ECLI:NL:TADRARL:2023:287 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-956/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:287 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-10-2023 |
Datum publicatie: | 17-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-956/AL/GLD |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Ongegrond verzet. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 oktober
2023
in de zaak 22-956/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 13 februari 2023 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 22 april 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 2 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/51 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 13 februari 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing
is op 13 februari 2023 verzonden aan partijen.
1.4 Op 14 maart 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 2 oktober 2023. Daarbij
was verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
(i) de beslissing van de voorzitter berust op een onjuiste rechtsopvatting. Gezien
de inhoud van de klacht had de voorzitter niet aanstonds kunnen oordelen dat sprake
is van een kennelijk ongegronde klacht. De voorzitter is ten onrechte meegegaan in
de stellingen van verweerder terwijl de tekst van het klaagschrift met door klager
onderbouwde verwijten leidend had moeten zijn;
(ii) de voorzitter heeft ten onrechte gesteld dat klager een onbekende voor verweerder
was, terwijl zijn identiteit voor verweerder voldoende duidelijk moet zijn geweest
uit zowel de tekst van het meegezonden arrest als uit de e-mail van klager;
(iii) ook heeft de voorzitter miskend dat klager een aan verweerder in hoedanigheid
van cassatieadvocaat met zijn e-mail een gericht verzoek, met uitvoerige notitie,
tot bijstand heeft gedaan, wat niet kan worden afgedaan als ‘elke mail van een onbekende’;
(iv) de voorzitter heeft miskend dat in het bijzonder van een cassatieadvocaat mag
worden verwacht dat deze naar behoren reageert op verzoeken van iedere partij die
dat op algemeen gangbare wijze doet, ongeacht of dan (al) sprake is van een relatie
tussen de betrokken partijen;
(v) ten onrechte heeft de voorzitter op partijdige wijze overwogen dat de door verweerder
gebruikte uitlatingen - voor een cassatieadvocaat - niet onbetamelijk zijn geweest,
terwijl uit die uitlatingen een brutaal gebrek aan respect voor klager en zijn belangen
blijkt. Dat is maatschappelijk, zakelijk en tuchtrechtelijk volstrekt onaanvaardbaar.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet
op.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 De raad stelt voorop dat in dit stadium van de procedure niet meer wordt beslist
op de door klager in zijn verzetschrift genoemde nieuwe klacht.
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht
dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Naar het oordeel heeft
de voorzitter op terechte gronden kunnen beslissen dat de klacht zonder zitting kon
worden afgedaan.
4.4 Klager is zonder kennisgeving vooraf niet verschenen op de zitting van de raad.
Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter dan ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg en E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 30 oktober 2023