ECLI:NL:TADRSHE:2023:129 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-293/DB/OB
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2023:129 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2023 |
Datum publicatie: | 24-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-293/DB/OB |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing
van de Raad van Discipline in het ressort ‘s‑Hertogenbosch
van 20 november 2023
in de zaak 23-293/DB/OB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 juni 2023 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 22 december 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 2 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|22|159K van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 29 juni 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 5 juli 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 september 2023 . Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift .
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, een herhaling van de klacht in. In het verzetschrift voegt klaagster daar aan toe dat verweerster de zaak niet had mogen neerleggen, omdat klaagster slechts 3 of 4 dagen over had om een nieuwe advocaat te vinden die het hoger beroep kon instellen, voordat de termijn zou zijn afgelopen.
2.2 Verder voert klaagster aan dat zij geen uitnodiging voor de zitting van de raad heeft ontvangen. Ook heeft zij van verweerster geen afschrift van de voorzittersbeslissing ontvangen.
2.3 Tegen de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten, voor zover niet bestreden, en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Voor zover klaagster opkomt tegen de feiten, zoals in overweging 1.4 van de voorzittersbeslissing genoemd, slaagt het verzet niet. De raad stelt vast dat de voorzitter in die overweging een citaat heeft opgenomen dat ook zo in het dossier te vinden is. In verzet verduidelijkt klaagster dat haar eis om het door haar zelfgeschreven hogerberoepschrift door verweerster te laten ondertekenen, een gevolg is van het feit dat het gerechtshof daarom heeft gevraagd. De raad geeft klaagster mee dat het hoger beroep alleen ingediend mocht worden door een advocaat. Dat heeft het gerechtshof ook aan klaagster willen vertellen. Dat betekent echter niet dat verweerster verplicht is om haar handtekening te zetten en om hoger beroep in te stellen. De voorzitter heeft daarover terecht overwogen dat een advocaat daar niet toe gehouden is. Dat geldt ook ondanks dat klaagster recht heeft om in hoger beroep te gaan tegen een vonnis.
4.4 In verzet vult klaagster haar klacht aan dat verweerster de zaak op een moment heeft neergelegd waarop het voor klaagster te kort dag werd om een nieuwe advocaat te vinden. Dit is een nieuw klachtonderdeel, dat niet valt onder de klacht die is doorgestuurd aan de raad. De voorzitter kon daar dan ook geen rekening mee houden in de voorzittersbeslissing. Overigens heeft verweerster de zaak op 16 december 2022 neergelegd en had klaagster tot 10 januari 2023 om een nieuwe advocaat te vinden, zoals verweerster onweersproken heeft gesteld. Verweerster heeft klaagster bovendien ook nog op 18 januari 2023 op de optie van een herstelexploot gewezen en dat dit vóór 24 januari 2023 moest gebeuren. Dat klaagster slechts drie tot vier dagen de tijd had, volgt daar dus niet uit. Klaagster heeft op de zitting aangegeven dat zij verwachtte dat geen enkele advocaat binnen die korte termijn nog haar zaak wilde overnemen. Het is de raad daarmee echter niet gebleken dat het voor klaagster in die periode, die dus langer was dan de drie of vier dagen waar zij van uitging, daadwerkelijk onmogelijk was geweest een opvolgend advocaat te vinden.
4.5 Op de zitting heeft klaagster aangevoerd dat er voldoende redenen waren voor verweerster om wel in hoger beroep te gaan. Verweerster heeft daar kennelijk een andere visie op en kwam tot een gemotiveerd ander standpunt. De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door geen hoger beroep in te stellen nu zij geen mogelijkheid zag deze procedure met succes te voeren. Dat verweerster daarmee misbruik zou maken van haar machtspositie, zoals klaagster ter zitting heeft gesteld, volgt de raad niet. Dat klaagster zegt schade op te lopen doordat verweerster niet in hoger beroep wilde gaan voor haar, betekent ook niet dat verweerster daarom verplicht was om hoger beroep in te stellen.
4.6 Volledigheidshalve merkt de raad op dat op de klacht is beslist met een voorzittersbeslissing. Dit betekent dat er geen zitting is gehouden. Klaagster heeft daarom ook geen uitnodiging voor een zitting ontvangen voordat de voorzittersbeslissing is genomen. Daarnaast stuurt de raad afschriften van de voorzittersbeslissing naar partijen, dit hoeft verweerster niet te doen.
4.7 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg , voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en A.J.C. Perdaems, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2023 .
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 november 2023