ECLI:NL:TNORARL:2023:46 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/422727/ KL RK 23-71 C/05/422731/KL RK 23-72 C/05/422733/KL RK 23-73 C/05/422735/KL RK 23-74 C/05/422737/KL RK 23-75

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:46
Datum uitspraak: 09-11-2023
Datum publicatie: 24-11-2023
Zaaknummer(s):
  • C/05/422727/ KL RK 23-71
  • C/05/422731/KL RK 23-72
  • C/05/422733/KL RK 23-73
  • C/05/422735/KL RK 23-74
  • C/05/422737/KL RK 23-75
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzoek tot wraking is niet-ontvankelijk verklaard door de wrakingskamer, omdat deze is ingediend nadat er een einduitspraak is gedaan. Dat betekent dat het met wraking beoogde doel, vervanging van de (tucht)rechters, niet meer kan worden bereikt. Immers, met de totstandkoming van de einduitspraak is de behandeling van de tuchtzaak geëindigd en is geen sprake meer van een ‘rechter die de zaak behandelt’ in de zin van artikel 512 Sv.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Wrakingskamer

Kenmerk:         C/05/422727/ KL RK 23-71      C/05/422731/KL RK 23-72

                        C/05/422733/ KL RK 23-73      C/05/422735/KL RK 23-74

                        C/05/422737/ KL RK 23-75

beslissing van de wrakingskamer van de kamer voor het notariaat op het verzoek ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt van

1. [ naam verzoekster ],

wonende in [ woonplaats verzoekster ],

hierna te noemen: verzoekster,

2. [ naam verzoeker ],

wonende in [ woonplaats verzoeker ],

hierna te noemen: verzoeker,

gemachtigde: verzoekster,

verzoeker en verzoekster hierna samen te noemen: verzoekers,

strekkende tot wraking van

mr. M.L. Braaksma, en

mrs. T.P. Hoekstra, H.R. Grievink, J.A.H. Bruggemann en J.P.W.H.T. Becks,

in haar hoedanigheid van plaatsvervangend voorzitter respectievelijk in hun hoedanigheid van plaatsvervangend leden van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden in de zaak met kenmerk C/05/415247/KL RK 23-9;

hierna samen te noemen: de leden van de kamer,

gemachtigde namens de leden van de kamer: mr. Braaksma voornoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

         - het wrakingsverzoek, ingekomen op 24 juli 2023;

        - de reactie van de leden van de kamer van 11 september 2023.

1.2.      Het wrakingsverzoek is ter zitting van 13 oktober 2023 behandeld, waarbij zijn verschenen verzoekster aan de ene kant en mr. Braaksma aan de andere kant. Verzoeker is, met berichtgeving, niet verschenen.

2.         De feiten

2.1.      Verzoekers hebben op 5 februari 2023 bij de kamer voor het notariaat een tuchtklacht ingediend tegen notaris [ X ], notaris in [ vestigingsplaats X ]. Die tuchtklacht, met kenmerk C/05/415247/KL RK 23-9, is door de leden van de kamer behandeld op de zitting van 21 april 2023.

2.2.      Verzoekers zijn als eisende partij betrokken bij een civiele procedure bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (met rolnummer C/16/556413, zaaknummer 23-134). In die procedure heeft de advocaat van gedaagden, mr. [ Y ], voor de rolzitting van 21 juni 2023 een conclusie van antwoord ingediend. De advocaat van gedaagden heeft op 19 juni 2023 per e-mail een afschrift van de conclusie van antwoord gestuurd naar de advocaat van verzoekers/eisers.

2.3.      In die conclusie van antwoord staat, voor zover relevant voor onderhavige zaak:

“37. Terzijde merken gedaagden op dat eisers de notaris tuchtrechtelijk hebben aangesproken en dat er een tuchtrechtelijke procedure is gevolgd, waarbij de klacht van eisers ongegrond is verklaard. (…)

45. Gedaagden achten het opmerkelijk dat eisers blijven stellen dat er geen sprake zou zijn van een ontbinding van de koopovereenkomst. Gedaagden hebben het financieringsvoorbehoud ondubbelzinnig ingeroepen en dat is ook door de makelaar en de notaris zo opgevat. Daar bestaat naar het oordeel van gedaagden geen discussie over. Dit blijkt uit de correspondentie met de makelaar en de notaris. Daarnaast is dit bevestigd in de uitspraak in de tuchtzaak tussen eisers en de notaris van de Kamers voor het notariaat.(…)”

2.4.      Op 20 juni 2023 hebben de leden van de kamer uitspraak gedaan in de tuchtprocedure tussen verzoekers en [ X ] voornoemd. Die beslissing is dezelfde dag per aangetekende post verzonden aan partijen. Op 21 juni 2023 hebben verzoekers een afschrift van de beslissing ontvangen.

2.5.      Op 24 juli 2023 hebben verzoekers hun wrakingsverzoek ingediend.

3.         Het wrakingsverzoek en de schriftelijke reactie daarop

3.1.      Gelet op het feit dat de advocaat van de wederpartij in de civiele procedure al op 19 juni 2023 expliciet verwijst naar de uitkomst van de tuchtprocedure, komen verzoekers tot de conclusie dat de advocaat al op de hoogte was van de inhoud van de beslissing in de tuchtprocedure nog voordat die formeel werd uitgesproken op 20 juni 2023.

Gelet hierop komen verzoekers tot de conclusie dat de leden van de kamer ervoor hebben gekozen om vooraf met de notaris af te stemmen over de inhoud van de beslissing en dat de notaris vervolgens deze conceptbeslissing ter beschikking heeft gesteld aan [ Y ]. Dit is volgens verzoekers het enige scenario waarbij dit plaats heeft kunnen vinden. Het is immers volstrekt ondenkbaar dat de leden van de kamer de conceptbeslissing al op 17 of 18 juni 2023 aan die advocaat zouden hebben verstrekt. Dat zou een nog veel ernstiger schending hebben opgeleverd.

3.2.      De leden van de kamer hebben niet in de wraking berust. De leden van de kamer stellen zich primair op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het wrakingsverzoek is ingediend nadat in de tuchtrechtelijke zaak uitspraak was gedaan. Inhoudelijk stellen de leden van de kamer dat zij absoluut niet weten hoe het heeft kunnen gebeuren dat een advocaat kon vooruitlopen op de uitkomst in de tuchtprocedure. Als het zo is dat de advocaat van gedaagden in de civiele procedure op de een of andere manier voortijdig van de uitkomst in de tuchtprocedure op de hoogte is gekomen, dan betreft dit naar de mening van de leden van de kamer een ernstig feit. Overigens zou ook dat geen blijk geven van vooringenomenheid. 

De leden van de kamer hebben ieder voor zich verklaard dat zij vóór 21 juni 2021 met niemand over de uitkomst van de tuchtrechtelijke procedure hebben gesproken en de uitkomst ook anderszins aan niemand bekend hebben gemaakt.

4.         De beoordeling

Toetsingskader

4.1.      Ingevolge artikel 100 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) kunnen zij die deel uitmaken van een kamer voor het notariaat worden gewraakt, indien ten aanzien van hen feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomen zijn of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.

4.2.      Bij de beoordeling dient voorop te staan dat leden van de kamer voor het notariaat uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat leden van de kamer voor het notariaat jegens een partij vooringenomenheid koesteren, althans dat een bij die partij dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.3.      Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering, welke artikelen op grond van artikel 100 Wna hier van overeenkomstige toepassing zijn, en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de leden van de kamer jegens hem vooringenomen zijn of dat zijn vrees dat dit zo is objectief gerechtvaardigd is.

4.4.      In het Wrakingsprotocol Kamers voor het Notariaat (hierna: het Protocol) zijn de procedurele uitgangspunten vastgelegd die de vier kamers voor het notariaat in acht nemen bij de behandeling van een wrakingsverzoek. Onder omstandigheden kan aanleiding bestaan om van deze uitgangspunten af te wijken.

4.5.      In artikel 1 lid 5 van het Protocol staat dat een wrakingsverzoek niet meer kan worden gedaan nadat de kamer voor het notariaat in de zaak waarop het wrakingsverzoek betrekking heeft, uitspraak heeft gedaan, en ook niet tijdens het doen van deze uitspraak.

Ontvankelijkheid

4.6.      Verzoekers stellen dat zij hun verzoek tijdig hebben ingediend. Zij voeren aan dat een wrakingsverzoek normaliter moet worden ingediend, zodra de partij die de wraking wil aanvragen op de hoogte is van de omstandigheden die leiden tot een vermeende vooringenomenheid. Er kunnen volgens verzoekers echter uitzonderingen op deze procedure bestaan, zoals bijvoorbeeld een situatie waar het tijdig indienen van een wrakingsverzoek onmogelijk was, maar door dwingende redenen zo’n verzoek alsnog in een later stadium gehonoreerd kan worden. Die omstandigheid doet zich volgens verzoekers voor.

            Na de beslissing in de tuchtprocedure is er immers een omstandigheid aan het licht gekomen die wijst op vooringenomenheid van de leden van de kamer. Dit vermoeden is gebaseerd op feiten die er blijk van geven dat er een samenspanning is tussen de leden van de kamer en de notaris, wat vanzelfsprekend twijfel oproept over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het tuchtrechtelijk proces. Dit is verzoekers pas na de uitspraak duidelijk geworden en dus kon wraking niet lopende de tuchtprocedure worden verzocht.

4.7.      De wrakingskamer overweegt dat een wraking als doel heeft te voorkomen dat een zaak wordt behandeld en berecht door een (tucht)rechter die vooringenomen is. Wraking is dus het verzoek om een (tucht)rechter die een zaak behandelt te laten vervangen door een andere (tucht)rechter. Nadat een einduitspraak is gedaan is wraking niet meer mogelijk[1], omdat het met wraking beoogde doel dat een (tucht)rechter de zaak niet (verder) behandelt, dan niet meer kan worden bereikt. Ook kan een einduitspraak in de hoofdzaak door het verzoek tot wraking niet alsnog ongedaan worden gemaakt of anderszins worden aangetast. Daaraan staat het gesloten karakter van het stelsel van rechtsmiddelen in de weg.[2]

4.8.      De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek is ingekomen nadat de leden van de kamer een einduitspraak hebben gedaan. Dat betekent dat het met wraking beoogde doel, vervanging van de (tucht)rechters, niet meer kan worden bereikt. Immers, met de totstandkoming van de einduitspraak is de behandeling van de tuchtzaak geëindigd en is geen sprake meer van een ‘rechter die de zaak behandelt’ in de zin van artikel 512 Sv.[3]

4.9.      Anders dan door verzoekers is betoogd, ziet de wrakingskamer geen omstandigheden die maken dat moet worden afgeweken van het Protocol. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 1 lid 5 van het Protocol zal de wrakingskamer het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze is ingediend nadat er een einduitspraak is gedaan.

4.10.    Gelet op al het voorgaande wordt als volgt beslist.

5.         De beslissing

De wrakingskamer:

       - verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. D.T. Boks, M.M.M. Oors, M.R.H. Goossens en A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023.

De secretaris                                                                De voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

[1] Vgl. ECLI:NL:HR:2010:BN2366 en ECLI:NL:HR:2010:BJ9926.

[2] Vgl. ECLI:NL:GHAMS:2022:2608.

[3] Vgl. ECLI:NL:GHSHE:2019:2639 en ECLI:NL:GHAMS:2021:2157.