ECLI:NL:TADRARL:2023:280 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-692/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:280 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-10-2023 |
Datum publicatie: | 17-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-692/AL/GLD |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 oktober
2023
in de zaak 22-692/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 21 november 2022 op de klacht van:
klager 1
gemachtigde: mr. [Van den H.]
en
klager 2
hierna gezamenlijk ook: klagers
over:
verweerder
mr. J.F.C. Schnitzler,
in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 augustus 2021 hebben klagers over verweerder een klacht ingediend bij het
Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.2 Bij verwijzingsbeslissing van 17 januari 2022 heeft de voorzitter van het hof
het onderzoek naar de klacht over verweerder in zijn hoedanigheid van deken verwezen
naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland.
1.3 Op 31 augustus 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/07 van de
deken ontvangen.
1.4 Bij beslissing van 21 november 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
1.5 Op 15 december 2022 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter.
1.6 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 3 juli 2023. Daarbij waren
klagers en (namens verweerder) mr. [L.] aanwezig. De raad heeft kennisgenomen van
de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop
de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de beslissing van
de voorzitter over het doorzenden van de klacht aan de raad en de termijn van de betaling
van het griffierecht onjuist is.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet
op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar
de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klagers hebben aangevoerd dat een deken een klager pas mag verplichten om binnen
vier weken griffierecht te betalen nadat een klager de deken heeft verzocht om de
klacht ter kennis van de raad van discipline te brengen. De raad is - met de voorzitter
- van oordeel dat het moment dat deze termijn ingaat, is bepaald in artikel 46e lid
2 Advocatenwet. Het standpunt van klagers dat deze termijn pas gaat lopen nadat door
hen kenbaar is gemaakt dat zij wensen dat de klacht aan de raad wordt voorgelegd,
vindt geen steun in het recht. Op de zitting van de raad hebben klagers nog aangevoerd
dat hun lezing van deze regelgeving juist is omdat anders de termijn van drie jaar
die een klager heeft om te beslissen of een klacht aan de raad van discipline wordt
voorgelegd, zou kunnen worden verkort door de deken. De raad volgt klagers niet in
dit standpunt. De driejaarstermijn waarnaar klagers hebben verwezen, houdt in dat
een klacht binnen drie jaar na het gestelde handelen van een advocaat moet worden
ingediend bij de deken. Anders dan klagers hebben betoogd, ziet deze in de wet genoemde
termijn niet op het doorzenden van de klacht aan de raad.
4.3 De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door klagers aangevoerde
verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf
toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van
het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk
ongegrond verklaard. Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder
geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de
klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H. van Katwijk, C.A.Th. Philipsen, E.M.G. Pouls en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2023.
Griffier
Voorzitter
Verzonden d.d. 2 oktober 2023