ECLI:NL:TGZRAMS:2025:122 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7131

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:122
Datum uitspraak: 09-05-2025
Datum publicatie: 09-05-2025
Zaaknummer(s): A2024/7131
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Het college ziet geen aanwijzingen dat de fysiotherapeut bij een dry needling behandeling onjuist heeft gehandeld. Geen aanknopingspunten dat de door klaagster gestelde lichamelijke gevolgen zijn veroorzaakt door de dry needling behandeling. Klacht kennelijk ongegrond.

A2024/7131
Beslissing van 9 mei 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 9 mei 2025 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: mr. M. Zwennes, werkzaam te Amsterdam,

tegen

C,
fysiotherapeut,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de fysiotherapeut,
gemachtigde: mr. L.F.W. van Zuijlen, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 Op 11 oktober 2023 heeft de fysiotherapeut bij klaagster dry needling toegepast. Volgens klaagster heeft de fysiotherapeut onjuist en niet adequaat gehandeld waardoor klaagster schade heeft geleden. De fysiotherapeut stelt dat geen sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 19 april 2024;
- het aanvullende klaagschrift met bijlage;
- het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.


2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Na een val van de fiets in het voorjaar van 2023 heeft klaagster, geboren in 1952, zich met pijnklachten aan de rechterheup bij de fysiotherapeut gemeld. Op 23 juni 2023 heeft een intake en een eerste behandeling (het doornemen van oefeningen) plaatsgevonden, waarbij is afgesproken de behandeling wekelijks voort te zetten.

3.2 Op 7 juli 2023 heeft de fysiotherapeut voor het eerst dry needling bij klaagster toegepast. Vervolgens is dit nog gedaan op 14 en 21 juli, 4, 11 en 22 augustus en op
6 en 20 september 2023. Op 20 september 2023 heeft een tussenevaluatie van de behandeling plaatsgevonden, waarbij is besproken dat het behandeldoel gedeeltelijk is behaald omdat de klachten in de heup sterk waren afgenomen. Er is afgesproken om een langere periode tussen de behandelingen aan te houden.

3.3 Een nieuwe behandeling heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023, waarbij werd afgesproken om met dry needling verder te gaan gelet op de eerdere positieve resultaten. Die dag wordt op dezelfde manier als voorgaande keren dry needling toegepast (het aanprikken van dezelfde spieren, namelijk de gluteus medius en minimus). Klaagster is zonder pijnklachten naar huis gegaan. In het patiëntdossier is vermeld:
“(…)
(P)lan van aanpak / uitgevoerde behandeling: DN gluteus medius en minimus in zijligging re, sedatie trap sec in zijligging (…)”

3.4 Op 17 oktober 2023 heeft klaagster contact opgenomen met de praktijk, omdat zij na de behandeling veel pijn heeft in de heup- en bilregio. Klaagster was hiervoor naar het ziekenhuis geweest. Klaagster wenste wel bij de fysiotherapeut onder behandeling te blijven, voor in ieder geval de pijnklachten aan de schouder.

3.5 Hierna is er een afspraak gepland op 20 oktober 2023 om elkaar te spreken en voor een vervolgbehandeling. De fysiotherapeut heeft met klaagster gesproken over haar klachten en er is een korte behandeling uitgevoerd, bestaande uit het masseren van de monnikkapspier aan beide zijden. In het patiëntdossier is vermeld:
“(…)
(S)ubjectief / bevindingen patiënt: veel last na vorige priksessie. ging goed tot ik thuis op moest staan. meerdere morfine injecties gekregen--> rongten oke, echo leek gaatje in spier zien en bloeduitstorting. na het ziekenhuisbezoek viel een vriendin op dat er een flinker bloeduitstorting op de bil en been zat.
(O)bjectief / bevindingen therapeut: enorme bloeduitstorting been tot aan knie aan toe. ook hamstrings (…)”

3.6 Vervolgens heeft de klachtenfunctionaris van de praktijk nog een gesprek gehad met klaagster, waarbij onder meer is geadviseerd om op zoek te gaan naar een andere fysiotherapeut.


3.7 Bij brief van 6 november 2023 heeft klaagster de fysiotherapeut aansprakelijk gesteld. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de fysiotherapeut heeft klaagster thuis bezocht en heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

4. De klacht en de reactie van de fysiotherapeut
4.1 Volgens klaagster heeft de fysiotherapeut op 11 oktober 2023 onjuist en niet adequaat gehandeld waardoor klaagster schade heeft geleden.

4.2 De fysiotherapeut heeft het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
5.1 Klaagster heeft in haar klaagschrift vermeld dat zij tijdens de behandeling op
11 oktober 2023 pijn heeft ervaren en dit kenbaar heeft gemaakt, maar dat de fysiotherapeut de behandeling heeft voortgezet zonder (adequaat) op haar klachten te reageren. Na de behandeling heeft klaagster pijnklachten, een gaatje in haar spier en een bloeduitstorting en nog steeds ervaart zij beperkingen in haar mobiliteit en pijn.

5.2 De fysiotherapeut heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster gedurende de gehele behandelperiode geen pijn- of andere klachten heeft ervaren. Ook op 11 oktober 2023 ging klaagster pijnvrij naar huis. Daarnaast betwist hij dat uit medisch onderzoek zou zijn gebleken dat er een gaatje in de spier en een bloeduitstorting is ontstaan. Een onderbouwing van klaagster van deze stelling ontbreekt.

De criteria voor de beoordeling
5.3 De vraag is of de fysiotherapeut de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende fysiotherapeut. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de fysiotherapeut geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.4 Het college oordeelt dat de fysiotherapeut niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld.

5.5 In de richtlijn van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
“Aanbevelingen voor de veilig toepassing van Dry Needling”, gepubliceerd op 15 maart 2022, worden de risico’s van dry needling beschreven. Het ontstaan van een hematoom (bloeduitstorting) wordt omschreven als een mogelijke complicatie (tussen de 1 en 10% van de gevallen) en ernstige pijn tijdens de behandeling als incident (tussen de 0,1 en 1% van de gevallen). Het college stelt vast dat het behandeltraject, waarbij dry needling meermalen is uitgevoerd door de fysiotherapeut, klaagster verlichting van de pijnklachten heeft gebracht. Het college begrijpt de gedachtegang van de fysiotherapeut om klaagster door te behandelen en dus ook op 11 oktober 2023 dry needling toe te passen gezien de eerdere positieve resultaten. Het college ziet geen aanwijzingen om te constateren dat de fysiotherapeut in strijd heeft gehandeld met de zorg die van hem in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Dat er een hematoom als complicatie van de behandeling zou zijn ontstaan, maakt dit niet anders.

5.6 Daarnaast stelt het college vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat de door
klaagster gestelde lichamelijke gevolgen, voor zover deze zouden blijken uit het medisch onderzoek, zijn veroorzaakt door de dry needling behandeling. Het college vindt het zeer spijtig voor klaagster dat zij deze klachten ervaart, maar daarvan kan de fysiotherapeut geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Slotsom

5.7 Hieruit volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 9 mei 2025 door W.A.H. Melissen, voorzitter, K.M. Volker,
lid-jurist, W. Langoor, M.J.F. Vuister en S.E. Dekker, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A. Valé, secretaris.