ECLI:NL:TADRARL:2023:291 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-551/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:291
Datum uitspraak: 18-09-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Zaaknummer(s): 23-551/AL/MN
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij deels kennelijk niet ontvankelijk vanwege gebrek aan belang. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond, omdat van schending van de gedragsregels of anderszins klachtwaardig handelen niet is gebleken. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 september 2023
in de zaak 23-551/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 7 augustus 2023 met kenmerk Z 2225963/MK/SD, door de raad ontvangen op 7 augustus 2023, en van de eventueel in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is met de heer X verwikkeld in een civiele procedure over de verkoop van een appartement door klager aan de heer X. Verweerder staat de heer X bij.
1.2 Verweerder heeft op 5 april 2022 een sommatie gestuurd waarin klager wordt gevorderd om mee te werken aan de levering van het appartement aan de heer X voor de overeengekomen prijs (inclusief alle op een bijgevoegde lijst vermelde inbouwapparatuur en roerende zaken). Bij de brief is als bijlage onder meer een op 2 maart 2022 ondertekend document ‘verkoop onder voorbehoud’ van het appartement gevoegd.
1.3 Op 11 april 2022 heeft klager een aangetekend schrijven aan verweerder gestuurd waarin klager aangeeft dat verweerders sommatie ondeugdelijk is en op onjuiste feiten gebaseerd. Klager stelt in zijn brief dat verweerder de clausule opschortende voorwaarden die is opgenomen in de afspraak van 2 maart 2022 niet heeft vermeld, waardoor verweerder geen volledige openheid van zaken geeft.
1.4 Op 12 april 2022 heeft klagers advocaat per e-mail een inhoudelijk bericht gestuurd naar verweerder naar aanleiding van de sommatie.
1.5 Verweerder heeft vervolgens diezelfde dag in een e-mail aan klagers advocaat gereageerd op klagers brief van 11 april 2022.
1.6 Op 24 april 2022 is door de voorzieningenrechter verlof verleend op het verzoek van de heer X tot het leggen van conservatoir beslag op het appartement. Het verzoek maakt onderdeel uit van het klachtdossier. Op 25 april 2022 is door de deurwaarder conservatoir beslag gelegd op het appartement.
1.7 Bij brief van 9 mei 2022 heeft klager verweerder om uitleg en inzage in stukken gevraagd.
1.8 Verweerder heeft gereageerd bij brief van diezelfde dag en een e-mail van verweerder aan dhr. D bijgevoegd. Verder heeft verweerder verwezen naar de dagvaarding.
1.9 Bij dagvaarding van 9 mei 2022 is klager door de heer X gedagvaard tot – kort gezegd – levering van het appartement aan de heer X op straffe van een dwangsom. De dagvaarding maakt onderdeel uit van het klachtdossier.
1.10 Op 10 juni 2022 heeft klagers advocaat een conclusie van antwoord tevens eis in reconventie ingediend.
1.11 Op 15 juli 2022 heeft verweerder een conclusie van antwoord in reconventie ingediend. Dit stuk maakt onderdeel uit van het klachtdossier.
1.12 Bij brief van 22 juli 2022 heeft klager aan verweerder onder meer bericht dat hij een incomplete versie van de conclusie van antwoord in reconventie heeft ontvangen, terwijl de rechtbank wel een compleet exemplaar heeft gekregen.
1.13 Bij e-mail van 25 juli 2022 heeft een kantoorgenoot van verweerder aan klagers advocaat de ontvangst van een schrijven van klager gemeld, met het verzoek dat de correspondentie via klagers advocaat zal verlopen.
1.14 Bij brief van 27 juli 2022 heeft klager verweerder onder meer verzocht om een WWFT-verklaring.
1.15 Bij e-mail van 28 juli 2022 heeft een jurist van verweerders kantoor klagers advocaat nogmaals verzocht de correspondentie via de advocaat te laten verlopen. 
1.16 Op 3 augustus 2022 heeft een medewerker van verweerders secretariaat een complete versie van de conclusie van antwoord in reconventie aan klagers advocaat doen toekomen.
1.17 Bij e-mail van 22 september 2022 heeft verweerder aan klagers advocaat geschreven:

“Uw cliënt zendt mij brieven en probeert via het secretariaat een afspraak met mij te maken. Als uw cliënt iets wil kan hij dat via u kenbaar maken. Op zijn brieven aan rechtstreeks mij en op zijn verzoeken om met mij een afspraak ga ik niet in.”

1.18 Bij e-mail van 23 september 2022 heeft verweerder aan klagers advocaat onder meer geschreven:

“Uw cliënt weet waar mijn cliënt werkt, hij was er jaren klant.”

1.19 Op 17 oktober 2022 heeft verweerder een conclusie van repliek ingediend bij de rechtbank. Dit stuk maakt onderdeel uit van het klachtdossier.
1.20 Op 23 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) in strijd te handelen met gedragsregels 15 en 20. Verweerder heeft zich op 5 april 2022 voorkennis van zaken verschaft door de makelaar van klager in een telefonisch onderhoud om inlichtingen over klager te vragen.
b) in strijd te handelen met gedragsregels 8 en 12. Verweerder heeft bij de brief van 5 april 2022 niet de originele kopieën van de getekende afspraak gevoegd. Verweerder heeft bovendien niet gereageerd op klagers brieven.
c) rauwelijks c.q. onrechtmatig beslag te leggen.
d) in strijd te handelen met gedragsregel 16. Verweerder houdt zich niet aan zijn informatieplicht, negeert klager en laat na klager uitleg te verschaffen.
e) In strijd te handelen met gedragsregel 4 en 13. Verweerder stelt in de dagvaardingsprocedure ondeugdelijke feiten en omstandigheden en onjuiste informatie en doet ongepaste uitlatingen. Klager verwijst onder meer naar de stelling in de dagvaarding dat klager zich bij de bezichtiging liet vergezellen door derden.
f) in strijd te handelen met gedragsregels 7 en 8. Verweerder heeft herhaaldelijk gesteld dat klager liegt. Dit is een keiharde en onjuiste beschuldiging en onterecht suggestief.
g) in strijd te handelen met gedragsregel 22. Verweerder heeft in strijd met de waarheid verklaard over de aanwezigheid van getuigen.
h) in strijd te handelen met gedragsregel 3. Verweerder heeft herhaaldelijk zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Hij heeft een (collega) jurist in de dagvaardingsprocedure betrokken. Deze jurist is niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht en de gedragsregels advocatuur. Verweerder heeft hiermee het risico genomen dat vertrouwelijke dossierinformatie alsmede procesadvies aan derden ter hand is gelegd. Deze fout ontstaat wederom wanneer een medewerkster van het secretariaat van verweerder de conclusie van antwoord aan klagers advocaat zendt.
i) in strijd te handelen met artikel 46 Advocatenwet. Verweerder heeft verzuimd een WWFT-verklaring vast te leggen. Hij heeft nagelaten zijn cliënt door te lichten en te controleren op fraude en witwassen. Ook heeft hij verzuimd in de vastlegging van het legitimatiebewijs van zijn cliënt en heeft hij verzuimd de herkomst van de geldstroom van zijn cliënt te controleren.
2.2 Klager stelt als kern van de klacht ‘de onbehoorlijke en onbetamelijke gedragingen van verweerder die gekenmerkt worden door een patroon van de fout van slordigheid’.
2.3 Klager verzoekt om toewijzing van een schadevergoeding van € 2.500,- onder verwijzing naar “zijn basisrecht 12 van het kwetsbaar recht”.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Toetsingskader

4.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om te belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

4.2 Het verwijt is dat verweerder contact heeft opgenomen met de voor klager opererende makelaar. Verweerder heeft daarbij gehandeld als partijdig belangenbehartiger van zijn cliënt en het stond hem vrij contact op te nemen met de makelaar. Van schending van de door klager genoemde gedragsregels 15 en 20 is geen sprake. Dit verwijt is kennelijk ongegrond.
 
Klachtonderdelen b) en d)

4.3 Het verwijt is allereerst dat verweerder bij zijn brief van 5 april 2022 niet de – volgens klager – originele kopieën van de getekende afspraak heeft gevoegd en kennelijk ook dat de bij de brief gevoegde stukken onjuiste informatie bevatten. Uit het klachtdossier blijkt dat klager en zijn wederpartij van mening verschillen over (de inhoud van) het getekende document en de consequenties. Het is feitelijk de kern van het geschil. Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënt verwoord en daarbij het stuk gevoegd zoals zijn cliënt hem dat verschaft heeft. Niet gebleken is dat verweerder aan de juistheid van het van zijn cliënt verkregen stuk hoefde te twijfelen. Van handelen in strijd met gedragsregels 8 en 12 is dan ook geen sprake.
4.4 Klager verwijt verweerder verder dat hij niet heeft gereageerd op klagers brieven en zich niet houdt aan zijn informatieplicht. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat gedragsregel 16 de advocaat verplicht om de eigen cliënt van informatie te voorzien. Er bestaat voor een advocaat geen plicht om in te gaan op door de wederpartij gestelde vragen of toegezonden brieven. Uit gedragsregel 25 volgt dat het een advocaat niet is toegestaan zich in verbinding te stellen met de wederpartij als hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat. Klagers advocaat heeft zich op 12 april 2022 tot verweerder gewend en vanaf dat moment heeft verweerder dan ook terecht geweigerd direct contact met klager te hebben. Verweerder heeft op 22 september 2022 ook aan klagers advocaat gemeld dat klager met verweerder in contact probeerde te komen en dat verweerder daar niet op in zou gaan. Dat verweerder tussen 5 en 12 april 2022 niet direct aan klager heeft gereageerd is evenmin klachtwaardig. Verweerder was dan ook niet gehouden te reageren op klagers contactverzoeken. Van handelen in strijd met de gedragsregels of anderszins klachtwaardig handelen op dit punt is de voorzitter niet gebleken. Deze verwijten zijn dan ook kennelijk ongegrond.
 
Klachtonderdeel c)

4.5 Het verwijt is dat verweerder rauwelijks beslag heeft gelegd. Dit omdat klager op 23 april 2022 een bod op zijn woning had geaccepteerd en in zijn recht stond op zijn woning te koop aan te bieden nadat de afspraak tussen klager en verweerders cliënt was komen te vervallen.
4.6 Ook dit verwijt houdt verband met de kern van het geschil en verweerder diende de belangen van zijn cliënt te behartigen. Het stond verweerder vrij om in het belang van zijn cliënt beslag te laten leggen. Dat rauwelijks of onrechtmatig beslag is gelegd, is door klager onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat klager een ander standpunt heeft in het geschil maakt niet dat sprake is van rauwelijks of onrechtmatig beslag. Dat verweerder geen directe reactie heeft gestuurd aan klager betekent evenmin dat sprake is van rauwelijks of onrechtmatig gelegd beslag, omdat verweerder wel een bericht aan klagers advocaat heeft gestuurd. Ook dit verwijt is kennelijk ongegrond.
 
Klachtonderdelen e), f) en g)

4.7 Het verwijt is dat verweerder in de dagvaarding(sprocedure) onjuiste informatie heeft verstrekt en ongepaste uitlatingen heeft gedaan. Klager verwijst naar verschillende stellingen, waaronder de stelling dat verweerders cliënt zich bij de bezichtiging zou hebben laten bijstaan door derden. Ook verwijst klager naar verweerders herhaalde stelling dat klager zou liegen en dat klager klant zou zijn van een coffeeshop.
4.8 Voor zover klager bij zijn verwijten verwijst naar gedragsregels 4, 13 en 22, geldt dat het verband tussen deze gedragsregels en de door klager genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende duidelijk is. Van schending van deze gedragsregels is de voorzitter niet gebleken.
4.9 De voorzitter is met verweerder van oordeel dat verweerder in de procedure het standpunt van zijn cliënt heeft verwoord, zoals zijn taak is als partijdige belangenbehartiger van zijn cliënt. Dat klager het met die stellingen niet eens is, maakt niet dat sprake is van onjuiste of onnodig grievende uitlatingen. Het is aan klager (en zijn advocaat) om de stellingen van verweerders cliënt in de civiele procedure te betwisten en het oordeel daarover is vervolgens aan de civiele rechter.
4.10 Voor wat betreft het verwijt over de getuigen geldt nog dat van getuigenverhoren in de procedure (nog) geen sprake was, zodat gedragsregel 22 niet aan de orde is. Van klachtwaardig handelen van verweerder is de voorzitter niet gebleken. De verwijten zijn dan ook kennelijk ongegrond.
 
Klachtonderdeel h)

4.11 Het verwijt is dat verweerder herhaaldelijk zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door een jurist en een medewerkster van het secretariaat in de communicatie over de procedure te betrekken. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat de medewerkers van zijn kantoor, waaronder de betreffende jurist en secretariaatsmedewerker, onder verweerders geheimhoudingsplicht vallen. Van schending van de geheimhoudingsplicht is dan ook geen sprake. Dit verwijt is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel i)

4.12 Het verwijt ziet op verschillende – door klager gestelde – verzuimen van verweerder in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Allereerst moet daarbij de vraag worden beantwoord op klager voldoende belang heeft bij zijn klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt immers slechts toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Het is de voorzitter niet gebleken dat klager een eigen rechtstreeks belang heeft bij dit klachtonderdeel. De klacht is op dit punt daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
 
Tot slot

4.13 Klager stelt nog dat de kern van zijn klacht is dat er ‘een patroon van de fout van slordigheid’ is bij verweerder. De voorzitter is hiervan niet gebleken, mede omdat veel van klagers verwijten niet klachtwaardig zijn (zoals hiervoor overwogen). Dat er een enkele keer een foutje is geslopen in verweerders werk, zoals de verstrekking van een niet dubbelzijdige gescande conclusie van antwoord, is vervelend geweest voor klager, maar niet meer dan dat. Van schending van gedragsregel 20 is geen sprake.
4.14 Omdat de klachten in alle onderdelen kennelijk ongegrond zijn dan wel kennelijk niet-ontvankelijk, is reeds daarom de mogelijkheid van het opleggen van een schadevergoedingsverplichting niet aan de orde.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- klachtonderdeel i, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk
- de klacht voor het overige, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2023.

Griffier                                                                                                                                            Voorzitter

Verzonden d.d. 18 september 2023