ECLI:NL:TADRARL:2023:286 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-386/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:286
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 17-11-2023
Zaaknummer(s): 23-386/AL/GLD
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Rechters
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Een agent van politie klaagt over de advocaat (verweerder) van de hoofdverdachte in een strafrechtelijk onderzoek. Daarbij gaat het om de wijze waarop verweerder rondom de verhoren van de verdachte heeft opgetreden. Volgens klaagster was verweerder daarbij te sturend. De raad is van oordeel dat verweerder zich heeft gehouden aan de regels en voorschriften ten aanzien van de verhoorbijstand en de belangen. Hij heeft de belangen van zijn cliënt behartigd, zoals ook van hem verwacht mag worden. Dat klaagster zich heeft gestoord aan de houding en wijze van bejegening van verweerder is op zichzelf onvoldoende om te oordelen dat verweerder tuchtrechtelijk heeft gehandeld. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 30 oktober 2023
in de zaak 23-386/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
teamleiding basisteam Politie [plaats]
gemachtigde: [R.P.], teamleiding basisteam Politie [plaats]
over
verweerder
gemachtigde: mr. [Van ’t H.], advocaat te [plaats]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 januari 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 7 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/06 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 september 2023. Daarbij waren verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Klaagster en haar gemachtigde waren, met kennisgeving vooraf, niet aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 0 tot en met 05.1.

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van een verdachte in een strafrechtelijk onderzoek waar klaagster als opsporingsambtenaar bij betrokken was vanuit het politiebasisteam [plaats] (hierna: het politieteam).
2.2 Op 26 mei 2021 is het politieteam het strafrechtelijk onderzoek gestart. De hoofdverdachte in die zaak werd bijgestaan door verweerder.
2.3 Vanaf 27 mei 2021 vonden er in het kader van het onderzoek verhoren plaats. Tijdens het verhoor op 27 mei 2021 stond verweerder zijn cliënt telefonisch bij.
2.4 In de periode na dit verweer hebben klaagster en verweerder meermaals contact gehad, zowel telefonisch als per e-mail.
2.5 Op 15 november 2021 heeft een volgend verhoor plaatsgevonden. Bij dit verhoor was verweerder fysiek aanwezig.
2.6 Op 13 januari 2022 heeft (de gemachtigde van) klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken. 

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: een te sturende rol aan te nemen in het strafrechtelijk onderzoek naar zijn cliënt.
3.2 In de aanbiedingsbrief van de deken is de klacht nader toegelicht als volgt:

Tijdens de verhoren op 27 mei 2021 en 15 november 2021 was verweerder erg sturend en opende hij zelfs een persoonlijke aanval op mij als opsporingsverbalisant tijdens het verhoor op 15 november 2021. Op enig moment is het verhoor op 27 mei 2021 op het verzoek van verweerder beëindigd. De verhorende verbalisanten maakten zich daarnaast zorgen over de psychische toestand van de cliënt van verweerder. Het lijkt erop alsof de door verweerder op zijn cliënt gelegde druk hem opbreekt. Wij (het politieteam) hebben meermaals aan verweerder verzocht om rekening te houden met de kwetsbaarheid van zijn cliënt en de wens van zijn cliënt om zich uit te spreken. Verweerder heeft direct na het verhoor van 27 mei 2021 tot driemaal toe gebeld naar het politiebureau en geëist dat hij met zijn cliënt of met een van de verbalisanten mocht spreken. Dit is geen gangbare gang van zaken; er was op dat moment geen sprake van een verhoorsituatie. Na zijn derde telefoontje heb ik verweerder te woord gestaan. Verweerder was erg dwingend, ook over de wijze waarop wij ons werk moesten doen als politie. Ik heb aan verweerder aangegeven dat ik niet was gediend van zijn sturing en het feit dat hij anderen probeert te beïnvloeden en/of vanaf afstand het werk van de politie probeert te beïnvloeden. Ik heb op dat moment ook de verbinding verbroken omdat de cliënt van verweerder aangaf dat dit bij hem onrust veroorzaakte. De cliënt van verweerder maakte kenbaar geen bijstand te willen en dit op deze manier niet prettig vond. Naar aanleiding hiervan heb ik op een later moment gebeld met verweerder om te bespreken hoe we het verhoor op een goede manier gevolg konden geven en dat ik niet was gediend van zijn dwingende instructies naar mijn collega's en naar mij. Op dat moment hebben we afspraken gemaakt over het verdere verloop van de verhoren en de bijstand. Verweerder beloofde mij een professionele houding. Later die middag werd het verhoor hervat waarbij verweerder na elke vraag overleg wenste met zijn cliënt. Nadat we dit tweemaal hadden toegestaan hebben wij aangeven dat dit niet de gang van zaken betrof omdat er op deze manier geen werkbare situatie ontstond en de advocaat een te sturende rol had.
 
Tijdens het verhoor op 15 november 2021 maakte de cliënt van verweerder kenbaar dat hij in zijn verklaring wenste op te nemen dat hij psychische klachten heeft doordat ik hem meermaals telefonisch had benaderd. De cliënt van verweerder wilde mijn volledige naam daarin vermelden. Verweerder heeft tot drie keer toe geëist dat dit werd opgenomen in het proces-verbaal. Dit heb ik als een persoonlijke aanval ervaren. Ook in het contact per e-mail en per telefoon heb ik verweerder als zeer sturend ervaren. Verweerder en ik hebben meermaals telefonisch contact gehad waarbij ik hem heb verzocht om te stoppen met het beïnvloeden van de werkzaamheden van de politie. De waarnemingen die ik heb gedaan en heb uitgesproken passen voor mij niet bij een actieve proces houding maar zijn louter sturend in een opsporingsonderzoek. Dat is niet de rol van een advocaat. Verweerder is meermaals verzocht zijn houding te veranderen, maar hij heeft dit nagelaten. Overigens zijn gesprekken tussen verweerder en de verbalisanten niet beschreven in de processen-verbaal omdat dit niet relevant is voor het strafrechtelijk onderzoek.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd, zoals opgenomen in de aanbiedingsbrief van de deken:

De handelingen die ik heb verricht zijn in het verdedigingsbelang van mijn cliënt geweest en ik ben nimmer uit geweest op het saboteren of frustreren van verhoren. Vanwege slechte telefoonverbinding en fysieke coronamaatregelen tijdens het verhoor van 27 mei 2021 heb ik gevraagd het verhoor te beëindigen. Ik kon simpelweg de vragen en antwoorden niet goed verstaan en daardoor mijn werk niet goed doen. Ook bemerkte ik dat vanwege de kwetsbaarheid van mijn cliënt, hij dient namelijk te worden aangemerkt als kwetsbaar, mijn bijstand in persoon gewenst was. Ik heb mij later in telefonisch contact met klaagster niet dwingend opgesteld. Tijdens het verhoor/gesprek na het verhoor van 27 mei 2021 heeft cliënt geen bijstand gehad van mij. Het was derhalve in belang van mijn cliënt dat hij contact met mij wilde. Mijn cliënt betwist dat hij te kennen heeft gegeven dat hij geen bijstand van mij (meer) wilde. Ook betwist ik dat ik sturend ben geweest, het werk van de politie wilde beïnvloeden of de persoonlijke aanval op klaagster heb geopend. Ook is het onjuist dat ik na elke vraag overleg wilde met mijn cliënt. Een raadsman behoort zijn cliënt adequaat over het verloop van het stafproces en over diens rechten en bevoegdheden te informeren en dat heb ik dan ook gedaan.
Tijdens het verhoor op 15 november 2021 merkte ik op dat door de verbalisante niet altijd werd mee getypt. Ik heb dit opgemerkt en gevraagd om de relevante verklaring van mijn cliënt op te nemen; dit werd door klaagster geweigerd. Hierover is discussie ontstaan. Overigens is mijn cliënt inderdaad meermaals door klaagster gebeld. Hij heeft mij uitdrukkelijk verzocht om contact met klaagster te leggen met het verzoek geen rechtstreeks contact met hem op te nemen. Dit verzoek heb ik aan klaagster voorgelegd, maar zij heeft dit naast zich neergelegd. Mijn optreden in de onderliggende procedure is bovendien in lijn met tuchtrechtspraak, het protocol raadsman bij politieverhoor, de Richtlijn 2013/48/EU (en daaruit volgende jurisprudentie) en de Gedragsregels advocatuur. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat ik gehouden ben om, telkens wanneer het naar mijn oordeel noodzakelijk is, aan verhoorders te vragen om het verhoor te onderbreken voor een vertrouwelijk onderhoud met mijn cliënt of het nemen van rust. Gezien de gang van zaken tijdens en rond de verhoren heb ik mij niet dusdanig gedragen dat ik daarmee de grenzen van het betamelijke en behoorlijke heb overschreden. De handelingen die ik heb verricht zijn in het verdedigingsbelang van mijn cliënt geweest en ik ben nimmer uit geweest op het saboteren of frustreren van verhoren.

4.2 Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder het verweer nader toegelicht aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Daarin heeft de gemachtigde nogmaals onderstreept dat verweerder als advocaat van zijn cliënt enkel diens belangen dient te behartigen en dat het daarbij soms nodig kan zijn dat de advocaat bij de uitvoering van die taak actief en ferm optreedt.

5 BEOORDELING
5.1 De raad betreurt het dat klaagster en haar gemachtigde niet aanwezig waren tijdens de mondelinge behandeling van de klacht. Hierdoor heeft de raad het ten aanzien van de klacht en de toelichting daarop moeten doen met het procesdossier.
5.2 Uit dat procesdossier en de toelichting van verweerder ter zitting met betrekking tot de verhoren en hetgeen zich daaromheen afspeelde, is de raad niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3 Zoals verweerder ook heeft aangegeven is het zijn taak om als advocaat de belangen van zijn cliënt te behartigen. Die zijn voor de advocaat leidend. In een verhoorsituatie gelden voor een advocaat diverse regels en voorschriften ten aanzien van de verhoorbijstand. Zo is er onder meer het ‘Besluit inrichting en orde politieverhoor (Staatsblad 2017, 29) de Richtlijn 2013/48/EU en het door de Landelijke Vereniging van Strafrecht Advocaten opgestelde ‘Raadsman bij politieverhoor: protocol’. In dat protocol is te lezen dat de advocaat in een verhoorsituatie rechtsbijstandverlener is en dat hij zich in beginsel terughoudend, maar niet passief opstelt. In het belang van zijn cliënt dient de raadsman zo nodig een actieve verdediging te voeren. Dit betekent onder andere dat hij in de verhoorruimte dient plaats te nemen naast zijn cliënt en dat hij gehouden is in te grijpen wanneer tijdens het verhoor van de verdachte wordt gehandeld in strijd met het pressieverbod of wanneer die situatie dreigt. De raadsman is voorts gehouden in te grijpen wanneer hij daartoe een andere gegronde reden aanwezig acht. Zo nodig adviseert hij zijn cliënt tijdens het verhoor. Hij is gehouden om, telkens wanneer dat naar zijn oordeel noodzakelijk is, aan de verhoorder(s) te vragen het verhoor te onderbreken voor een vertrouwelijk onderhoud met zijn cliënt of voor het nemen van rust (‘time out’). Verder is hij gehouden om, telkens wanneer hij dat in het belang van zijn cliënt noodzakelijk acht, vragen te stellen en opmerkingen te maken. De raadsman ziet er in het bijzonder op toe dat het recht van de verdachte om zichzelf niet te belasten en de keuzevrijheid van de verdachte om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de gestelde vragen of te zwijgen, worden geëerbiedigd. Hij houdt in de gaten of de procedurevoorschriften in acht worden genomen en of het verhoor ook overigens regelmatig verloopt. Wanneer hij constateert dat zich een onregelmatigheid voordoet, maakt hij daar zo nodig melding van. Hij kan bijvoorbeeld aan de verhorende ambtenaar voorstellen dat de vraag anders wordt geformuleerd en/of zijn cliënt adviseren niet te antwoorden.
5.4 Verder ziet de raadsman erop toe dat het proces-verbaal dat van het verhoor wordt opgemaakt een juiste weergave geeft van het verhoor, zo is in het protocol te lezen. Het proces-verbaal kan immers op een later moment in de procedure een belangrijke rol gaan spelen. Het is daarom van belang dat de verklaring van de verdachte juist wordt weergegeven. Met het oog hierop dient de raadsman het concept proces-verbaal met zijn cliënt door te nemen en dient hij erop toe te zien dat de nodige verbeteringen, aanvullingen en/of wijzigingen in de tekst worden aangebracht. Het is voorts belangrijk dat alle informatie die betrekking heeft op de (formele) gang van zaken tijdens het verhoor, goed wordt vastgelegd. Het gaat dan bijvoorbeeld om tijdstippen van het verhoor, namen van de aanwezige personen, maar bijvoorbeeld ook om opmerkingen die door de raadsman zijn gemaakt tijdens het verhoor en naar aanleiding van de verslaglegging van het verhoor.  
5.5 Verweerder heeft zich erop beroepen zich tijdens de verhoren aan voormelde voorschriften te hebben gehouden, zulks in het belang van zijn cliënt. Klaagster heeft zich daarbij gestoord aan de houding en wijze van bejegening door verweerder. Die heeft zij als vervelend, sturend en intimiderend ervaren. Dat op zichzelf is echter onvoldoende om te oordelen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat daarvan daadwerkelijk sprake was vindt naar het oordeel van de raad namelijk geen steun in het procesdossier. De raad kan daaruit enkel concluderen dat verweerder zich van zijn taak tijdens de verhoren heeft gekweten zoals van hem op grond van de daarvoor geldende regelingen en regels verwacht mag worden. De raad zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.
5.6 Ter zitting heeft verweerder de raad gevraagd zich uit te laten over de opmerking in de klacht van klaagster dat zij verweerder gevraagd heeft naar zijn maatschappelijke verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot drugscriminaliteit en het geweld wat daarmee gepaard gaat. De raad beperkt zich tot de opmerking dat het de taak van de advocaat is om de belangen van zijn cliënt te behartigen en daarbij zelfs partijdig te zijn.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel, S.H.G Swennen, H.Q.N. Renon en S.J. de Vries, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2023.

Griffier                                                                                                                                            Voorzitter

Verzonden d.d. 30 oktober 2023