ECLI:NL:TGZRAMS:2023:252 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5456

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:252
Datum uitspraak: 24-11-2023
Datum publicatie: 24-11-2023
Zaaknummer(s): A2023/5456
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster verwijt de psychotherapeut dat zij er verantwoordelijk voor is dat klaagster al een jaar lang haar kind niet mag zien. Ook is klaagster van mening dat de psychotherapeut haar treitert door haar te verplichten elke dag haar medicatie op te halen. Het college is van oordeel dat niet is gebleken dat de psychotherapeut voorwaarden gesteld zou hebben aan het bezoek van klaagster aan haar kind. Het college is verder van oordeel dat de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om over deze bezoeken te beslissen ook helemaal niet bij de psychotherapeut liggen. Het college is het verder met de psychotherapeut eens dat het medicatiebeleid wettelijk niet haar verantwoordelijkheid kan en mag zijn. Ook anderszins blijkt volgens het college niet dat de psychotherapeut verantwoordelijk was voor de medicatieverstrekking aan klaagster. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

A2023/5456

Beslissing van 24 november 2023


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 24 november 2023 op de klacht van:


A,
voorheen verblijvende te B,
klaagster,


tegen


C,
psychotherapeut,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de psychotherapeut,
gemachtigde: mr. D. Zwartjens, werkzaam te Leiden.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster is bekend in de GGZ en is – tussen vrijwillige en verplichte opnamen door - ambulant in behandeling bij het ACT-team waarbij de psychotherapeut werkzaam is. Klaagster verwijt de psychotherapeut dat zij er verantwoordelijk voor is dat klaagster al een jaar lang haar kind niet mag zien. Ook is klaagster van mening dat de psychotherapeut haar treitert door haar te verplichten elke dag haar medicatie op te halen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 26 januari 2023;
- het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 2 maart 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 13 juli 2023.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.


3. De klacht en de reactie van de psychotherapeut
3.1 Klaagster verwijt de psychotherapeut dat zij:
a) ervoor heeft gezorgd dat klaagster haar kind al een jaar lang niet mag zien;
b) klaagster heeft bedreigd door te zeggen dat zij haar kind pas weer ziet als klaagster met de psychotherapeut en de psychiater om de tafel gaat zitten;
c) klaagster heeft getreiterd door haar elke dag haar medicatie te laten ophalen.

3.2 De psychotherapeut heeft het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren.

3.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.


4 De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
4.1 De vraag is of de psychotherapeut de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychotherapeut. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychotherapeut geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

4.2 Het college oordeelt dat de psychotherapeut niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) en b) gezamenlijk besproken: verantwoordelijk zijn voor kind niet zien.
4.3 Klaagster stelt dat de psychotherapeut heeft gezegd dat klaagster niet in staat is voor haar kind te zorgen, en daardoor ervoor heeft gezorgd dat zij al een jaar lang haar kind niet mag zien. Klaagster zegt verder dat de psychotherapeut haar bedreigt doordat zij tegen de verantwoordelijke instanties heeft gezegd dat klaagster haar kind pas mag zien als zij met de psychotherapeut en de behandelend psychiater om de tafel gaat zitten.

4.4 Volgens de psychotherapeut is het kind van klaagster onder toezicht gesteld en verblijft zij feitelijk bij de ex-schoonouders van klaagster. De psychotherapeut zegt zich bereid en beschikbaar te hebben gesteld om de bezoeken van klaagster aan haar kind met klaagster voor te bereiden, en haar zelfs bij die bezoeken te begeleiden. Na een wisseling van gezinsvoogd/jeugdbeschermer in de eerste helft van 2022 werd minder contact toegestaan tussen klaagster en haar kind, maar daarin heeft de psychotherapeut naar eigen zeggen geen rol gespeeld. Haar begeleiding was juist gericht op het mogelijk laten zijn en blijven van het contact tussen moeder en kind. Het is volgens de psychotherapeut aan de gezinsvoogd/jeugdbeschermer om over het contact tussen moeder en kind te beslissen, en
niet aan de psychotherapeut zelf. De psychotherapeut betwist dan ook dat zij gezegd zou hebben dat klaagster eerst met de psychiater en haarzelf om de tafel moest voordat zij haar kind kon zien.

4.5 Het college is van oordeel dat niet is gebleken dat de psychotherapeut voorwaarden gesteld zou hebben aan het bezoek van klaagster aan haar kind. Het college is verder van oordeel dat de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om over deze bezoeken te beslissen ook helemaal niet bij de psychotherapeut liggen. Om die reden en omdat de psychotherapeut alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor haar eigen handelen, kunnen deze klachtonderdelen niet gegrond zijn. Deze klachtonderdelen zijn dus kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) treiteren door elke dag medicatie te laten halen
4.6 Klaagster zegt dat de psychotherapeut haar treitert door haar elke dag haar medicatie te laten ophalen. Voor het weekend krijgt klaagster wel steeds medicatie voor meerdere dagen mee, dus het is volgens klaagster onwil van de psychotherapeut dat klaagster op doordeweekse dagen niet voor meerdere dagen medicatie mee mag krijgen en elke dag moet langskomen

4.7 De psychotherapeut zegt dat het medicatiebeleid binnen het ACT-team de verantwoordelijkheid is van de behandelend psychiater en de verpleegkundig specialist. Zijzelf beslist hier niet over. Zij zegt dit klaagster ook al eerder duidelijk te hebben gemaakt en klaagster hiervoor naar haar collega’s te hebben verwezen die wel verantwoordelijk zijn voor het medicatiebeleid.

4.8 Het college is het met de psychotherapeut eens dat het medicatiebeleid wettelijk niet haar verantwoordelijkheid kan en mag zijn. Ook anderszins blijkt volgens het college niet dat de psychotherapeut verantwoordelijk was voor de medicatieverstrekking aan klaagster. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Slotsom
4.9 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.


5. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 24 november 2023 door E.A. Messer, voorzitter, L.A.B.M. Wijntjens, lid-jurist, E.H. Muste, Ch. Oele en L.P.T. Raijmakers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.A.E. Veeren, secretaris.


secretaris                                                                                    voorzitter