van zijn
werkgever moest verrichten. Daarna heeft klager daarover gemaild met de casemanager
van G. Blijkens de toelichting van klager bij het mondelinge vooronderzoek ziet dit
klachtonderdeel op het verstrekken van die e-mails.
5.4 De bedrijfsarts heeft aangevoerd dat het medisch dossier geen e-mailwisseling bevat waarnaar klager verwijst. De bedrijfsarts geeft aan een probleemanalyse op te stellen die aan de werknemer en de werkgever wordt verstrekt. Hij voert daar geen verdere correspondentie met de werkgever over.
5.5 Gelet op de toelichting van klager ziet dit klachtonderdeel op een e-mailwisseling tussen hem en de casemanager van G. Als productie 2 bij het verweerschrift bevindt zich een e-mail van de casemanager van G aan klager van 12 januari 2021. Voor zover er in dit verband nog meer e-mails zouden zijn, is de bedrijfsarts er niet verantwoordelijk voor dat die e-mails aan klager worden verstrekt. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel b) het enkel houden van telefonische consulten in plaats van fysieke
consulten
5.6 In de periode van arbeidsongeschiktheid van klager waren er coronamaatregelen
van kracht. Het was noodzakelijk voor zorgverleners om – als fysiek onderzoek niet
nodig was – in plaats van fysieke consulten telefonische consulten te doen. Voor bedrijfsartsen
was het in die tijd gebruikelijk om consulten alleen telefonisch uit te voeren. De
bedrijfsarts heeft zich gehouden aan de destijds geldende coronamaatregelen, zodat
hem daarvan tuchtrechtelijk geen verwijt kan worden gemaakt. Daarom is dit klachtonderdeel
ongegrond.
Klachtonderdeel c) de probleemanalyses kloppen niet met de werkelijkheid en het is
onduidelijk hoe de mogelijkheden zijn bepaald
5.7 Uit de toelichting van klager op dit klachtonderdeel blijkt dat hij het de bedrijfsarts kwalijk neemt dat hij niet heeft ingegrepen toen klager hem meedeelde dat zijn werkgever hem zwaardere werkzaamheden opdroeg dan volgens het advies van de bedrijfsarts verantwoord was. De bedrijfsarts heeft hiertegen aangevoerd dat dit niet tot de taken van de bedrijfsarts behoort.
5.8 Het college overweegt dat de benutbare mogelijkheden voor klager door de bedrijfsarts zijn bepaald om klager op een verantwoorde wijze duurzaam te laten re-integreren. Hij heeft daarvoor een rustig opbouwschema opgesteld. Klager moet worden nagegeven dat de wijze waarop de bedrijfsarts tot zijn conclusies is gekomen weinig transparant is. Het zou beter zijn geweest als de bedrijfsarts persoonlijke aantekeningen in het dossier zou hebben gemaakt van wat hij met klager heeft besproken en welke overwegingen tot zijn oordelen hebben geleid. Het ligt echter voor de hand dat de bedrijfsarts tot zijn conclusies is gekomen op basis van het consult met klager en wat klager hem daarin heeft meegedeeld over de ontwikkeling van zijn klachten. Het deskundigenoordeel van het UWV onderstreept de juistheid van het advies van de bedrijfsarts met de conclusie dat het door de bedrijfsarts voorgestelde re-integratietraject als plausibel en adequaat wordt beschouwd. Voor zover de werkgever klager andere of meer belastende werkzaamheden liet verrichten, kan dit niet aan de bedrijfsarts verweten worden. Het behoort niet tot de taken van een bedrijfsarts om erop toe te zien dat een werkgever niet in strijd met zijn advies handelt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel d) er is geen medische informatie opgevraagd bij de behandelaren
5.9 Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij in zijn oordeel over de arbeidsgeschiktheid
van klager geen medische informatie bij de behandelende artsen heeft opgevraagd. Dit
is echter geen verplichting voor een bedrijfsarts, omdat hij een zelfstandige verantwoordelijkheid
heeft bij het maken van een inschatting van de beperkingen van een zieke werknemer.
Het is daarbij aan de bedrijfsarts of hij informatie van behandelaren opvraagt of
niet. De klacht is daarom ongegrond. Op 15 februari 2021 is er, blijkens het medisch
dossier, alsnog informatie opgevraagd bij de huisarts.
Klachtonderdeel e) aan het UWV verklaard dat de verrichte werkzaamheden juist waren,
terwijl de werkzaamheden niet overeenkwamen met zijn advies
5.10 Klager heeft op 27 januari 2021 een deskundigenoordeel aan het UWV gevraagd.
Het UWV heeft aan de bedrijfsarts gevraagd de klachten in kaart te brengen door het
invullen van het formulier “Medische informatie”. Uit dit door de bedrijfsarts ingevulde
formulier blijkt dat de bedrijfsarts heeft verklaard dat klager in opdracht van de
werkgever werkzaamheden verrichtte die een grotere belasting meebrachten dan de bedrijfsarts
had geadviseerd. Dit benadrukt juist het standpunt van klager dat hij zich van zijn
werkgever moest bezighouden met zwaardere werkzaamheden dan de bedrijfsarts aan de
werkgever had geadviseerd. Dit
klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel f) medische informatie gedeeld met het UWV zonder toestemming
5.11 Voor het door klager aangevraagde deskundigenoordeel van het UWV had het UWV bepaalde gegevens nodig om dit oordeel goed te kunnen vormen. De bedrijfsarts heeft op grond van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen de verplichting om, als het UWV daarom verzoekt, informatie te delen. De bedrijfsarts dient in dit kader gehoor te geven aan het verzoek van het UWV tot het verstrekken van medische gegevens. De bedrijfsarts heeft daarmee dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel g) zonder consult een onjuiste probleemanalyse heeft gemaakt op 15
februari 2021 en daarover klager niet heeft geïnformeerd
5.12 Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij van de rapportage van 15 februari 2021
geen afschrift heeft ontvangen. Eerdere rapportages werden door de werkgever aan klager
verstrekt en kon hij inzien via zijn zakelijke e-mailadres. Dat is volgens klager
met deze rapportage niet gebeurd. Omdat hij na januari 2021 niet meer in dienst was
van de werkgever, had hij ook geen toegang meer tot zijn zakelijke e-mail, waar de
terugkoppelingen naartoe werden gestuurd.
5.13 Uit het medische dossier en de door de bedrijfsarts overhandigde gegevens blijkt
niet wanneer of naar welk e-mailadres de voornoemde rapportage verstuurd is. De secretaris
van het college heeft de bedrijfsarts verzocht om dit door middel van het volledige
medische dossier en het loggingbestand aan te tonen. Daar heeft de bedrijfsarts geen
gehoor aan gegeven. Hij heeft bij het mondelinge vooronderzoek verklaard dat het versturen
van probleemanalyses door anderen wordt gedaan en niet tot zijn takenpakket behoort.
De getuige, destijds werkzaam als HR-expert bij G, heeft op de zitting de toen geldende
werkwijze uitgelegd, waarbij G verantwoordelijk was voor de verzending van niet-medische
stukken, zoals probleemanalyses. Die werkwijze doet er niet aan af dat het de verantwoordelijkheid
van de bedrijfsarts is dat werkgever en werknemer (ongeveer) gelijktijdig worden geïnformeerd.
Bij een ingewikkelde verzuimbegeleidingsconstructie als waarvan hier sprake is, is
het van belang dat de bedrijfsarts zelf bij aanvang van zijn werkzaamheden voor een
arbodienst onderzoekt en bespreekt hoe een juiste en tijdige toezending van de terugkoppelingen/probleemanalyses
aan werknemer en werkgever wordt gewaarborgd. Hij mag er niet zonder meer op vertrouwen
dat dit wel goed zal gaan, zoals de bedrijfsarts heeft gedaan. De bedrijfsarts heeft
nog aangevoerd dat hij de conclusies uit een consult altijd direct, nog tijdens het
consult, aan de werknemer meedeelt en voorleest wat hij in het digitale systeem –
I – heeft opgeschreven, maar dat doet niet af aan de verplichting om ervoor zorg te
dragen dat de terugkoppeling ook schriftelijk en tijdig bij de werknemer terechtkomt.
Nu de bedrijfsarts niet kan aantonen dat de verzending op juiste wijze is geschied,
althans dat hij zich voldoende heeft ingespannen om juiste verzending te
waarborgen, is dit klachtonderdeel in zoverre gegrond.
5.14 Dat het advies van de bedrijfsarts van 15 februari 2021 zonder consult tot stand is gekomen of onjuist was, kan het college niet vaststellen. Ten aanzien van het consult: de bedrijfsarts heeft aangevoerd dat er op 15 februari 2021 een consult is geweest. Volgens het medisch dossier heeft er echter niet op 15 februari 2021, maar wel op 16 februari 2021 een consult plaatsgevonden. Dit ligt, gelet op het feit dat de probleemanalyse van 15 februari 2021 dateert, niet voor de hand. Het is aannemelijker dat er op 15 februari 2021 een consult is geweest en dat de bedrijfsarts dit met een dag vertraging in het medische dossier heeft genoteerd. Uitgaande van het medische dossier heeft er in ieder geval een consult plaatsgevonden, waarbij de bedrijfsarts met klager heeft gesproken over hoe het met hem ging. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat wat daarover in het patiëntendossier staat vermeld een onjuiste weergave zou zijn. Voor wat betreft de onjuistheid: de bedrijfsarts heeft in het dossier genoteerd dat er op dat moment geen benutbare mogelijkheden waren. Hij heeft geadviseerd het deskundigenoordeel van het UWV af te wachten en voorgesteld om medische informatie op te vragen bij de huisarts. Klager heeft niet duidelijk gemaakt waarom dit onjuist zou zijn. Daarom kan dit gedeelte van het klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard.
Slotsom
5.15 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel g) gedeeltelijk gegrond
is en gedeeltelijk ongegrond en dat de andere klachtonderdelen ongegrond zijn.
Maatregel
5.16 Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, moet het college bepalen welke maatregel passend is. Tijdige en gelijktijdige verzending aan werkgever en werknemer van terugkoppelingen, althans het waarborgen daarvan, is een belangrijke verplichting voor een bedrijfsarts, die kan bijdragen aan de ervaring van neutraliteit van zijn positie. Het college is er niet van overtuigd geraakt dat de bedrijfsarts deze eigen verantwoordelijkheid, ook terugkijkend, voldoende voor ogen heeft. Het college acht een waarschuwing op zijn plaats.
Publicatie
5.17 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere bedrijfsartsen mogelijk iets kunnen leren van deze zaak. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel g) gedeeltelijk gegrond;
- legt de bedrijfsarts de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Medisch
Contact en Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, L.W.M. Creemers, lid-jurist, J. Dogger, M. Prenger en P. Eken, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.