ECLI:NL:TADRARL:2023:289 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-271/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:289
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 17-11-2023
Zaaknummer(s): 23-271/AL/GLD
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Verweerder heeft klager bijgestaan in een letselschadeprocedure. Verweerder heeft voor klager een toevoeging aangevraagd en gekregen. Al vrij snel is klager voor verweerder onverwacht overgestapt naar een andere belangenbehartiger. Daarop heeft verweerder een declaratie opgemaakt en deze gezonden aan de verzekeraar van de wederpartij in de letselschadeprocedure. Klager klaagt erover dat verweerder hem geen opdrachtbevestiging heeft gezonden, dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door aan de verzekeraar door te geven dat en waarom hij klager niet meer bijstond, dat verweerder een declaratie heeft gestuurd terwijl de zaak op toevoeging werd behandeld en dat de declaratie excessief was. De raad oordeelt dat verweerder wel degelijk een opdrachtbevestiging (per e-mail) heeft gezonden. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Ook is de raad van oordeel dat verweerder door het doorgeven aan de verzekeraar dat en waarom hij klager niet meer bijstond (klager heeft een andere belangenbehartiger) geen schending van de geheimhoudingsplicht is. Wel is de raad van oordeel dat verweerder in strijd met gedragsregel 18 lid 2 een declaratie heeft verzonden, terwijl de toevoeging nog niet was ingetrokken en dat dit klachtwaardig is. Dit klachtonderdeel is gegrond. Dat de declaratie excessief zou zijn is de raad niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Maatregel: waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 30 oktober 2023
in de zaak 23-271/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klager
gemachtigde: mr. [H.]
over
verweerder
voormalig advocaat te [plaats]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 6 oktober 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 17 april 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/124 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 september 2023. Daarbij waren verweerder en de gemachtigde van klager aanwezig. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 0 tot en met 05.2.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager heeft verweerder benaderd om hem bij te staan in een letselschadeprocedure. Namens de wederpartij treedt in die zaak diens verzekeraar Nationale Nederlanden op.
2.2 Op 21 maart 2022 heeft tussen klager en verweerder een eerste kennismakingsgesprek plaatsgevonden. Op 22 maart 2022 heeft verweerder aan klager een e-mail gezonden waarin hij de gemaakte afspraken bevestigt.
2.3 Op 28 maart 2022 heeft klager van de Raad voor de Rechtsbijstand een brief ontvangen waarin hij op de hoogte wordt gebracht dat door verweerder een toevoeging is aangevraagd.
2.4 Bij e-mail van 31 maart 2022 heeft klager aan verweerder bericht dat hij de brief van de Raad voor de Rechtsbijstand niet begrijpt en hij vraagt verweerder om een toelichting. Op 1 april 2022 licht verweerder via e-mail aan klager de brief nader toe.
2.5 Op 26 september 2022 heeft de huidige gemachtigde van klager verweerder ervan op de hoogte gebracht dat hij de behandeling van het dossier van verweerder overneemt. Daarop heeft verweerder Nationale Nederlanden telefonisch laten weten dat het dossier is overgenomen.
2.6 Bij e-mail van 28 september 2022 heeft verweerder aan Nationale Nederlanden bevestigd dat telefonisch besproken is dat hij niet langer de belangen van klager behartigt, omdat die de voorkeur heeft gegeven aan een andere belangenbehartiger, te weten de gemachtigde van klager. Ook geeft hij in dat bericht aan dat hij daarom niet meer aanwezig zal zijn bij een inmiddels geplande bespreking op 18 oktober 2022 bij klager thuis en dat hij het dossier zal sluiten. Tevens stuurt hij mee een declaratie met urenverantwoording met betrekking tot de door hem gewerkte uren, met het verzoek dit ter betaling aan de administratie door te geleiden.
2.7 Op 6 oktober 2022 heeft (de gemachtigde van) klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door:
a) in strijd met gedragsregel 16 lid 1 aan klager geen opdrachtbevestiging te sturen;
b) zijn geheimhoudingsplicht te schenden, doordat hij vertrouwelijke informatie met een medewerker van de verzekeraar van de wederpartij heeft gedeeld;
c) ten onrechte aan de verzekeraar van de wederpartij, Nationale Nederlanden, door te geven dat hij - verweerder - kosten zou hebben gemaakt en aan die verzekeraar een declaratie op urenbasis te verzenden, terwijl de zaak op basis van een toevoeging is behandeld;
d) excessief te declareren, door bijvoorbeeld voor twee gesprekken van 5 minuten 18 minuten te declareren.
3.2 Ter zitting is de klacht door de gemachtigde kort toegelicht aan de hand van ter zitting overgelegde spreekaantekeningen, waarin is verwezen naar twee beslissingen van deze raad van 6 maart 2023.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
 
Klachtonderdeel a) opdrachtbevestiging

4.2 Bij e-mail van 22 maart 2022 heeft verweerder hetgeen tijdens het kennismakingsgesprek van een dag daarvoor is besproken bevestigd. Er heeft nooit enig misverstand over bestaan op welke basis hij klager heeft bijgestaan. De e-mails van 22 maart en 1 april 2022 vormen een duidelijke weergave van de financiële afspraken.
 
Klachtonderdeel b) geheimhouding

4.3 Klager heeft ermee ingestemd dat verweerder de verzekeraar op de hoogte zou brengen van alle relevante feiten en omstandigheden. Het is gebruikelijk dat de wederpartij op de hoogte wordt gebracht van een wisseling van belangenbehartiger. Daarbij is het ook gebruikelijk dat er wordt gevraagd naar de reden van de overstap naar een andere belangenbehartiger.

Klachtonderdeel c) declareren en toevoeging

4.4 Er was sprake van een voorwaardelijke toevoeging. Verweerder heeft klager gewezen op de regelgeving omtrent gefinancierde rechtsbijstand. Indien aansprakelijkheid is aanvaard door de verzekeraar worden de kosten van rechtsbijstand betaald door de verzekeraar. Na afloop van de zaak dient de advocaat de Raad voor Rechtsbijstand te informeren over het resultaat. In kwesties als de onderhavige wordt de toevoeging vrijwel altijd ingetrokken.

Klachtonderdeel d) excessief declareren
 
4.5 Klager dient ten aanzien van dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Klager is namelijk niet de partij die de declaratie dient te betalen, maar de verzekeraar. Nationale Nederlanden heeft geen bezwaren tegen de declaratie opgeworpen. Klager heeft dus geen belang bij dit klachtonderdeel, omdat hij niet rechtstreeks in zijn belangen wordt getroffen. Er is ook niet excessief gedeclareerd. Uit de urenverantwoording blijkt dat er transparant is gedeclareerd tegen een gebruikelijk tarief. 

5 BEOORDELING
5.1 Het gaat in deze over een klacht tegen de eigen advocaat. Ter zitting heeft de gemachtigde van klager desgevraagd bevestigd dat de klacht zoals die in de aanbiedingsbrief van de deken juist is verwoord, zodat de raad dat als uitgangspunt heeft genomen.

Klachtonderdeel a) opdrachtbevestiging

5.2 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat deze hem geen opdrachtbevestiging heeft gezonden, terwijl hij daartoe op grond van gedragsregel 16 lid 1 is gehouden. In die gedragsregel staat dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.
5.3 Op 21 maart 2022 heeft klager met verweerder een eerste gesprek gehad en daags daarna heeft verweerder klager een e-mail gezonden met daarin een bevestiging van de gemaakte afspraken. Die e-mail is onderdeel van het procesdossier. Daarin staat onder meer dat verweerder bereid is klager bij te staan in het kader van het verhaal van zijn schade van een aanrijding waarvoor de andere automobilist aansprakelijk is. Ook staat daarin dat klager hem wat betreft de kosten van de rechtsbijstand tot nader order niets hoeft te betalen, omdat de kosten van rechtsbijstand voor rekening komen voor de verzekeraar van de tegenpartij. Verder zal verweerder nog nagaan of klager in aanmerking komt voor een toevoeging.
5.4 Met deze e-mail, en nadien die van 1 april 2022 over de gefinancierde rechtsbijstand, heeft verweerder naar het oordeel van de raad voldaan aan zijn uit gedragsregel 16 lid 1 voortvloeiende informatieplicht. Immers, verweerder heeft klager schriftelijk de afspraken bevestigd en hem op de hoogte gebracht van belangrijke informatie. Hierbij merkt de raad nog op dat in dit kader onder schriftelijk eveneens wordt verstaan door middel van digitale media, zoals e-mail. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
 
Klachtonderdeel b) geheimhouding

5.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij met de verzekeraar van de wederpartij vertrouwelijke informatie heeft gedeeld. Uit de aanbiedingsbrief en de gevraagde toelichting van de gemachtigde ter zitting is het de raad niet duidelijk geworden welke vertrouwelijke informatie er dan is gedeeld. De raad begrijpt de in het procesdossier bevindende bijlage bij de klacht via het webformulier zo dat daarmee kennelijk wordt gedoeld op de reactie per e-mail van verweerder op de vraag van de verzekeraar wat de reden van de wisseling van belangenbehartiger was. In zijn e-mail van 28 september 2022 heeft verweerder vermeld dat klager hem niet kon aangeven welke redenen er ten grondslag lagen aan zijn beslissing en dat verweerder van klager geen klacht had ontvangen over de behandeling van de zaak. Ook wordt er kennelijk gedoeld op de e-mail van verweerder aan klager van 6 oktober 2022 waarin hij aangeeft ter informatie een afschrift van de brief van klager van 5 oktober 2022 en de reactie van verweerder daarop aan Nationale Nederlanden te zullen sturen. In die brief van 5 oktober 2022 stelt klager - samengevat - dat verweerder met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht weigert vragen van zijn nieuwe belangenbehartiger te beantwoorden en hij stelt daarin een aantal vragen. In de reactie van verweerder daarop geeft verweerder - samengevat - aan dat hij niet weigert op vragen van de nieuwe belangenbehartiger te antwoorden en dat hij, zoals klager wenst, de door hem gevraagde stukken aan klager zal toezenden.
5.6 Naar het oordeel van de raad levert het doorgeven van voormelde informatie (de zaak wordt overgenomen en er is geen sprake van klachten over mijn werk) aan de verzekeraar geen schending van de geheimhoudingsplicht op. Bovendien is de raad van oordeel dat klager er niet in is geslaagd om aan te geven in hoeverre zijn belang daardoor is geschaad. Daarover is ter zitting door de gemachtigde van verweerder desgevraagd ook geen uitsluitsel gegeven. De raad zal ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
 
Klachtonderdeel c) declareren en toevoeging
 
5.7 Hoewel dit door klager niet expliciet is aangegeven, ziet dit klachtonderdeel op gedragsregel 18 lid 2. Klager verwijt verweerder namelijk dat hij zijn uren heeft gedeclareerd bij de verzekeraar, terwijl hij de zaak op toevoeging heeft behandeld. 
5.8 Gedragsregel 18 lid 2 bepaalt dat een advocaat voor de behandeling van de zaak waarin hij is toegevoegd geen vergoeding, in welke vorm dan ook, van de cliënt zal bedingen of in ontvangst zal nemen (afgezien van eigen bijdragen, verschotten en proceskosten volgens de daarvoor geldende regels).
5.9 Verweerder heeft verklaard dat door hem een toevoeging is aangevraagd en dat deze toevoeging ook is verleend. Niettemin heeft verweerder bij de verzekeraar van de tegenpartij zijn declaratie ingediend met het verzoek deze te voldoen. Dat is naar het oordeel van de raad in strijd met gedragsregel 18 lid 2. Zolang de toevoeging nog niet was ingetrokken, stond het verweerder niet vrij om zijn declaratie in te dienen. Dat in dit geval de cliënt onverwacht is overgestapt naar een andere belangenbehartiger en dat het voor verweerder duidelijk was dat er toch geen gebruik zou worden gemaakt van de toevoeging, maakt dit niet anders. Verweerder had de Raad voor Rechtsbijstand eerst moeten verzoeken de toevoeging in te trekken, alvorens hij een declaratie indiende voor zijn werkzaamheden. Dat een dergelijke handelswijze in de letselschadepraktijk gebruikelijk zou zijn, zoals verweerder stelde, is de raad niet bekend en doet overigens aan voorgaande overweging niet af. Dit klachtonderdeel is gegrond.
 
Klachtonderdeel d) excessief declareren

5.10 Dit klachtonderdeel ziet erop, zo begrijpt de raad dit klachtonderdeel, dat zo er al gedeclareerd zou mogen worden, dat in dit geval excessief is geweest. Daar is de raad echter niet van gebleken. Uit geen van de in het procesdossier aanwezige stukken, zoals de urenspecificatie van verweerder, blijkt dat sprake is van excessief declareren. Dat voor telefoongesprekken die 5 minuten hebben geduurd 18 minuten in rekening is gebracht wordt op geen enkele wijze onderbouwd en wordt door verweerder ook betwist. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

6 MAATREGEL
6.1 Nu klachtonderdeel c) gegrond is, komt aan de orde of aan verweerder een maatregel moet worden opgelegd en zo ja, welke. 
6.2 Het lag op de weg van verweerder om, zodra de resultaatbeoordeling daartoe aanleiding gaf, de Raad voor de Rechtsbijstand te verzoeken de aan zijn cliënt verleende toevoeging in te trekken voordat hij zijn werkzaamheden in rekening bracht. Door dat niet te doen heeft verweerder gehandeld in strijd met gedragsregel 18 lid 2, hetgeen hem tuchtrechtelijk is te verwijten. Verweerder heeft zijn declaratie weliswaar aan de verzekeraar van de wederpartij gezonden, maar dat maakt het voorgaande niet anders. De raad acht de maatregel van waarschuwing in dit geval passend.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Klager zelf is ter zitting niet is verschenen, zodat de raad verweerder niet zal veroordelen in (forfaitaire) reiskosten van klager. Klager heeft immers geen reiskosten gemaakt. 
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 23-271/AL/GLD.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel c) gegrond;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel, S.H.G Swennen, H.Q.N. Renon en S.J. de Vries, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2023.

Griffier                                                                                                                                             Voorzitter

Verzonden d.d. 30 oktober 2023