ECLI:NL:TADRSGR:2023:235 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-645/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:235 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-11-2023 |
Datum publicatie: | 20-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-645/DH/DH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Dat het lang duurt, is niet aan verweerder te wijten. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 15 november 2023 in de zaak 23-645/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 5 september 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K118 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 8 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft op 2 december 2021 bij de gemeente een aanvraag gedaan voor een
opklapbare scootmobiel.
1.2 De gemeente heeft het verzoek op 14 februari 2022 afgewezen.
1.3 Op 24 februari 2022 heeft verweerder, namens klager, hiertegen een bezwaarschrift
ingediend.
1.4 Op 9 september 2022 heeft de gemeente het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5 Op 26 september 2022 heeft verweerder, namens klager, een pro forma beroepschrift
ingediend bij de rechtbank.
1.6 Op 27 september 2022 heeft de griffier van de rechtbank Den Haag de ontvangst
van het beroepschrift bevestigd en onder meer aan verweerder aangegeven dat de gronden
van het beroepschrift binnen vier weken moeten worden toegestuurd.
1.7 Op 24 oktober 2022 heeft verweerder de gronden van het beroepschrift ingediend
bij de rechtbank.
1.8 Op 2 juni 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat het allemaal erg lang (anderhalf jaar) duurt. Hij komt niet verder dan de voordeur
en zit dus gevangen in zijn eigen huis. Klager gelooft niet dat de zaak bij het gerechtshof
ligt.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Klager verwijt verweerder dat het allemaal te lang duurt en gelooft niet dat
de zaak bij het gerechtshof ligt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder
op 26 september 2022 een pro forma beroepschrift bij de rechtbank heeft ingediend,
dat de rechtbank de ontvangst hiervan heeft bevestigd en verweerder op 24 oktober
2022 de gronden van het beroepschrift heeft ingediend. Daarmee staat vast dat klagers
zaak in behandeling is bij de rechtbank.
4.2 Verweerder heeft uitgelegd dat er veel zaken bij de rechtbank liggen voor behandeling
en dat hij van de rechtbank heeft vernomen dat er dit kalenderjaar nog geen zitting
zal plaatsvinden. Verweerder heeft toegelicht dat hij dit op 5 mei 2023 met klager
heeft besproken.
4.3 De voorzitter is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan
worden gemaakt. Hij heeft het beroepschrift en de gronden bij de rechtbank ingediend
en is nu afhankelijk van de (planning van de) rechtbank voor de verdere behandeling.
De lange duur na het indienen van het beroepschrift is heel vervelend voor klager,
maar is niet aan verweerder te wijten. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023.