ECLI:NL:TGZRAMS:2023:251 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5560
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:251 |
---|---|
Datum uitspraak: | 21-11-2023 |
Datum publicatie: | 21-11-2023 |
Zaaknummer(s): | A2023/5560 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De specialist ouderengeneeskunde is werkzaam in het verpleeghuis waar de echtgenoot van klaagster opgenomen werd. De echtgenoot van klaagster is in het verpleeghuis overleden. Klaagster vindt dat zij ten onrechte niet onmiddellijk het medisch dossier toegestuurd heeft gekregen. Ook vindt zij dat het medisch dossier van haar echtgenoot niet klopt. Daarnaast is er een onjuist medicatiebeleid gevoerd. Het college oordeelt als volgt: verweerster heeft geen betrokkenheid gehad bij de afhandeling van het verstrekken van het medisch dossier door het verpleeghuis. Alleen al hierom valt verweerster geen (persoonlijk) tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het college merkt voorts op dat de afhandeling van het verzoek door omstandigheden langer heeft geduurd dan wenselijk, maar dat de afhandeling wel zorgvuldig is geweest. Het college oordeelt verder dat er geen aanwijzingen zijn dat er achteraf nog aanpassingen in het medisch dossier zijn aangebracht. Het achteraf – na 24 uur – aanbrengen van aanpassingen in het dossier blijkt ook niet mogelijk te zijn in het systeem waar in het verpleeghuis mee wordt gewerkt. Wat betreft het derde klachtonderdeel oordeelt het college dat uit het medisch dossier is gebleken dat de oxazepam niet is gestaakt. Bij verdere aanpassingen in het medicatiebeleid is de specialist ouderengeneeskunde niet betrokken geweest. Klacht kennelijk ongegrond. |
A2023/5560
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 21 november 2023 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen
C,
specialist ouderengeneeskunde,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de specialist ouderengeneeskunde,
gemachtigde: mr. J.A. De Clerck, werkzaam te Utrecht.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De echtgenoot van klaagster is op 16 januari 2023 in het kader van een crisisopname
opgenomen in een verpleeghuis. De echtgenoot van klaagster was gediagnosticeerd met
Alzheimer en vanwege een verslechtering van de thuissituatie was het voor klaagster
niet meer haalbaar om hem thuis te verzorgen.
1.2 De specialist ouderengeneeskunde is werkzaam in het verpleeghuis waar de echtgenoot van klaagster opgenomen werd. Tijdens de opname is de echtgenoot van klaagster gevallen. Op 21 januari 2023 is de echtgenoot van klaagster komen te overlijden.
1.3 Naar aanleiding van het gebeurde heeft klaagster het medisch dossier van haar overleden echtgenoot opgevraagd. Zij kreeg dit dossier in eerste instantie niet. Later heeft zij dit toegestuurd gekregen.
1.4 Klaagster vindt dat zij ten onrechte niet onmiddellijk het medisch dossier toegestuurd heeft gekregen. Ook vindt zij dat het medisch dossier niet klopt. Daarnaast is er een onjuist medicatiebeleid gevoerd.
1.5 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 20 april 2023;
- het aanvullende klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 1 mei 2023;
- het aanvullende klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 8 mei 2023;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de brief met bijlagen van klaagster van 25 juli 2023, ontvangen op 28 juli 2023;
- de brief van klaagster van 2 augustus 2023, ontvangen op 3 augustus 2023;
- de brief met bijlagen van klaagster van 6 augustus 2023, ontvangen op 9 augustus
2023;
- de brief met bijlagen van klaagster van 8 augustus 2023, ontvangen op 10 augustus
2023;
- de brief van klaagster van 8 augustus 2023, ontvangen op 11 augustus 2023;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 17 augustus 2023,
met aangehecht bijlagen van de gemachtigde van de specialist ouderengeneeskunde;
- de brief met bijlagen van klaagster van 4 september 2023, ontvangen op 6 september
2023;
- de e-mail van de gemachtigde van de specialist ouderengeneeskunde van 27 september
2023.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 In de nacht van 16 januari 2023 is de echtgenoot van klaagster vanwege agressief
gedrag richting klaagster op basis van een crisisopname (IBS) opgenomen in verpleeghuis
D, (hierna: het verpleeghuis). Op het moment van de opname had de specialist ouderengeneeskunde
geen dienst.
3.2 In de ochtend van 16 januari 2023 heeft de specialist ouderengeneeskunde de echtgenoot geobserveerd, kennis met hem gemaakt en telefonisch met klaagster gesproken. Tijdens dit gesprek is afgesproken dat er een symptomatisch beleid zou worden gevolgd (geen levensrekkende handelingen) en dat er niet gereanimeerd zou worden. Ook is de euthanasiewens ter sprake gekomen. Aan het einde van de dag heeft de specialist ouderengeneeskunde een overdrachtsmail geschreven aan haar collega-specialist ouderengeneeskunde en een verpleegkundig specialist omdat zij hierna een aantal dagen niet aan het werk zou zijn.
3.3 In de late avond van 17 januari 2023 is de echtgenoot van klaagster gevallen. Meneer is door de verpleging overeind en weer in bed geholpen.
3.4 In de vroege ochtend van 18 januari 2023 is de echtgenoot van klaagster bij het omkleden door zijn benen gezakt en op de grond terecht gekomen. Door de verpleegkundig specialist is met klaagster gesproken over de val, pijnstilling en palliatieve sedatie. In samenspraak met klaagster is die dag gestart met morfine (viermaal per dag 5 mg).
3.5 Op 19 januari 2023 is vanwege onrust, discomfort en pijn in samenspraak met klaagster de pijnstilling opgehoogd naar zesmaal per dag 5 mg. Ook is gestart met sederende medicatie (lorazepam oraal of midazolam viermaal per dag 5 mg).
3.6 Op 20 januari 2023 is in samenspraak met klaagster de morfine verhoogd naar zesmaal daags 10 mg per dag. Bij meer discomfort, pijn en onrust kon de midazolam verhoogd worden naar zesmaal daags 5 mg.
3.7 Op 21 januari 2023 ging de echtgenoot van klaagster ernstig achteruit. Na telefonisch contact hierover met klaagster, is klaagster direct naar het verpleeghuis gekomen. In overleg met klaagster werd de morfine verhoogd. Rond 21:00 uur is door de verzorging aan de echtgenoot van klaagster medicatie toegediend. Om 21:44 uur is hij overleden.
3.8 Op 23 januari 2023 was de specialist ouderengeneeskunde weer aan het werk en vernam zij van het overlijden van de echtgenoot van klaagster. Die dag nam de specialist ouderengeneeskunde contact op met de huisarts van de echtgenoot om haar op de hoogte te brengen van het overlijden. Ook stuurde ze de overlijdensbrief aan de huisarts.
3.9 Op 1 maart 2023 heeft klaagster een e-mail naar de klachtenfunctionaris verstuurd met daarbij het verzoek om inzage in het medisch dossier van haar echtgenoot. Dit verzoek heeft zij op 7 maart 2023 ook bij de raad van bestuur van het verpleeghuis neergelegd. In dit verzoek heeft klaagster opgenomen dat zij ervan overtuigd is dat haar echtgenoot onder verdachte omstandigheden is overleden. Op 24 maart 2023 heeft de raad van bestuur gereageerd op het verzoek van klaagster en haar laten weten dat er geen sprake is van bij leven gegeven toestemming voor inzage in het medisch dossier. Ook zijn er uit intern onderzoek geen aanwijzingen naar voren gekomen dat sprake is van een incident of calamiteit en is er geen sprake van een zwaarwegend belang. Klaagster kreeg daarom geen inzage in het medisch dossier.
3.10 Bij brieven van 12 en 30 april 2023 heeft klaagster hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij de brief van 30 april 2023 heeft zij het levenstestament van haar echtgenoot bijgevoegd.
Uit dit levenstestament blijkt dat de echtgenoot klaagster toestemming heeft gegeven
voor inzage in of afschrift van zijn medisch dossier. Op 10 mei 2023 heeft de raad
van bestuur klaagster laten weten dat het verzoek tot inzage opnieuw is beoordeeld
en dat men tot de conclusie is gekomen dat klaagster op grond van het levenstestament
recht heeft op inzage. Als bijlage bij deze brief is het medisch dossier gevoegd.
Nadien is gebleken dat het levenstestament op 18 januari 2023 door de huisarts aan
het verpleeghuis was toegestuurd.
4. De klacht en de reactie van de specialist ouderengeneeskunde
4.1 Volgens klaagster heeft de specialist ouderengeneeskunde onzorgvuldig/onjuist
gehandeld, omdat zij:
a) ten onrechte geen inzage heeft verleend in het medisch dossier van haar overleden
echtgenoot;
b) het dossier heeft aangepast en/of op punten onzorgvuldig heeft bijgehouden;
c) een onjuist medicatiebeleid heeft gevoerd.
4.2 De specialist ouderengeneeskunde heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de specialist ouderengeneeskunde de zorg heeft verleend die van
haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende
zorgverlener. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener
geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt
dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Het college oordeelt dat de specialist ouderengeneeskunde niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Het college legt hieronder uit hoe het tot deze beslissing
is gekomen.
Klachtonderdeel a) inzage in het medisch dossier
5.3 Klaagster vindt dat zij onterecht geen inzage in het medisch dossier van haar
overleden echtgenoot heeft gekregen. Klaagster meent dat het medisch dossier bewust
is achtergehouden. De specialist ouderengeneeskunde heeft in haar verweerschrift en
tijdens het mondeling vooronderzoek uitgelegd dat men er in het verpleeghuis ten onrechte
van uit is gegaan dat de echtgenoot van klaagster bij leven geen toestemming had gegeven
voor inzage in het medisch dossier. Daarnaast is in eerste instantie vooral gefocust
op het door klaagster geuite vermoeden dat sprake was van een medische fout. Uit intern
onderzoek bleken er geen aanwijzingen voor een incident of calamiteit. Ook bleek er
geen sprake te zijn van een zwaarwegend belang bij inzage in het medisch dossier.
Toen later bleek dat de toestemming bij levenstestament gegeven was, is direct inzage
verleend aan klaagster en is het medisch dossier toegestuurd. Er is volgens verweerster
op grond van het voorgaande in geen geval sprake van het bewust achterhouden van het
medisch dossier.
5.4 Het college oordeelt als volgt. Klaagster heeft haar verzoek om inzage in het medisch dossier neergelegd bij de klachtenfunctionaris en de raad van bestuur van het verpleeghuis. Verweerster heeft geen betrokkenheid gehad bij de afhandeling van dit verzoek. Alleen al hierom valt verweerster geen (persoonlijk) tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het college merkt voorts op dat de afhandeling van het verzoek door omstandigheden langer heeft geduurd dan wenselijk, maar dat de afhandeling wel zorgvuldig is geweest. Binnen de organisatie is het verzoek op juiste wijze aan verschillende criteria getoetst. Dat achteraf is gebleken dat het dossier op basis van het levenstestament eerder naar klaagster had kunnen worden toegestuurd is ongelukkig, maar maakt de afhandeling van het verzoek nog niet onzorgvuldig. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b) aanpassingen in het medisch dossier
5.5 Klaagster is van mening dat er achteraf aanpassingen in het medisch dossier zijn
gedaan. Ook meent zij dat de brief van verweerster aan de huisarts onjuist en onzorgvuldig
is. Zij is het niet eens met bepaalde zinsneden en mist informatie in de brief. De
specialist ouderengeneeskunde heeft uitgelegd dat er na 24 uur geen aanpassingen meer
kunnen worden gedaan in het medisch dossier omdat het systeem dat niet toestaat. Ook
meent zij dat de wijze waarop de gebeurtenissen in de brief aan de huisarts zijn weergegeven,
juist is.
5.6 Het college oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat er achteraf nog aanpassingen in het medisch dossier zijn aangebracht. Het achteraf – na 24 uur – aanbrengen van aanpassingen in het dossier blijkt ook niet mogelijk te zijn in het systeem waar in het verpleeghuis mee wordt gewerkt. Daarnaast oordeelt het college dat de brief aan de huisarts voldoet aan de eisen en voldoende informatie bevat over het beloop van de opname van de echtgenoot van klaagster. De specialist ouderengeneeskunde heeft mogen volstaan met een beknopte beschrijving van de belangrijkste gebeurtenissen ten tijde van de opname. Er zijn naar het oordeel van het college, ook gelet op de toelichting van de specialist ouderengeneeskunde, geen onwaarheden of onvolledigheden in de brief opgenomen. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel c): onjuist medicatiebeleid
5.7 Klaagster vindt dat er een onjuist medicatiebeleid is gevoerd. Zij meent dat de
toediening van de oxazepam ten onrechte is gestaakt. Daarnaast meent zij dat haar
echtgenoot is overleden door de toediening van de medicatie op 21 januari 2023. De
specialist ouderengeneeskunde heeft toegelicht dat zij bij de opname van de echtgenoot
van klaagster de medicatie zoals die door de huisarts was voorgeschreven, heeft overgenomen.
Dit houdt in dat zij de oxazepam niet heeft gestaakt. Uit het medicatiedossier blijkt
voorts dat ook oxazepam is toegediend. De oxazepam is pas gestaakt toen werd gestart
met lorazepam. Het medicatiebeleid is in samenspraak met klaagster vastgesteld. De
specialist ouderengeneeskunde voegt hieraan toe dat zij van 17 januari tot 23 januari
2023 niet aan het werk was en dus niet betrokken is geweest bij wijzigingen in het
medicatiebeleid.
5.8 Hierover oordeelt het college dat uit het medisch dossier is gebleken dat de oxazepam
niet is gestaakt. Bij verdere aanpassingen in het medicatiebeleid is de specialist
ouderengeneeskunde niet betrokken geweest. Op basis hiervan is dit klachtonderdeel
al ongegrond. Het college ziet voorts geen aanwijzingen voor een causaal verband tussen
het overlijden van de echtgenoot van klaagster en de toegediende medicatie op de avond
dat hij overleed en kan hier, bij gebrek aan onderzoek hiernaar, ook geen uitspraken
over doen. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.9 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 21 november 2023 door J.T.W. van Ravenstein, voorzitter,
A.H. van Pagee en J. Edwards van Muijen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
T.C. Brand, secretaris.