ECLI:NL:TGZRAMS:2025:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7318
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:96 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-04-2025 |
Datum publicatie: | 25-04-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7318 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Deels gegronde klacht. In de familie van klagers is een verstoring ontstaan in de familieverhoudingen na een beschuldiging van misbruik tussen een kind van klagers en een kind van klaagsters broer en zijn partner. Verweerster, klinisch psycholoog en psychotherapeut, heeft de familie begeleid in hun wens tot herstel van de verhoudingen. Door haar e-mail aan klagers, (schoon)ouders en broer/zwager en diens partner, heeft zij de stand van zaken zodanig verwoord dat zij de schijn heeft gewekt dat zij niet neutraal en onafhankelijk positie heeft gekozen in het conflict. Dit deel van de klacht is gegrond. Voor het overige ongegrond. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 25 april 2025 op de klacht van:
A en B,
wonende in C,
klagers, hierna afzonderlijk te noemen: klaagster respectievelijk klager,
gemachtigde: mr. D, werkzaam te E,
tegen
F,
klinisch psycholoog,
werkzaam in G,
verweerster, hierna ook: de klinisch psycholoog,
gemachtigde: mr. J.M. de Vries, werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 In de familie van klagers is een verstoring ontstaan in de familieverhoudingen
na een beschuldiging van misbruik tussen een kind van klagers en een kind van klaagsters
broer en zijn partner. Verweerster heeft de familie, inclusief de beide grootouders
van de twee kinderen, begeleid in hun wens tot herstel van de verhoudingen.
1.2 Klagers verwijten verweerster in de kern dat zij niet neutraal, niet objectief en niet onafhankelijk heeft opgetreden bij de aan klagers verleende zorg en begeleiding. Ook verwijten zij haar dat zij in het daaropvolgende klachtentraject onzorgvuldig heeft gehandeld.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is. Hierna vermeldt
het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing
toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 juni 2024;
- de brief van klagers van 14 juli 2024, binnengekomen op 16 juli 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail van klagers van 4 november 2024 met de bijlagen;
- de repliek, binnengekomen op 25 november 2024;
- de dupliek, binnengekomen op 13 december 2024;
- de aanvulling op de dupliek, binnengekomen op 17 december 2024;
- de e-mail van klagers van 3 maart 2025, met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Verweerster is naast klinisch psycholoog ook BIG-geregistreerd als psychotherapeut, de beslissing in die zaak heeft het kenmerk A2024/7029.
2.4 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 maart 2025. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster en haar gemachtigde hebben allebei afzonderlijk pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
3.1 Verweerster is werkzaam als klinisch psycholoog en psychotherapeut. Zij is als
zelfstandige werkzaam bij het H, een instelling voor onder meer systeemtherapie. Aldaar
is zij ook werkzaam als systeemtherapeut.
3.2 In de familie van klagers is sinds maart 2021 sprake van een verstoring in de familieverhoudingen. De aanleiding daarvan is een beschuldiging van seksueel misbruik tussen het kind van klagers en het kind van de broer van klaagster en zijn partner. Klaagster en klager zijn de ouders van I. J (broer van klaagster) en K (schoonzus van klaagster) zijn de ouders van L. L beschuldigt I van seksueel misbruik tussen haar 5e en 10e levensjaar. I heeft dit ontkend. Hierna is een verschil van mening en inzicht ontstaan in de familie over wat er precies gebeurd zou zijn. De moeder van klaagster, N, en vader van klaagster, M, zijn ook betrokken bij het conflict. Zij hebben separaat een klacht ingediend tegen verweerster, met kenmerken A2024/7282 en A2024/7383.
3.3 Op 8 september 2022 heeft de broer/zwager van klagers zich bij verweerster aangemeld met het verzoek om te onderzoeken of de familieverhoudingen hersteld konden worden.
3.4 Op 27 september 2022 heeft een intake plaatsgevonden met de broer/zwager van klagers en zijn partner.
3.5 Op 24 november 2022 vond een gezamenlijk gesprek plaats met de ouders van klaagster,
haar broer/de zwager van klager en de partner van de broer. De bij de familie betrokken
mediator/vertrouwenspersoon was hierbij ook aanwezig.
3.6 Op 13 december 2022 ontvingen de (schoon-)ouders van klagers van verweerster
via Zivver een brief van de broer/zwager. Voor zover relevant voor de klacht, staat
daarin het volgende vermeld:
“Wij snappen dat het moeilijk is om te aanvaarden wat er is gebeurd, de ernst ervan
te zien en te aanvaarden dat dit een wissel trekt op ons als familie. We weten ook
hoe belangrijk het is voor het helingsproces -van iedereen- om dit wel onder ogen
te zien. Hoe moeilijk dat ook is. Wij verwachten niet dat jullie [I, M of O] in de
steek laten, maar juist helpen om het verleden aan te kijken, er rekenschap van te
geven en het te verwerken. Het herstel van [L] is voor ons het allerbelangrijkst,
we hopen dat jullie daar begrip voor kunnen opbrengen.
1. Voor herstel is erkenning nodig voor wat [L] is overkomen en dat dit grote gevolgen
voor haar en ons heeft;
(…)
2. Naast erkenning helpt het ons om begrip en steun te krijgen voor wat verwerken
en herstellen vraagt;
(…)
3. Wij herstellen alleen in een context met mensen die erkenning, begrip en steun
bieden. Hier is ons welzijn van afhankelijk en [L] ontwikkeling nu en in de toekomst.
(…)”
3.7 Op 7 februari 2023 vond het eerste, verkennende, gesprek plaats tussen verweerster
en klagers. Een collega van verweerster was hierbij aanwezig. Op 21 februari 2023
vond een tweede gesprek plaats in deze samenstelling.
3.8 Op 12 april 2023 vond een gesprek plaats tussen verweerster met de ouders van klaagster en haar broer. Tijdens dit gesprek kreeg verweerster te horen dat er bij klaagster een vertrouwensbreuk was ontstaan. Op 13 april 2023 heeft verweerster daarom met klaagster gebeld en dit besproken.
3.9 Op 19 april 2023 vond opnieuw een gesprek tussen klagers en verweerster plaats.
3.10 Op 9 mei 2023 heeft verweerster met klagers gebeld dat er een gesprek zou kunnen plaatsvinden tussen hen en de broer/zwager van klagers en zijn partner. Onder begeleiding van verweerster, de mediator en haar collega.
3.11 Op 31 mei 2023 vond het gezamenlijke gesprek plaats. Hierop volgend heeft klaagster op 12 juni 2023 een e-mail aan verweerster gestuurd.
3.12 Op 20 juni 2023 stuurde verweerster een e-mail aan de broer/zwager van klagers
(en diens partner), en aan de ouders van klaagster. In die e-mail stond het volgende:
“(…) [mediator], dank voor je transparantie. Misschien dat wij beiden toch een andere
visie hebben op de begrippen neutraliteit en onpartijdigheid. Voor mij betekent dit
dat je er als opa en oma kunt zijn voor alle familieleden en dat betekent: luisteren
naar ieders wanhoop, pijn en verdriet, serieus nemen van hun klachten, ook vertellen
over je eigen geschoktheid en klachten. Het betekent ook de kinderen stimuleren om
open te zijn en het kind dat er mee naar buiten is gekomen, prijzen voor haar eerlijkheid
en meegeven dat het kan helpen om te helen door met elkaar in contact te blijven in
de pijn, ondanks alle ellende. Het betekent niet net doen of er niets aan de hand
is, er niet inhoudelijk over willen praten, kiezen wiens verhaal “de waarheid” is
omdat ik er van overtuigd ben dat die alleen te kennen is door diegenen die er zelf
bij geweest zijn.
Mijn ervaring is dat aanvaarden, erkennen, durven luisteren en aankijken van de
gevolgen uiteindelijk het minst schade oplevert bij alle betrokkenen en ruimte geeft
voor verzoening: iemand die met dit verhaal naar buiten komt en niet wordt geloofd,
voelt dit als verstoting uit de familie. Aan de andere kant is geen hulp krijgen bij
het nemen van verantwoordelijkheid voor de gevolgen die de getroffene ervaart, ook
ontzettend eenzaam. (…)”
3.13 Hierna heeft er geen behandelcontact meer plaatsgevonden.
3.14 Op 25 oktober 2023 hebben klagers bij P (de federatie van psychologen, psychotherapeuten en pedagogen) een klacht ingediend tegen verweerster. Verweerster is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen (Wkkgz) aangesloten bij P. Via P is een klachtenfunctionaris bij de behandeling van de klacht betrokken geraakt.
3.15 Op 27 november 2023 heeft verweerster schriftelijk op de klacht gereageerd. In reactie daarop hebben klagers aangegeven dat dit niet voldoende was. Op 22 december 2023 heeft verweerster aanvullend gereageerd. Op 7 januari 2024 hebben klagers gereageerd. Op 18 januari 2024 heeft verweerster op haar beurt weer gereageerd naar klagers. In haar brief deed zij het voorstel om een externe deskundige in te zetten om het traject verder te brengen. De klachtenfunctionaris zou helpen bij het zoeken naar de externe deskundige. Klagers hebben positief gereageerd op dit voorstel.
3.16 Midden maart 2024 besloot verweerster het klachtentraject niet op deze manier
door te laten gaan. Per e-mail van 15 maart en 26 maart 2024 heeft zij klagers hiervan,
via de klachtenfunctionaris, op de hoogte gesteld. Voor zover relevant stond in het
bericht van 26 maart 2024 het volgende:
“(…) Zoals ik je heb laten weten is er helaas geen dekking vanuit de VVAA. Na zorgvuldige
heroverweging en na overlegd te hebben met een aantal mensen, heb ik besloten niet
verder te gaan met het traject bij P. Het kan in alle redelijkheid niet van een vrijgevestigde
met een eenmanspraktijk gevraagd worden om duizenden euro’s en vele uren extra inzet
en tijd te investeren in een klachtenprocedure.
Naast het financiële aspect wordt mijn besluit ook ingegeven door het feit dat ik,
terugkijken, van mening ben dat er na vele uren inzet van jou en van mij nog geen
enkel nieuw perspectief is ontstaan. Een basis waarop stappen gezet kunnen worden
in de goede richting ontbreekt nog geheel.
(…)
Ik kan me wel voorstellen dat het kan helpen als de familie met een inhoudelijk
deskundige in gesprek gaat. Hierbij kan ook gekeken worden of ik toch nog iets kan
bijdragen om het zo vurig gevoelde en zeer begrijpelijke gewenste herstel van de familieverhoudingen
te bereiken. Mogelijk komen er uit die gesprekken ideeën voort waar ik alsnog iets
in therapeutische zin in zou kunnen betekenen. (…) de familie zal dan de bijdrage
van de inhoudelijk deskundige zelf moeten regelen en betalen; ik bied dan aan om hier
vervolgens, gratis, een gesprek over te hebben met de dan ingeschakelde inhoudelijk
deskundige. (…)”
4. De klacht en de reactie van de klinisch psycholoog
4.1 Klagers verwijten verweerster dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld in haar begeleiding.
Klagers zijn van mening dat verweerster niet neutraal, objectief en onafhankelijk
heeft opgetreden bij de aan klagers verleende zorg en begeleiding. Zij zou ten onrechte
aannames hebben gedaan. Het college begrijpt dat klagers verweerster de volgende kernverwijten
maakt:
a) Verweerster heeft geen duidelijkheid gegeven over de inrichting van het proces,
en wat ieders rol daarbij was;
b) Verweerster heeft niet integer, niet zorgvuldig, niet respectvol en niet onafhankelijk
opgetreden;
c) Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld in het kader van de klachtenbehandeling;
d) Verweerster is verantwoordelijk voor de schade die door haar behandeling is ontstaan.
4.2 Verweerster heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende klinisch psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel a) Geen duidelijkheid scheppen over opdracht en rollen
5.2 Klagers verwijten verweerster dat zij de opdracht niet had mogen aannemen omdat
deze niet valt binnen het domein van de psychologieuitoefening. Bovendien verwijten
zij verweerster dat zij zich in het proces heeft opgesteld als boodschapper van een
eenzijdige waarheid, bijvoorbeeld door aan het begin van het traject zonder enig commentaar
de brief van de broer/zwager van klagers aan de ouders/schoonouders van klagers toe
te sturen waarin hij schrijft onder welke voorwaarden de gesprekken gevoerd moesten
worden. Uit de brief is op te maken dat voor de broer/zwager het uitgangspunt is dat
wordt uitgegaan van de lezing van de feiten van zijn dochter. Klagers zeggen dat verweerster
met het zonder enige context doorsturen van de brief aan de ouders/schoonouders van
klagers bij voorbaat al kiest voor de visie van de broer/zwager. Klagers hebben hieraan
toegevoegd dat verweerster dit heeft gedaan terwijl er op dat moment geen duidelijkheid
was over de inrichting van het proces, en wat ieders rol daarbij was, en er evenmin
sprake was van een opdrachtbevestiging.
5.3 Verweerster betwist dit. Zij heeft aangevoerd dat zij als systeemtherapeut deze
opdracht mocht aannemen. Over haar feitelijke begeleiding heeft verweerster gezegd
dat deze begeleiding niet verder kwam dan het voeren van verkennende gesprekken, en
dat daadwerkelijke inhoudelijke begeleiding en het opstellen van een behandelplan
niet plaats hebben kunnen vinden. Wat de brief van de broer/zwager van klagers betreft
heeft verweerster gezegd dat zij de brief uitsluitend heeft doorgestuurd om de verschillende
standpunten over en weer te delen. Ze heeft benadrukt dat het doorsturen van de brief
niet betekent dat zij het standpunt van de broer/zwager zonder meer deelt. Over het
proces en de opdracht heeft zij gezegd dat er op dat moment nog sprake was van verkennende
gesprekken en dat nog geen sprake kon zijn van een behandelplan of een opdracht.
5.4 Het college is van oordeel dat verweerster in haar rol als systeemtherapeut
de
opdracht heeft mogen aannemen. Het college vindt wat op dit punt aan verweerster
wordt verweten niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De gesprekken hadden aan het begin
van het proces nog een verkennend karakter. Op dat moment was het streven om te beproeven
of het zou kunnen komen tot een daadwerkelijke behandeling, in welk geval ook een
daarbij behorende opdracht en een behandelplan gemaakt zouden gaan worden. Dat er
op dat moment geen duidelijkheid was over de inrichting van het proces, en wat ieders
rol daarbij was, en er evenmin sprake was van een opdrachtbevestiging, acht het college
evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.5 Wat de brief van de broer/zwager betreft vindt het college het onhandig van
verweerster dat zij de brief zonder enig begeleidend schrijven heeft verstuurd.
Verweerster had beter kunnen verduidelijken waarom zij deze brief aan de ouders/schoonouders
van klagers doorstuurde, te weten om aan het begin van de gesprekken helder te hebben
waar de verschillende partijen stonden in het debat. Het standpunt van de broer/zwager
was echter in ieder geval al bij de ouders/schoonouders van klagers bekend en kwam
in die zin niet als een verrassing. Er had bovendien al een eerder gesprek plaatsgevonden.
En ondanks dat verweerster niet uitdrukkelijk heeft gezegd dat het hier ging om het
standpunt van de broer/zwager en niet om het hare, heeft zij met het versturen van
de brief evenmin het signaal gegeven dat zij het eens was met de broer/zwager, of
dat de mening van de broer/zwager anderszins het startpunt van de gesprekken zou moeten
zijn. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) Optreden niet integer, niet zorgvuldig, niet respectvol en niet
onafhankelijk
5.6 Klagers zijn van mening dat verweerster zich heeft opgesteld als een eenzijdige
boodschapper van de visie van klagers broer/zwager en dat zij niet adequaat en inhoudelijk
heeft gereageerd op inhoudelijke berichten van klagers. In dat verband hebben klagers
aangevoerd dat verweerster de onder 3.12 genoemde email van 20 juni 2023 uitsluitend
aan de ouders/schoonouders van klagers heeft verstuurd en dat uit die email bovendien
blijkt dat verweerster daarin kiest voor de visie van de broer/zwager.
5.7 Klagers hebben in dit verband naast het emailbericht van verweerster van 20 juni
2023 onder andere ook gewezen op het gesprek van 31 mei 2023 tussen klagers en de
broer/zwager. Zij zeggen dat dit gesprek een zeer onbevredigend verloop had en dat
verweerster het gesprek beëindigde met de opmerking “zullen we dan maar instemmen
met dat wat er tussen [de kinderen] is gebeurd, dat dat heel erg is”. Ook noemen klagers
de opvattingen van verweerster over klagers zoon, zoals de opmerking van verweerster
dat deze zoon twee jaar therapie nodig had, terwijl verweerster die zoon nooit heeft
gesproken, en de weigering van verweerster om in te gaan op zorgelijke berichten van
de dochter van de broer/zwager die zij had gedeeld met de zoon van klagers.
5.8 Verweerster heeft betwist dat zij zich partijdig en niet onafhankelijk zou hebben
opgesteld. Zij zegt dat zij in de gesprekken met klagers en de overige familieleden
steeds heeft geprobeerd om te onderzoeken of de familieverhoudingen hersteld konden
worden en dat in een dergelijk proces van systeemtherapie de waarheidsvinding niet
op de voorgrond staat, zodat het niet opportuun was om steeds in te gaan op de berichten
van partijen over het vaststellen van de feiten. Verweerster zegt geprobeerd te hebben
om zich via meervoudig inleven een beeld te vormen van de visies van de verschillende
partijen, maar dat dit in het proces een complexe opgave bleek. De begeleiding is
daardoor uiteindelijk niet verder gekomen dan verkennende gesprekken; een daadwerkelijke
inhoudelijke begeleiding en een behandelplan zijn daardoor helaas niet van de grond
gekomen. Dat zij zich in de gesprekken steeds moest verdedigen en het gevoel had voortdurend
ter verantwoording te worden geroepen, hielp daarbij volgens verweerster niet.
5.9 Verweerster erkent dat het gesprek van 31 mei 2023, ondanks een gedegen
voorbereiding, een onfortuinlijk verloop had, dat zij dat betreurt, maar dat dit
in de systeemtherapie soms gebeurt. Ze heeft ontkend dat zij de door klagers hierboven
bij 5.7 geciteerde woorden heeft gebruikt, ze heeft wel gezegd dat ze zich zorgen
maakt over de zoon van klagers. Over haar email van 20 juni 2023 heeft zij later toegegeven
dat wat zij daarin schrijft door anderen mogelijk te veel als haar eigen mening wordt
gezien en dat zij de gekozen bewoordingen achteraf gezien ook niet correct vindt.
Ze heeft een rectificatie aangeboden.
5.10 Het college overweegt het volgende.
Het college heeft de stellige indruk dat verweerster gezien de complexe familieverhoudingen
een ingewikkelde opdracht heeft aangenomen. Al in de verkennende gesprekken bleek
er een groot verschil van inzicht te bestaan tussen de familieleden onderling. De
soms felle en uitgebreide reacties van partijen hebben het nodige van verweerster
gevraagd. Het grote verschil van inzicht heeft er verder toe geleid, zoals is overwogen
in 5.4, dat de gesprekken lange tijd een verkennend karakter hebben gehad en uiteindelijk
niet van de grond zijn gekomen. In deze dynamiek is het verweerster niet aan te rekenen
dat zij niet steeds adequaat en inhoudelijk heeft gereageerd op inhoudelijke berichten
van klagers. Ook de wijze waarop het gesprek van 31 mei 2023 is verlopen acht het
college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster heeft een deel van de lezing
van klagers over het gesprek betwist zodat voor het college niet in alle opzichten
is vast te stellen hoe dit gesprek is verlopen. Deels heeft verweerster toegegeven
dat het gesprek ondanks een gedegen voorbereiding een onfortuinlijk verloop had, dat
zij dat betreurt, maar dat dit in de systeemtherapie soms gebeurt. Het college kan
deze gedachtengang tegen de achtergrond van deze specifieke zaak volgen. Dit deel
van klachtonderdeel b is dan ook ongegrond.
5.11 Over het verzenden van de email van 20 juni 2023 overweegt het college het
volgende. Verweerster heeft, na het ongemakkelijke verloop van de gesprekken, en
blijkbaar om te kijken of er toch een basis gevonden kon worden om de familiebanden
mogelijk te herstellen, haar dit emailbericht van 20 juni 2023 geschreven. Ze heeft
daarin verklaard dat ze daarbij het uitgangspunt van de systeemtherapie volgde dat
in het proces naar herstel van familieverhoudingen de waarheidsvinding niet het doel
van de gesprekken is omdat dit het herstel in de weg kan staan. Dat verweerster deze
mail vervolgens wel aan de ouders/schoonouders van klagers heeft verstuurd maar niet
aan klagers vindt het college slordig, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster
heeft verklaard dat het niet haar bedoeling is geweest om klaagsters van deze email
onkundig te houden.
5.12 Verweerster heeft over de inhoud van haar email van 20 juni 2023
verklaard dat ze daarbij het uitgangspunt van de systeemtherapie volgde dat in het
proces naar herstel van familieverhoudingen de waarheidsvinding niet het doel van
de gesprekken is omdat dit het herstel in de weg kan staan. Verweerster heeft daarbij
echter miskend dat de waarheidsvinding voor klagers juist wél van groot belang was.
Klagers wilden dat in het proces van herstel van de familiebanden ofwel de feiten
duidelijk zouden worden, ofwel daarover geen oordeel gegeven zou worden. Verweerster
was van dit standpunt op de hoogte. Door de toonzetting van verweersters e-mailbericht
werden klagers in wezen gedwongen om ervan uit te gaan dat de lezing van hun broer/zwager
over de toedracht de juiste zou zijn.
5.13 Omdat er geen beweging was te verwachten in de standpunten van partijen
over de toedracht, had verweerster naar het oordeel van het college moeten verkennen
of tot een eventueel herstel van de familieverhoudingen kon worden gekomen zonder
überhaupt een oordeel te geven over wat was voorgevallen. Dit heeft verweerster niet
gedaan. Ter zitting heeft verweerster hieraan toegevoegd dat zij inderdaad het gevoel
had
dat er tussen de kinderen iets gebeurd moest zijn, en dat zij vindt dat zij dit
heeft mogen zeggen omdat zij vond dat zij zich in dit verband authentiek moest opstellen.
5.14 Door haar email van 20 juni 2023 aldus te verwoorden heeft verweerster in ieder
geval de schijn gewekt dat zij niet neutraal en onafhankelijk positie heeft gekozen
in het conflict. Daarmee heeft verweerster zich onprofessioneel opgesteld en tuchtrechtelijk
verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel b is daarmee wel gegrond voor zover het ziet
op de inhoud van de email van 20 juni 2023.
Klachtonderdeel c) Onzorgvuldig handelen bij de klachtenprocedure
5.15 Vaststaat dat verweerster het klachtentraject bij P heeft beëindigd met als
argument dat voortzetting voor haar zowel financieel als qua tijdbeslag te belastend
was. Klagers verwijten haar dat zij dit heeft gedaan op een moment dat met beider
instemming gezocht werd naar een externe deskundige die bij de gesprekken kon worden
ingezet. Zij hebben daarnaast gesteld dat het reglement van de klachtenprocedure voorschrijft
dat de therapeut de kosten draagt van de inzet van een deskundige en dat dit ook geldt
voor een solistisch werkende zorgaanbieder als verweerster.
5.16 Anders dan klagers ziet het college geen aanleiding voor het oordeel dat een zorgaanbieder altijd verplicht is om de genoemde procedure geheel en op eigen kosten te doorlopen. Van belang daarbij is of het beoogde doel ook langs een andere weg bereikt kan worden. Het college vindt het niet onbegrijpelijk dat verweerster, geconfronteerd met de aanzienlijke kosten van de P procedure, deze beslissing heeft genomen. Voor het college is daarbij doorslaggevend dat verweerster heeft gezegd dat zij bereid was om op een andere manier mee te werken aan het bereiken van een oplossing. De door verweerster gekozen handelwijze is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Klachtonderdeel d) Schade door de behandeling
5.17 Klagers hebben er op gewezen dat hun broer/zwager de email van 20 juni 2023
van verweerster in brede kring heeft verspreid om te laten zien dat een deskundige
als verweerster zijn visie op de gang van zaken onderschrijft. Klagers houden verweerster
verantwoordelijk voor de schade die binnen hun sociale netwerk is ontstaan, en verwijten
haar dat zij niets heeft gedaan om die schade te beperken.
5.18 Dat de broer/zwager van klagers de betreffende email verder heeft verspreid
is weliswaar een gevolg van het opstellen daarvan door verweerster, maar is een keuze
van de broer/zwager geweest, die verweerster zelf niet tuchtrechtelijk te verwijten
is. Bovendien is niet zonder meer duidelijk geworden dat verweerster niets heeft gedaan
om het verspreiden een halt toe te roepen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Slotsom
5.19 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel b deels gegrond is en
de andere klachtonderdelen ongegrond.
Maatregel
5.20 De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Dit betekent dat er
een maatregel opgelegd kan worden. Het college ziet ook aanleiding om een maatregel
op te leggen. Verweerster heeft partijen een e-mailbericht gestuurd waarin zij de
facto voorstelt om uit te gaan van het feitenrelaas van de dochter van de broer/zwager
van klagers. Weliswaar bevat het bericht ook nuanceringen en heeft zij de e-mail opgesteld
in een laatste poging om nog een oplossing tussen partijen te bereiken, maar verweerster
is er daarbij aan voorbijgegaan hoe belangrijk het voor klagers was dat er niet gekozen
zou worden voor de ene of de andere lezing van de feiten. Door op de zitting te verklaren
dat zij dacht dat er wel iets was voorgevallen tussen de zoon van klagers en de dochter
van de broer/zwager van klagers, en dat zij dat heeft geventileerd omdat zij het van
belang vindt om authentiek te zijn, heeft verweerster bovendien het beeld gewekt dat
zij ook nu nog niet geheel op haar handelen reflecteert. Op basis van deze feiten
vindt het college een waarschuwing passend als zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid
van de handelwijze benadrukt zonder daarop het stempel van laakbaarheid te drukken.
Hoewel verweerster niet op alle aspecten heeft gereflecteerd, heeft zij lering getrokken
uit haar handelen en aangegeven in het vervolg anders te handelen. Het college vindt
een waarschuwing onder deze omstandigheden passend en geboden.
Kostenveroordeling
5.21 Klagers hebben verzocht verweerster te veroordelen in de kosten die zij hebben
gemaakt in deze procedure. Een kostenveroordeling is weliswaar mogelijk als het college
de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart en aan de zorgverlener een maatregel oplegt,
maar dit verzoek moet uiterlijk twee weken voor de zitting gedaan worden. Dit volgt
uit artikel 14 lid 3 van het Reglement van orde van de Regionale Tuchtcolleges voor
de Gezondheidszorg. Klagers hebben dit verzoek pas op de zitting gedaan. Dit betekent
dat het verzoek te laat is ingediend en dus zal worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel b) deels gegrond;
- legt verweerster de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- wijst het verzoek om een kostenveroordeling af.
Deze beslissing is gegeven door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, H.W.M.M.
Rieter-van den Bergh, lid-jurist, T.A.W. van der Schoot, T. Koetsier en M.J.E. Lemmens,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris, en in het openbaar
uitgesproken op 25 april 2025.