ECLI:NL:TGZCTG:2025:85 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2675
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:85 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-02-2025 |
Datum publicatie: | 12-05-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2675 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft eerder klachten tegen de huisarts ingediend, dit is de vierde klacht. Hij verwijt de huisarts in deze procedure dat zij hem onnodig heeft besmet met een psychische aantekening in zijn dossier. Voorzitter RTG: klager is gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klachten en voor het overige is de klacht kennelijk ongegrond. Het CTG verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing en geeft het RTG in overweging een volgende klacht van klager tegen de huisarts niet in behandeling te nemen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2675 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. L. Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 1 juli 2024 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle
tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 22 november
2024, onder nummer Z2024/7379, heeft de voorzitter van dat college klager kennelijk
niet-ontvankelijk verklaard in de klacht voor zover het klachtonderdeel b betreft,
en klacht onderdeel a kennelijk ongegrond verklaard. Klager is op tijd in beroep gekomen
tegen deze beslissing.
De zaak is op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 februari
2025 gelijktijdig met de zaak C2024/2544 behandeld. De zaken zijn niet gevoegd. De
huisarts is op de zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Klager is
op de juiste wijze uitgenodigd voor de zitting, maar is niet verschenen.
Mr. Greebe heeft een reactie op het beroepschrift gegeven aan de hand van spreekaantekeningen
die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd. De huisarts heeft vragen
van het Centraal Tuchtcollege beantwoord en haar standpunt nader toegelicht.
Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op
19 februari 2025 de zaak in raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling uitspraak
gedaan. Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“2. Het verloop van de procedures
Op 7 augustus 2019 diende klager voor het eerst een tuchtklacht tegen verweerster
in. De tuchtklacht is bij beslissing van 3 februari 2010 door het college kennelijk
ongegrond verklaard (zaaknummer 169/2019). Klager heeft hiertegen geen rechtsmiddel
aangewend.
Op 18 mei 2020 diende klager voor de tweede keer een tuchtklacht in tegen verweerster.
De voorzitter heeft klager bij beslissing van 13 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard
in zijn klacht (zaaknummer Z2021/3143), omdat de klacht hetzelfde handelen betrof
als de eerdere procedure. Klager heeft geen rechtsmiddel aangewend.
Op 20 september 2023 diende klager de derde tuchtklacht in tegen verweerster. Klager
verweet de huisarts dat zij (a) zonder toestemming klager en zijn dossier had overgedragen
aan een andere praktijk,(b) ten onrechte de behandelovereenkomst had opgezegd, (c)
het verstrekken van een verwijsbrief in 2019 had geweigerd en (d) klager ten onrechte
had besmet met een psychische aantekening door in een verwijsbrief van 2016 te vermelden
dat hij begeleiding heeft gehad van D.. Het college heeft bij beslissing van 18 juni
2024 (zaaknummer Z2023/6131) de klacht (kennelijk) ongegrond verklaard ten aanzien
van klachtonderdelen a en b, en klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien
van klachtonderdelen c en d aangezien dit in de kern hetzelfde feitencomplex en handelen
betrof als bij de eerdere klachten. Klager heeft tegen deze beslissing hoger beroep
ingesteld, waarop nog niet is beslist.
Op 1 juli 2024 heeft het tuchtcollege een nieuw klaagschrift met bijlagen van klager
ontvangen over het handelen van verweerster. Verweerster heeft hier op 16 oktober
2024 op gereageerd met een verweerschrift met bijlagen.
3. De klacht en de reactie van de huisarts
3.1 Klager verwijt de huisarts:
a) dat hij door de verwijzing op 26 juni 2015 naar de crisisdienst van de D.
onnodig is besmet met een psychische aantekening;
b) dat hij door de verwijzing op 21 maart 2016 naar de psychiater wederom onnodig
is besmet met een psychische aantekening.
3.2 De huisarts heeft verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht
dus niet inhoudelijk te behandelen. Klager maakt volgens de huisarts misbruik van
zijn klachtrecht door verweerster vanaf 2016 tot heden vrijwel doorlopend te confronteren
met verzoeken, tuchtprocedures en klachten, hetgeen een grote impact heeft. Voor het
geval de klacht wel inhoudelijk wordt beoordeeld, heeft de huisarts verzocht de klacht
ongegrond te verklaren. De verwijzing van 2015 heeft de huisarts niet gemaakt en de
verwijzing van 2016 is met medeweten en in aanwezigheid van klager gemaakt en meegegeven.
3.3 De voorzitter gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
4. De overwegingen
De ontvankelijkheid
4.1 De voorzitter stelt vast dat de hiervoor onder b genoemde klacht, inhoudende
dat klager door de verwijsbrief in 2016 onnodig is besmet met een psychische aantekening,
al aan de orde is geweest bij klachtonderdeel d in de vorige procedure (zaaknummer
Z2023/6131). Het college heeft klager in die procedure kennelijk niet-ontvankelijk
verklaard op dat punt en bij die beoordeling betrokken dat niemand twee keer op hetzelfde
handelen kan worden aangesproken (ne bis in idem-beginsel) en dat bij de klachten
van klager in de kern hetzelfde feitencomplex en handelen aan de orde was als bij
de eerdere klachten waarover door het college is beslist. Dat klager daarbij op onderdelen
nieuwe aspecten noemt die in verband staan met hetzelfde handelen, maakt dat niet
anders. Het is immers een variatie op hetzelfde thema en vloeit voort uit het handelen
van verweerster in 2016 en 2019, zoals in eerdere tuchtzaken aan de orde is geweest.
De voorzitter ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen dan in de vorige procedure.
Klager is reeds om die reden niet-ontvankelijk in zijn klacht zoals vermeld in onderdeel
b.
4.2 De voorzitter is van oordeel dat het beroep van verweerster op misbruik
van recht, voor zover het klachtonderdeel a betreft, niet slaagt. Klager verwijt de
huisarts in deze zaak dat hij door de verwijzing in 2015 naar de crisisdienst ten
onrechte is besmet met een psychische aantekening. Over de verwijzing uit 2015 heeft
klager niet eerder een klacht tegen de huisarts ingediend. Hoewel klager al drie keer
eerder een tuchtklacht tegen verweerster heeft ingediend waarop door de voorzitter
of het college is beslist, bestaat in het tuchtrecht niet het beginsel van concentratie
van klachten en staat het klager op dit moment nog vrij om op dit punt een klacht
in te dienen en die tuchtrechtelijk te laten beoordelen. De voorzitter zal klachtonderdeel
a dan ook inhoudelijk beoordelen.
De inhoudelijke beoordeling
4.3 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat de zorgverlener beter anders had kunnen handelen
is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt
dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
4.4 Uit het medisch dossier, zoals dat door partijen is overgelegd in deze procedure,
volgt dat de verwijzing naar de crisisdienst in juni 2015 is gedaan door een arts
met de initialen ‘X.’. In het verweerschrift staat dat dit de inlogcode is van een
collega-huisarts van verweerster, alsmede dat hij degene is geweest die met klager
heeft gesproken en de verwijzing heeft gemaakt. De inlogcode van verweerster is Y..
Verweerster heeft deze verwijzing dus niet gemaakt en is bij de psychische klachten
van klager in juni 2015 niet betrokken geweest. Verweerster was namelijk afwezig in
verband met vakantie. De voorzitter volgt verweerster en stelt vast dat uit het medisch
dossier blijkt dat klager in juni 2015 contacten heeft gehad met een collega-huisarts
van verweerster, die gebruikmaakt van inlogcode X.. Die collega-huisarts heeft het
overleg gevoerd met de crisisdienst van D. en heeft ook de terugkoppeling van hen
ontvangen. Die terugkoppeling is gericht aan de collega-huisarts en daarin staat eveneens
vermeld dat die collega-huisarts klager heeft aangemeld bij de crisisdienst van D..
Nu verweerster geen persoonlijke betrokkenheid heeft gehad bij de verwijzing van klager
in juni 2015 naar de crisisdienst van D., kan zij hiervoor niet tuchtrechtelijk aangesproken
worden. Het klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Slotsom
4.5 Uit de voorgaande overwegingen volgt dat klager kennelijk niet-ontvankelijk
is in zijn klacht voor zover het betreft klachtonderdeel b, en dat de klacht kennelijk
ongegrond is voor zover het klachtonderdeel a betreft.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
zoals vastgesteld door de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave
is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter van het Regionaal
Tuchtcollege. Klager wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege zijn
klacht in het geheel (her)beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.
4.2 De huisarts heeft in beroep verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege
om het beroep van klager te verwerpen.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde
zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd en door het Centraal Tuchtcollege
bestudeerd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd.
Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege
vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
4.4 Op grond van de stukken en dat wat door de huisarts op de zitting in beroep
nog naar voren is gebracht, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de voorzitter
van het Regionaal Tuchtcollege klager terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard
voor zover het betreft klachtonderdeel b, en de klacht terecht kennelijk ongegrond
heeft verklaard voor zover het betreft klachtonderdeel a. Het Centraal Tuchtcollege
is het eens met de overwegingen van de voorzitter het Regionaal Tuchtcollege en neemt
deze hier over. Het beroepschrift en de toelichting van de huisarts op de zitting
geven het Centraal Tuchtcollege wel aanleiding tot enkele aanvullende opmerkingen.
4.5 Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat (een gedeelte van) het betoog van
klager in onderhavige zaak in de kern gaat om hetzelfde feitencomplex en hetzelfde
handelen van de huisarts dat hij in eerdere zaken aan de orde heeft gesteld. Dat klager
thans nieuwe details toevoegt en de verwijten iets anders verwoord maakt het geen
nieuwe of andere verwijten dan die waarover in eerdere tuchtzaken is geoordeeld, namelijk
het handelen van de huisarts in 2016 en 2019. Het Centraal Tuchtcollege stelt ook
vast dat klager tien maanden voorafgaand aan het indienen van onderhavige klacht,
al een tuchtklacht tegen de huisarts had ingediend over de inhoud van het medisch
dossier en de reactie van de huisarts op een verzoek om een verwijzing. Die zaak is
bij het Centraal Tuchtcollege bekend onder nummer C2024/2544.
Uit de stukken blijkt verder dat klager de beëindiging van de behandelovereenkomst
niet accepteert en niet wil overstappen naar een andere huisarts.
Het Centraal Tuchtcollege heeft oog voor de impact die een tuchtklacht kan hebben
op de beklaagde beroepsbeoefenaar. Dit geldt temeer indien de klacht gaat over vermeende
gedragingen waarover de tuchtrechter al eerder heeft geoordeeld en waarbij het opnieuw
voorleggen aan de tuchtrechter voor de beroepsbeoefenaar onnodig belastend is.
Gelet op het voorgaande geeft het Centraal Tuchtcollege het Regionaal Tuchtcollege
te Zwolle in overweging om een volgende klacht van klager tegen de huisarts, die ziet
op hetzelfde feitencomplex, niet meer in behandeling te nemen.
4.6 Het voorgaande betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; E.F. Lagerwerf-Vergunst
en R.A. van der Pol, leden-juristen en O.T.M. Schouten en D. van Sleeuwen, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 19 februari 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.