Zoekresultaten 3951-3986 van de 3986 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:188 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-332/DH/DH 23-565/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk wegens het ne bis in idem-beginsel. Dat de klacht nu namens de eenmanszaak van klager is ingediend, maakt geen verschil nu klager in deze kwestie met zijn bedrijf vereenzelvigd kan worden. Klacht gericht tegen het gevoerde verweer is ook kennelijk niet-ontvankelijk, omdat dit ziet op hetzelfde feitencomplex. Door de klacht te richten tegen het verweer dat is gevoerd, kan het ne bis in idem-beginsel niet worden omzeild.

  • ECLI:NL:TSCTS:2023:7 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2023-07 (2022.V10-ALASKABORG)

    De Alaskaborg was op 07-02-2022 om 21.10 BT (08-02-2022 GMT 02.10) uit Baie Comeau, Canada, vertrokken met als bestemming Rotterdam. De lading bestond uit crushed carbone anodes, verdeeld over de twee ruimen. Tijdens het laden van de Alaskaborg sneeuwde het hard. Tijdens het laden van ruim 1 sneeuwde het minder hard dan bij het laden van ruim 2.Op 09-02-2022 om 18.30 BT (22.30 GMT) ging op de Alaskaborg het bilge alarm (hierna: het alarm) af van de lensput bakboord voor in ruim 2. Het schip voer toen zuid van Newfoundland. Betrokkene, de HWTK en de eerste stuurman overlegden met elkaar en concludeerden dat het alarm werd veroorzaakt door smeltende sneeuw in het ruim of door binnendringend water. Door het rollende en stampende schip vonden zij het te gevaarlijk om bemanningsleden aan dek en in het ruim te laten gaan voor inspectie. Zij waren het erover eens om de, inmiddels bijgezette, bilge ejector bij te laten staan op de betreffende lensput en dat vol te houden tot de volgende morgen of totdat het weer beter zou zijn.De volgende ochtend 10-02-2022 om 08.00 BT (11.00 GMT) werd de bilge ejector gestopt. De eerste stuurman ging met dekbemanning in ruim 2 en ontdekte dat er een gat zat in brandstoftank 7SB waaruit VLSFO (Very Low Sulphur Fuel Oil, hierna: olie) lekte. Die olie vermengde zich met de lading en liep ook in de lensput BB voor. Hierdoor werd eerder het alarm veroorzaakt.Het gat in de brandstoftank was veroorzaakt doordat de sjorringen (d-ringen) van een tussendek-luik waren losgebroken en als gevolg daarvan het tussendek-luik in het ruim was gevallen tegen de wand van brandstoftank 7SB aan.Een deel van de gelekte olie was overboord gepompt gedurende de ruim 12 uur dat er onafgebroken werd gelensd op de bilge put bakboord voor in ruim 2.De Alaskaborg (IMO nummer 9466374) is een Nederlands General Cargo Ship, varend voor rederij Wagenborg Shipping B.V. Het schip is in het jaar 2012 gebouwd, is 133,36 meter lang en 21,50 meter breed en heeft een laadvermogen van 11885 brutoton. Ten tijde van het ongeval bestond de bemanning in totaal uit 14 personen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:63 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/738792 / DW RK 23/307 MdV/SM

    Proces-verbaal mondelinge uitspraak. Ordemaatregel: zes maanden schorsing ex art. 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

  • ECLI:NL:TSCTS:2023:8 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2023-8 (2022.V11-ALASKABORG)

    De Alaskaborg was op 07-02-2022 om 21.10 BT (08-02-2022 GMT 02.10) uit Baie Comeau, Canada, vertrokken met als bestemming Rotterdam. De lading bestond uit crushed carbone anodes, verdeeld over de twee ruimen. Tijdens het laden van de Alaskaborg sneeuwde het hard. Tijdens het laden van ruim 1 sneeuwde het minder hard dan bij het laden van ruim 2.Op 09-02-2022 om 18.30 BT (22.30 GMT) ging op de Alaskaborg het bilge alarm (hierna: het alarm) af van de lensput bakboord voor in ruim 2. Het schip voer toen zuid van Newfoundland. Betrokkene, de kapitein en de eerste stuurman overlegden met elkaar en concludeerden dat het alarm werd veroorzaakt door smeltende sneeuw in het ruim of door binnendringend water. Door het rollende en stampende schip vonden zij het te gevaarlijk om bemanningsleden aan dek en in het ruim te laten gaan voor inspectie. Zij waren het erover eens om de, inmiddels bijgezette, bilge ejector bij te laten staan op de betreffende lensput en dat vol te houden tot de volgende morgen of totdat het weer beter zou zijn.De volgende ochtend 10-02-2022 om 08.00 BT (11.00 GMT) werd de bilge ejector gestopt. De eerste stuurman ging met dekbemanning in ruim 2 en ontdekte dat er een gat zat in brandstoftank 7SB waaruit VLSFO (Very Low Sulphur Fuel Oil, hierna: olie) lekte. Die olie vermengde zich met de lading en liep ook in de lensput BB voor. Hierdoor werd eerder het alarm veroorzaakt.Het gat in de brandstoftank was veroorzaakt doordat de sjorringen (d-ringen) van een tussendek-luik waren losgebroken en als gevolg daarvan het tussendek-luik in het ruim was gevallen tegen de wand van brandstoftank 7SB aan.Een deel van de gelekte olie was overboord gepompt gedurende de ruim 12 uur dat er onafgebroken werd gelensd op de bilge put bakboord voor in ruim 2.De Alaskaborg (IMO nummer 9466374) is een Nederlands General Cargo Ship, varend voor rederij Wagenborg Shipping B.V. Het schip is in het jaar 2012 gebouwd, is 133,36 meter lang en 21,50 meter breed en heeft een laadvermogen van 11885 brutoton. Ten tijde van het ongeval bestond de bemanning in totaal uit 14 personen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:160 Raad van Discipline Amsterdam 23-558/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht deels niet-ontvankelijk want buiten de driejaarstermijn ingediend en deels kennelijk ongegrond, omdat het gaat om privégedragingen van verweerster en niet gebleken is dat zij als privépersoon het vertrouwen in de Advocatuur heeft geschaad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:154 Raad van Discipline Amsterdam 23-065/A/A

    Verzetzaak. Het verzet is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5532

    Klacht tegen inrichtingsarts ongegrond. Klager verblijft in een Penitentiaire Inrichting. Verweerder is als huisarts en justitieel geneeskundige werkzaam in deze PI. Vóór zijn detentie was klager volledig arbeidsongeschikt verklaard. Hij is het niet eens met het advies van de inrichtingsarts om hem arbeidsgeschikt te verklaren. Ook verwijt klager de inrichtingsarts dat hij hem geen (duidelijke) uitleg daarover heeft gegeven. Het college oordeelt dat de inrichtingsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4891

    Klacht tegen Gz-psycholoog kennelijk ongegrond. Tijdens klagers verblijf in detentie is door het Openbaar Ministerie aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) verzocht om een zogeheten trajectconsult uit te voeren omtrent de vraag of een pro Justitia onderzoek geestvermogens bij klager geïndiceerd was. Klager en zijn moeder verwijten de Gz-psycholoog dat zij heeft geweigerd inzage in het medisch dossier te verstrekken en dat zij daarna heeft geweigerd om het dossier te corrigeren. De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Dat de Gz-psycholoog heeft geweigerd inzage te verstrekken in het dossier dan wel het dossier te corrigeren kan niet worden vastgesteld.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:155 Raad van Discipline Amsterdam 23-143/A/NH

    Verzetzaak. Het verzet is gegrond. Klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4782

    Klacht tegen Gz-psycholoog kennelijk ongegrond. Over klaagsters zoon is, in opdracht van het Openbaar Ministerie, een pro Justitia rapport opgemaakt door een psycholoog van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Klaagster was als referent in het onderliggende onderzoek betrokken. Omdat klaagster en haar zoon het niet eens waren met de inhoud van het rapport, hebben zij zich nadien meermaals tot verweerder gewend in zijn hoedanigheid van manager. De klacht gaat er over dat klaagster haar correctierecht ten aanzien van het pro Justitiarapport niet heeft kunnen toepassen. De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerder was op het moment van uitbrengen van het rapport nog niet als manager bij het NIFP werkzaam. Het is bovendien aan de psycholoog als rapporteur om een referent in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van diens correctierecht. Dit betekent dat aan verweerder hierover geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:156 Raad van Discipline Amsterdam 23-240/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de eigen advocaat. Dat verweerster tijdens de lopende schikkingsonderhandelingen niet is overgegaan tot, of heeft aangedrongen op, het aanvragen van voorlopige voorzieningen valt haar tuchtrechtelijk niet te verwijten, gelet ook op de rol die van een advocaat in familiekwesties wordt verwacht. Op basis van het feitenrelaas en hetgeen door verweerster is aangevoerd, komt daarnaast naar voren dat verweerster wel degelijk werkzaamheden voor klaagster heeft verricht en dat verweerster klaagster ook had geïnformeerd over de verschuldigdheid van de eigen bijdrage. Verder heeft verweerster toereikend aangevoerd dat zij zich niet lichtvaardig heeft onttrokken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:157 Raad van Discipline Amsterdam 23-264/A/A

    Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft gehandeld binnen de aan hem als advocaat toekomende vrijheid en van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:158 Raad van Discipline Amsterdam 23-549/A/NH

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat in een strafrechtelijke procedure.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:159 Raad van Discipline Amsterdam 23-552/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Van onnodig grievende uitlatingen is geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:153 Raad van Discipline Amsterdam 23-027/A/A 23-028/A/A

    Verzetzaak. Het verzet is ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:147 Hof van Discipline 's Gravenhage 220176

    Klacht tegen advocaat wederpartij, die in verzoekschriftprocedure ex artikel 3:251 BW niet gemeld heeft dat zijn cliënt in staat van faillissement verkeerde. Anders dan de raad verklaart het hof de klacht ongegrond. De cliënt was op grond van artikel 25 lid 2 Fw bevoegd in de door klaagster aanhangig gemaakte procedure te verschijnen en verweerder mocht hem daarin ook bijstaan. Het voeren van verweer in die procedure diende het belang van de cliënt en was niet zinloos, omdat nog een niet bij voorbaat kansloze cassatieprocedure over de faillietverklaring aanhangig was. Verweerder mocht uitgaan van een meer dan theoretische mogelijkheid dat het faillissement vernietigd zou worden bij een herbeoordeling (ex nunc) door een verwijzingshof. Dat het faillissement uiteindelijk in werkelijkheid niet is vernietigd, doet hieraan niet af. Verweerder heeft de belangen van klaagster ook niet onnodig en op ontoelaatbare wijze geschaad door niet te melden dat zijn cliënt al voor het vestigen van het pandrecht failliet was verklaard. Daarbij is mede van belang dat het faillissement voor klaagster openbare informatie was en dat niet is gebleken dat klaagster er groot belang bij had om door verweerder te worden gewezen op het faillissement van de cliënt. Klaagster heeft ook niet kunnen toelichten wat zij in de procedure anders zou hebben gedaan als zij tijdens de procedure wel op het faillissement was gewezen. Voor het inhoudelijke oordeel van de rechter in deze procedure had informatie over het faillissement van de cliënt ook geen verschil gemaakt. Het gaat dus niet om informatie die aan de rechter gemeld had moeten worden omdat die wezenlijk is voor de oordeelsvorming van de rechter (HvD 5 juni 2009, Advocatenblad 20 augustus 2010).

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:187 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-479/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:148 Hof van Discipline 's Gravenhage 210343

    Bekrachtiging beslissing raad. Klacht tegen advocaat van de wederpartij ongegrond. Verweerster had geen reden om vraagtekens te stellen bij de door haar in een procedure ingebrachte foto, waarop (ook) de minderjarige dochter van klager blijkt te staan. Het stond verweerster vrij om het medisch dossier van klager te delen met haar medisch adviseur, die een eigen beroepsgeheim heeft.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:213 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-023/AL/GLD

    Klager heeft zich op de mogelijk laatste dag van de verzettermijn na een verstekvonnis tot verweerder gewend. De raad is gebleken dat verweerder zich tussen die intake en in de periode daarna niet ervan heeft vergewist of klager had begrepen onder welke omstandigheden verweerder alsnog verzet zou instellen en wat de risico's van de door verweerder voorgestelde aanpak waren (informeren bij de wederpartij naar de mogelijk eerdere aanvangsdatum van de verzettermijn). Dat had gezien de financiële gevolgen van het verstekvonnis voor klager wel van verweerder verwacht mogen worden. Gezien de aanwezige tijdsdruk had verweerder de opdracht niet moeten aannemen. Daarnaast heeft verweerder klager niet op deskundige wijze bijgestaan, onder meer door hoger beroep tegen het verstekvonnis in te stellen, terwijl dat niet mogelijk is. Ook heeft verweerder zijn zorgplicht voor klager verzaakt door niet in zijn belang te handelen en hem niet op de hoogte te houden van de voortgang. Ook is verweerder vaak onbereikbaar geweest voor klager. Daarnaast heeft verweerder excessief gedeclareerd. Hij heeft uren gedeclareerd voor werkzaamheden die hij niet voor klager had moeten verrichten omdat zij geen meerwaarde voor klager hadden. Na diens aansprakelijkstelling had verweerder uren moeten crediteren, ook voor niet door klager verzochte werkzaamheden, en daarover ook transparant moeten zijn. Berisping en toewijzing van artikel 48 lid 9 Aw.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:214 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-086/AL/GLD

    Klacht van advocaat en de cliënt als wederpartij van verweerder (voormalig advocaat). Naar het oordeel van de raad heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar onjuiste informatie aan de rechtbank verstrekt op het B4-formulier. Verweerder heeft niet vooraf aan klagers gevraagd om instemming met het uitstelverzoek, dus had om die reden niet het B4-formulier (eenstemmig uitstelverzoek) mogen gebruiken. Door dat wel te doen en door in strijd met de waarheid aan te geven dat het een eerste uitstelverzoek betrof en een kopie aan de wederpartij was gestuurd, heeft verweerder de rechtbank onjuist geïnformeerd. Daarnaast heeft hij de procedure op oneigenlijke gronden vertraagd ten nadele van de wederpartij en heeft voor zijn handelen nooit excuses aangeboden. Verweerder heeft de onderlinge verhouding als advocaten verstoord en het vertrouwen van de wederpartij in de advocatuur geschaad. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:215 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-087/AL/GLD/D

    Dekenbezwaar. Verweerder is door zijn handelen niet alleen tekortgeschoten in zijn zorgplicht ex artikel 46 Aw richting cliënten en wederpartijen door het structureel niet of veel te laat te reageren op aan hem gerichte correspondentie, daarnaast heeft hij de deken langdurig belemmerd in haar toezichthoudende taak (regel 29) en is hij herhaalde toezeggingen aan de deken niet nagekomen. Die opstelling van verweerder jegens de deken geeft geen blijk van respect en gevoel voor onderlinge verhoudingen en de toezichthoudende en controlerende taak van de deken. Daarnaast heeft verweerder ondanks vele aanmaningen nagelaten de financiële bijdragen voor de jaren 2020 en 2021 te voldoen. Weliswaar heeft verweerder tijdens de zitting verklaard het foutieve van zijn handelen richting de deken in te zien, maar hij heeft al met al de raad er niet van kunnen overtuigen dat sprake is van enig inzicht in het laakbare van zijn handelen. De gedane toezeggingen zijn niet alleen veel te laat gedaan, maar worden ook niet door enig handelen ondersteund. De raad komt tot het oordeel dat verweerder dusdanig ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, dat hij, ook heeft hij zichzelf al uitgeschreven, alsnog geschrapt moet worden van het tableau.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:216 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-357/AL/GLD

    Verweerder (voormalig advocaat) heeft geen stukken overgelegd waaruit door de raad kan worden afgeleid dat hij met klagers voldoende heeft gecommuniceerd over de financiële kant van de zaak (gedragsregel 16). Daarnaast heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Aw doordat hij in strijd met gedragsregel 19 zekerheden - anders dan in geld - van klagers heeft gevraagd voor betaling van zijn declaraties zonder daarover overleg met de deken te hebben gevoerd. Dat de auto van klager niet daadwerkelijk op zijn naam is gezet, doet aan het laakbare van het handelen van verweerder niet af. De overige klachten, dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden, klager op toevoegingsbasis had moeten bijstaan en op andere punten in zijn zorgplicht richting klagers is tekortgeschoten, zijn niet voldoende concreet onderbouwd. De verweten handelwijze van verweerder en de opstelling van verweerder tijdens de zitting, die geen inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen en juist het optreden van klager ter discussie stelde, is voor de raad ernstig. Omdat verweerder in zijn 19-jarige loopbaan als advocaat een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft, heeft de raad volstaan met de maatregel van een berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:146 Hof van Discipline 's Gravenhage 220178

    Klacht tegen advocaat wederpartij deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad. De klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters moeder. De eerste vier klachtonderdelen zien op handelen van verweerder waarover enkel zijn eigen cliënte kan klagen en daarom niet-ontvankelijk. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder persoonlijke informatie over klaagster gebruikt zonder doel of op ontoelaatbare wijze en omdat niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster heeft gekleineerd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:140 Hof van Discipline 's Gravenhage 220209

    Anders dan de raad is het hof van oordeel dat verweerder klagers onvoldoende heeft geïnformeerd over zijn kosten. Verweerder heeft klagers kostenramingen gestuurd. Zijn declaraties heeft hij slechts naar de rechtsbijstandsverzekeraar gestuurd. Verweerder heeft nagelaten om afschriften daarvan naar klagers te sturen. Verweerder is daarmee jegens klagers tekortgeschoten.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:145 Hof van Discipline 's Gravenhage 220300

    Klacht tegen eigen advocaat dat hij een zaak heeft aangenomen, maar daar niets aan heeft gedaan. Bekrachtiging beslissing waarin de klacht gegrond is verklaard met oplegging van een berisping. Verweerder maakt misbruik van recht door zich te beroepen op onbevoegdheid van de Haagse deken en raad. Verweerder is er zelf verantwoordelijk voor dat hij niet meer als advocaat mocht werken door zich zonder goedkeuring van de orde Den Haag naar dat arrondissement over te schrijven. Dat maakt het feit dat verweerder zich wel als (bevoegd) advocaat is blijven presenteren aan klaagster (en andere cliënten) des te ernstiger. Verweerder heeft er in deze en eerdere tuchtrechtelijke procedures blijk van gegeven geen enkel besef te hebben van zijn verantwoordelijkheid als advocaat en ongeschikt voor de advocatuur te zijn. Uitsluitend omdat verweerder niet meer op het tableau staat ingeschreven, handhaaft het hof de door de raad opgelegde maatregel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:186 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-305/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Niet onderbouwd dat verweerder klaagster zou stalken. Verweerder heeft een e-mail naar een verkeerde domeinnaam gestuurd, maar daarmee is geen sprake van antidateren of het onder druk zetten van klaagster. Verweerder was echter op de hoogte dat klaagster werd bijgestaan door een advocaat. Verweerder heeft zich desondanks rechtstreeks tot klaagster gewend en handelde daarmee in strijd met gedragsregel 25 lid 1. Oplegging van een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:136 Hof van Discipline 's Gravenhage 220243

    Bekrachtiging van het oordeel van de raad.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:182 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-052/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:137 Hof van Discipline 's Gravenhage 220239

    Naar het oordeel van het hof is sprake van een optelsom van verwijten die raken aan de kernwaarde kwaliteit. Niet alleen heeft verweerster klager onvoldoende voorgelicht over een complexe letselschadekwestie, zij heeft ook niet voortvarend en adequaat gereageerd op de aansprakelijkstelling van klager en op het verzoek om verstrekking van dossiers. Het baart het hof verder zorgen dat verweerster in haar verweer in hoger beroep en op de zitting geen blijk heeft gegeven van inzicht in onzorgvuldigheid en onbetamelijkheid van haar handelen. Anders dan de raad acht het hof de maatregel van berisping passend bij de gegronde verwijten.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:183 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-098/DH/DH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:138 Hof van Discipline 's Gravenhage 220145

    Hoger beroep van klager ongegrond. Beslissing raad bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:184 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-111/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:185 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-224/DH/RO

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerster heeft erkend de gemaakte afspraken niet voldoende te hebben vastgelegd en heeft daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Ook heeft zij niet alle mogelijke opties met klager besproken, terwijl zij dit wel had moeten doen. Oplegging van een waarschuwing. Klacht over berekening partneralimentatie is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5417

    Klacht tegen uroloog ongegrond. Bij klager heeft in 2020 een partiële nefrectomie plaatsgevonden vanwege een niertumor. Een jaar later is ter controle een CT-scan van de borstkas en de buik van klager gemaakt. In het verslag van de radioloog stond dat er geen aanwijzingen waren voor een recidief of uitzaaiingen; wel werd een vergrote prostaat, uitpuilend in de blaas vastgesteld. De uroloog heeft de uitslag met klager besproken. Hij heeft de vergrote prostaat niet gemeld omdat klager geen klachten had. Elf maanden later bleek klager uitgezaaide prostaatkanker te hebben. Klager verwijt de uroloog dat hij hem niet op de hoogte heeft gebracht van de bevinding van de radioloog. Als de uroloog dat wel had gedaan dan had klager actie kunnen ondernemen en had de prostaattumor in een veel eerder stadium ontdekt kunnen worden. De uroloog heeft het klaagschrift gemotiveerd betwist. Het college oordeelt dat de uroloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:154 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-444/AL/GLD

    De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675525 / DW RK 19/613

    De gerechtsdeurwaarder heeft zijn reactie op een op 11 februari 2019 door klager ingediende klacht naar een verkeerd adres gestuurd. Het verzet is gegrond. Gelet op de door de gerechtsdeurwaarder aangeboden excuses, acht de kamer de gemaakte fout onvoldoende om tuchrechtelijk verwijtbaar handelen vast te kunnen stellen. De aanvankelijke klacht wordt daarom ongegrond verklaard.