ECLI:NL:TGZRSHE:2023:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4761

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2023:12
Datum uitspraak: 17-11-2023
Datum publicatie: 20-11-2023
Zaaknummer(s): H2022/4761
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: “Klacht tegen een gz-psycholoog die werkzaam is in haar eigen praktijk en in loondienst van een stichting die ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking.Klager is door de gz-psycholoog behandeld voor traumaverwerking (EMDR). Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij ervoor heeft gezorgd dat hij zich onveilig heeft gevoeld, tegen hem heeft gelogen over haar contacten met derden, zijn privacy heeft geschonden en ervoor heeft gezorgd dat hij bijna is opgesloten in een instelling.Het college oordeelt dat de klacht deels gegrond is en legt de maatregel van waarschuwing op.”

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 17 november 2023 op de klacht van:

[A],

wonende in [B],

klager,

gemachtigde: [C] te [B]

tegen

[D],

gz-psycholoog,

werkzaam in [E],

verweerster, hierna ook: de gz-psycholoog.

1. De zaak in het kort

1.1 De gz-psycholoog biedt als vrijgevestigde zorgaanbieder generalistische
GGZ-basiszorg aan. Naast het werk in haar praktijk is zij in loondienst werkzaam bij een Stichting die ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking.

1.2 Klager is door de gz-psycholoog behandeld voor traumaverwerking (EMDR).
Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij hem heeft beschadigd, tegen hem heeft gelogen, zijn privacy heeft geschonden en ervoor heeft gezorgd dat hij bijna is opgesloten in een instelling.
 

1.3  Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is en legt de

gz-psycholoog de maatregel van waarschuwing op. Hierna licht het college dat toe.  
 

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 31 augustus 2022;
  • de brief d.d. 26 oktober 2022 van de secretaris aan klager;
  • de brief met bijlagen d.d. 14 november 2022 van klager;
  • de brief met bijlagen d.d. 10 januari 2023 van klager;
  • het verweerschrift d.d. 3 april 2023;
  • de machtiging d.d. 8 mei 2023 van klager;
  • het aanvullend verweerschrift met bijlagen d.d. 17 mei 2023;
     
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek gehouden op 7 juni 2023;
  • een aanmeldingsformulier van 8 april 2019 van klager, binnengekomen op 6 juli 2023;
  • de brief met bijlagen van verweerster d.d. 11 juli 2023;
  • de brief met bijlage van verweerster d.d. 24 juli 2023.
     

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 6 oktober 2023. De gz-psycholoog was aanwezig. Klager - die niet ter zitting is verschenen - werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
 

3. Wat is er gebeurd?  

3.1 Klager is samen met zijn broers geadopteerd door Nederlandse adoptieouders.

Klager is verstandelijk beperkt. Voor zijn adoptie verbleef klager in een kindertehuis in zijn geboorteland. In Nederland verbleef klager nadien in 32 instellingen. Klager heeft hierdoor meerdere traumatische ervaringen opgedaan. Klager ontvangt 24 uurs zorg op basis van PGB. Hij woont bij zijn zorgverlener die in deze procedure ook zijn gemachtigde is.
 

3.2 De gz-psycholoog heeft een zelfstandige praktijk in de generalistische basis GGZ. Daarnaast is zij in loondienst werkzaam als orthopedagoog en GZ-psycholoog bij een Stichting die ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking (verder te noemen: de Stichting). De Stichting is op verzoek van de toenmalige curator van klager vanaf 2016 betrokken geweest bij de behandeling van klager.

3.3 Vanaf 14 december 2014 is klager in behandeling geweest bij de gz-psycholoog.
Zij heeft klager gezien in haar eigen praktijk.
 

3.4 Op 16 februari 2017 heeft de huisarts de gz-psycholoog gevraagd klager voor het verwerken van traumatische ervaringen te behandelen met EMDR-therapie.
 

3.5 Op 12 september 2017 heeft de gz-psycholoog bij klager een intelligentieonderzoek (IQ-test) uitgevoerd (psychodiagnostisch onderzoek).

3.6 Op 4 december 2017 is klager voor consult bij de gz-psycholoog geweest.
In het medisch dossier van de gz-psycholoog staat hier het volgende over:
“De dagbesteding van [klager] bij [de Stichting] is uitgebreid. [Klager] geeft echter aan het er niet prettig te vinden en niet meer te willen gaan. Hij heeft ook veel moeite te moeten werken met mensen met een ernstigere en zichtbare beperking en zijn begeleidster is niet duidelijk en voorspelbaar voor hem. Het geeft hem op dit moment heel veel spanning samen met de onzekerheid over zijn woonplek en begeleiding. [Klager] geeft me wel toestemming aan te sluiten bij de overleggen waar [de cliëntondersteuner] me voor heeft uitgenodigd.”
 

3.7       Op 11 december 2017 is klager weer bij de gz-psycholoog geweest. Diezelfde dag heeft de gz-psycholoog de cliëntondersteuner per e-mail het volgende bericht:
“Ik heb inmiddels toestemming van [klager] aan te sluiten bij een overleg rondom hem. Graag hoor ik wanneer en waar deze plaats kan vinden!”

3.8       Op 14 december 2017 had klager een gesprek bij de Stichting om zijn woonwensen te bespreken. Daarbij waren klager, zijn moeder, de curator, de cliëntondersteuner en een vertegenwoordiger van de Stichting aanwezig. De gz-psycholoog was hierbij niet aanwezig.
 

3.9       Op 19 december 2017 heeft de gz-psycholoog op verzoek van de cliëntondersteuner deelgenomen aan een overleg over klager.
 

3.10     Op 20 december 2017 heeft het laatste gesprek plaatsgevonden tussen klager en de gz-psycholoog. Tijdens dit gesprek is besproken dat de EMDR-therapie gericht op de traumata opgelopen in de Nederlandse instellingen voor klager wel goed kan werken, maar dat het op dat ogenblik niet het juiste moment is om met de behandeling gericht op de vroegkinderlijke traumata in de instelling in het land van herkomst door te gaan. In het medisch dossier staat hier onder meer het volgende over:
[Klager] zou hier nog wel aan willen werken maar niet op dit moment. Dat lijken
[de gz-psycholoog] en [de curator] ook niet verstandig aangezien gisteren is besproken dat er actief gezocht gaat worden naar een andere woonplek met begeleiding van [klager].
Dit geeft enorm veel spanning en onrust bij hem. Het lijkt ons beter te wachten waar
[klager] gaat wonen en dan de begeleiding daarna goed op elkaar af te stemmen.
(…) Het volgende overleg staat gepland op 24 januari.”

 

3.11     Op 24 januari 2018 heeft de gz-psycholoog een vervolgoverleg over klager bijgewoond.
 

3.12     Op 25 januari 2018 heeft klager zijn dossier opgevraagd. De gz-psycholoog heeft diezelfde dag aan de huisarts bericht dat de behandeling op verzoek van klager en in overleg met zijn wettelijk vertegenwoordiger is beëindigd. Zij heeft klager hiervan niet op de hoogte gesteld, omdat de relatie met klager op dat moment niet goed liep.

3.13 Vanaf 18 april 2018 heeft klager een nieuwe behandelaar.

3.14     Op 23 augustus 2018 heeft klager zich zonder afspraak gemeld bij de praktijkruimte van de gz-psycholoog. Zij was daar op dat moment niet aanwezig. Vervolgens heeft een incident plaatsgevonden tussen klager en een collega van de gz-psycholoog.

Die collega heeft hiervan melding gedaan bij de politie waarna klager door de politie is meegenomen. De gz-psycholoog heeft van het incident via een e-mail melding gedaan bij de toenmalige curator van klager. Deze curator heeft op 27 augustus 2018 de gz-psycholoog geantwoord dat het mogelijk zou kunnen komen tot het aanvragen van een gedwongen opname (rechterlijke machtiging/RM) voor klager.
 

3.15     Naar aanleiding van nadien door klager verzonden berichten, heeft er op 14 juli 2020 een afrondend gesprek plaatsgevonden tussen klager, zijn zorgverlener en de gz-psycholoog.


4.    De klacht en de reactie van de gz-psycholoog

4.1       Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij:

  1. klager willens en wetens heeft beschadigd, zieker heeft gemaakt en ervoor gezorgd heeft dat klager zich onveilig heeft gevoeld;
  2. tegen klager heeft gelogen over haar contacten met derden en over de documenten/onderzoeken die zij met hen gedeeld heeft en over de functies die zij bekleed heeft;
  3. de privacy van klager heeft geschonden;
  4. ervoor heeft gezorgd dat klager bijna is opgesloten in een instelling.

4.2  De gz-psycholoog heeft verweer gevoerd.

4.3  Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5.    De overwegingen van het college

5.1 De vraag die moet worden beantwoord is of de gz-psycholoog met haar beroepsmatige handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor degz-psycholoog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. In dit geval is de Beroepscode voor psychologen uit 2015 van het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) relevant. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is in principe niet genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
 

Klachtonderdelen a) en d)

5.2 Vanwege hun onderlinge samenhang zal het college de klachtonderdelen a) en d) samen beoordelen.
 

5.3 Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij hem willens en wetens heeft beschadigd en zieker heeft gemaakt. Volgens klager heeft zij meegewerkt aan een advies over plaatsing van klager in een intramurale zorgsetting. Dit door middel van het afnemen van een IQ-test en het bijwonen van overleggen waarbij zij de uitslag van de IQ-test heeft gedeeld met andere betrokken instanties. Ook heeft de gz-psycholoog zonder zijn toestemming overleggen bijgewoond waarin is besproken of een RM voor een gedwongen opname voor klager in een instelling aangewezen was. Dit terwijl klager door de huisarts naar de
gz-psycholoog was verwezen voor EMDR-therapie om de trauma’s die klager had opgelopen door verblijven in vele instellingen te behandelen. Klager heeft zich hierdoor onveilig gevoeld. De gz-psycholoog heeft ervoor gezorgd dat klager bijna is opgesloten in een instelling.
 

5.4 De gz-psycholoog bestrijdt dat zij enige bemoeienis heeft gehad met de
RM-aanvraag. Zij is betrokken geweest bij de overleggen op 14 december 2017 en
24 januari 2018 bij de Stichting toen de optie wonen van klager in een intramurale setting aan de orde was met minder begeleidingsuren. Zij is niet betrokken geweest bij overleggen over de beoordeling van klager of een gedwongen opname (RM) noodzakelijk was. Ook bestrijdt zij de uitkomst van de op 12 september 2017 afgenomen IQ-test te hebben gedeeld met derden. Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft de gz-psycholoog verklaard dat zij klager graag wilde helpen maar dat - achteraf gezien - de casus complex was, zeker voor een (beginnend) gz-psycholoog en te complex voor basis GGZ. Haar aanwezigheid bij de overleggen was niet handig en naïef. Zij had daarbij de intentie de stabiliteit voor klager terug te brengen maar het had – achteraf gezien – zakelijker kunnen zijn. Zij had de behandeling stil kunnen zetten en zeggen dat de stabiliteit voor klager eerst hersteld moest worden. Doordat zij te veel heeft gedaan is er onduidelijkheid ontstaan. Zij heeft van deze zaak geleerd dat zij het aannamebeleid binnen haar praktijk goed moet bekijken. 

Ter zitting heeft de gz-psycholoog dit herhaald en daarnaast verklaard dat zij inmiddels de tijd heeft gehad om te reflecteren en zich af te vragen of zij anders had moeten handelen.
De gz-psycholoog erkent dat zij zich te weinig bewust is geweest van de risico’s. Zo ontbrak bijvoorbeeld een mogelijkheid tot overleg met een klinisch psycholoog of psychiater.
Zij betreurt het dat bij klager onduidelijkheid is ontstaan en dat hij zich onveilig heeft gevoeld. Zij heeft ervaren dat het belangrijk is om meer en uitgebreider dossiernotities te maken. De gz-psycholoog begrijpt dat de combinatie van het werken in haar eigen praktijk en in dienstverband bij de Stichting - die ook bij de behandeling van klager betrokken was - verwarrend is geweest voor klager. Zij zegt lering uit de casus te hebben getrokken en nu een andere koers te varen met haar praktijk.  

5.5       Het college constateert dat de gz-psycholoog klager in 2016 als cliënt heeft aangenomen in haar eigen praktijk in de generalistische basis GGZ. Gelet op de complexe problematiek van klager had de gz-psycholoog moeten begrijpen dat het gespecialiseerde GGZ zorg betrof en dat zij deze zorg voor klager onvoldoende kon bieden. Het college overweegt verder dat de gz-psycholoog zich ervan bewust had moeten zijn dat de combinatie van haar werkzaamheden voor haar eigen praktijk en daarnaast in loondienst voor de Stichting, bij klager tot verwarring kon leiden, temeer omdat de Stichting vanaf 2016 betrokken is geweest bij de behandeling van klager en de door de gz-psycholoog bijgewoonde overleggen plaatsvonden op een locatie van de Stichting. De gz-psycholoog had erop moeten toezien dat het voor klager steeds duidelijk was in welke hoedanigheid zij bij de behandeling betrokken was. Daarbij benadrukt het college dat het bij cliënten met een verstandelijke beperking van belang is dit steeds te herhalen en na te gaan of cliënt dat heeft begrepen. Ook had de gz-psycholoog in het medisch dossier moeten vastleggen op welke wijze hieraan uitvoering is gegeven. Dat de gz-psycholoog dit alles heeft gedaan,
is het college niet gebleken. Verder heeft de gz-psycholoog er niet verstandig aan gedaan de overleggen op 19 december 2017 en 24 januari 2018 bij te wonen.
De gz-psycholoog had er beter aan gedaan - zoals zij later zelf ook heeft erkend - de behandeling tijdelijk stil te zetten en deze pas voort te zetten wanneer de stabiliteit voor klager hersteld zou zijn. Toen zij als gz-psycholoog de keuze had gemaakt om de overleggen, op verzoek van klager, toch bij te wonen had zij vooraf met klager moeten bespreken wat haar rol was, wat zij in dat overleg voor klager zou inbrengen en op welke wijze zij achteraf aan klager een terugkoppeling zou geven van het besprokene.
De verschillende stappen hadden in het medisch dossier op deugdelijke wijze moeten worden vastgelegd. Dat de gz-psycholoog aan dit alles uitvoering heeft gegeven, is het college evenmin gebleken. Het college is ook van oordeel dat de afronding van de behandeling onzorgvuldig is gebeurd. De gz-psycholoog heeft klager bewust niet geïnformeerd over de ontslagbrief aan de huisarts dan wel heeft nagelaten een afschrift hiervan aan hem te sturen. Het argument dat de relatie met klager op dat moment niet goed liep (en de gz-psycholoog kennelijk verwachtte dat hierdoor problemen met klager zouden ontstaan) is niet steekhoudend. Integendeel, het niet informeren over het einde van de behandeling heeft juist geleid tot onaangenaam vervolg e-mailverkeer tussen klager en gz-psycholoog. Dit had voorkomen kunnen worden met een correct afrondend bericht van de gz-psycholoog aan klager over de beëindiging van de behandeling.

Uit het voorgaande blijkt dat de gz-psycholoog op verschillende fronten steken heeft laten vallen. Zij heeft er op deze wijze aan bijgedragen dat klager zich onveilig heeft gevoeld.
In zoverre is klachtonderdeel a) gegrond. Het college heeft niet kunnen vaststellen
(en hoeft dat ook niet in een tuchtprocedure) dat de gz-psycholoog als gevolg van haar handelen klager heeft beschadigd en zieker heeft gemaakt. Voor het overige wordt klachtonderdeel a) daarom ongegrond verklaard. 
 

5.6       Het college heeft op basis van de stukken en hetgeen zij ter zitting heeft vernomen niet kunnen vaststellen dat de gz-psycholoog betrokken is geweest bij overleggen waarbij aan de orde is gekomen of klager al dan niet gedwongen in een instelling geplaatst zou kunnen worden. De omstandigheid dat de curator - in reactie op het bericht van de
gz-psycholoog waarin melding is gemaakt van een incident - hierop zinspeelt, maakt dit niet anders. Klachtonderdeel d) inhoudende dat de gz-psycholoog ervoor heeft gezorgd dat klager bijna is opgesloten in een instelling is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel b)

5.7       Klager is van mening dat de gz-psycholoog tegenover hem gelogen heeft over de functies die zij bekleed heeft. Klager stelt dat hij al bij het eerste gesprek met de
gz-psycholoog aan haar heeft gevraagd of zij in een instelling werkzaam was. Zij heeft dit toen ontkend. Bij het tweede en derde gesprek is klager hierop teruggekomen. Daarnaast heeft de gz-psycholoog zonder toestemming van klager op 24 januari 2018 vanuit de Stichting waar zij in loondienst werkzaam was een overleg over klager bijgewoond.  
Klager had haar dit op 20 december 2017 verboden.
 

5.8       De gz-psycholoog bestrijdt dat zij tegen klager heeft gelogen. Vanaf het intakegesprek heeft zij aan klager meegedeeld dat zij ook als orthopedagoog en
gz-psycholoog werkzaam is bij de Stichting. Vanuit de Stichting heeft zij geen betrokkenheid gehad bij de casus van klager. De Stichting was weliswaar ook betrokken bij de behandeling van klager, maar dat was voordat de behandeling bij de gz-psycholoog begon.
De gz-psycholoog merkt op dat het verlies aan vertrouwen van klager mogelijk is ontstaan toen klager op 14 december 2017 een afspraak bij de Stichting had om zijn woonwensen te bespreken. Dit gesprek vond plaats op de locatie van de Stichting. De gz-psycholoog was van deze afspraak echter niet op de hoogte en daarom niet aanwezig. De gz-psycholoog was op het overleg van 17 december 2017 vanuit haar eigen praktijk betrokken en niet vanuit de Stichting. Met betrekking tot het gesprek dat plaatsvond op 24 januari 2018 voert zij aan dat op 20 december 2017 de behandeling niet was beëindigd maar stilgezet totdat de stabiliteit voor klager zou zijn hersteld. Daarvoor was het overleg van 24 januari 2018 van belang.  
 

5.9       Het college heeft niet kunnen vaststellen dat de gz-psycholoog tegen klager heeft gelogen over haar functie bij de Stichting. In ieder geval staat vast dat zij in het tweede en derde gesprek hierover duidelijkheid heeft verstrekt. Ook heeft de gz-psycholoog aan de hand van het medisch dossier onderbouwd dat de behandeling van klager op 20 december 2017 niet was geëindigd, maar was stilgezet totdat de stabiliteit voor klager weer zou zijn hersteld. Om dat laatste te bereiken heeft de gz-psycholoog gemeend bij het overleg van
24 januari 2018 aanwezig te moeten zijn. Dat de communicatie van de gz-psycholoog met klager hierover beter had gemoeten is onder de klachtonderdelen a) en d) al vastgesteld en behoeft hier geen verdere bespreking. Klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel c)

5.10     Klager stelt dat de gz-psycholoog zijn privacy heeft geschonden in contacten met derden. Het college heeft op de zitting begrepen dat dit verwijt ziet op haar contact met de curator van klager. Ook heeft de gz-psycholoog volgens klager gesproken met zijn vader en daarbij gevoelige informatie verstrekt. Deze informatie zou ook bekend zijn bij de cliëntondersteuner. Als laatste verwijt klager de gz-psycholoog dat zij een melding heeft gedaan bij de politie van een incident op 23 augustus 2018. Op de zitting is de klacht over het vermeende meezenden van het psychodiagnostisch onderzoek bij het aanmeldingsformulier en de (administratieve) verbondenheid tussen de eigen praktijk van de gz-psycholoog en de Stichting, gelet op de door de gz-psycholoog gegeven toelichting, niet langer gehandhaafd.   
 

5.11     De gz-psycholoog betwist dat zij op enigerlei wijze de privacy van klager heeft geschonden. Aan de curator heeft zij enkel het incident gemeld dat had plaatsgevonden op haar praktijk. Niet zij, maar haar collega heeft van het incident melding gedaan bij de politie. Evenmin heeft de gz-psycholoog vertrouwelijke informatie met de vader van klager of de cliëntondersteuner gedeeld.  
 

5.12     Het college acht dit klachtonderdeel ongegrond. De gz-psycholoog is niet betrokken geweest bij het incident in de praktijkruimte op 23 augustus 2018. Ook heeft de
gz-psycholoog geen melding hiervan gemaakt bij de politie. Wel heeft zij per e-mail de curator hiervan op de hoogte gesteld. Naar het oordeel van het college is dit een adequate reactie op het incident en kan de gz-psycholoog op dit punt geen verwijt worden gemaakt. Zij is hier bovendien transparant in geweest door een kopie van het e-mailbericht aan klager te sturen. Klager heeft geen enkel aanknopingspunt aangedragen dat voeding zou kunnen geven aan het verwijt dat de gz-psycholoog vertrouwelijke informatie over klager zonder zijn toestemming met derden heeft gedeeld. Dit had wel op de weg van klager gelegen en daarom gaat het college hieraan voorbij. Klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.

Slotsom

5.13     Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a) deels gegrond is voor zover de gz-psycholoog wordt verweten dat zij eraan heeft bijgedragen dat klager zich onveilig heeft gevoeld. Voor het overige is de klacht ongegrond.


Wat is een passende maatregel?

5.14     Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is, moet het college beoordelen of er een maatregel moet worden opgelegd en, als dat het geval is, welke maatregel passend is.

5.15 Het college is van oordeel dat de gz-psycholoog op verschillende fronten steken heeft laten vallen:
- zij heeft zich op voorhand onvoldoende afgevraagd of zij gelet op de complexe problematiek van klager als gz-psycholoog binnen haar basis-GGZ praktijk, de vereiste GGZ zorg aan klager zou kunnen bieden;
- zij was zich er onvoldoende van bewust dat de combinatie van haar werkzaamheden voor één en dezelfde doelgroep, namelijk cliënten met een verstandelijke beperking, binnen haar eigen praktijk en daarnaast in loondienst werkzaam voor de Stichting, bij klager tot verwarring over haar rol en positie kon leiden;
- zij heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat de huisarts klager, gelet op de hulpvraag van klager, heeft verwezen voor EMDR-therapie en niet om de stabiliteit voor klager te herstellen;
- zij heeft de behandeling van klager jegens klager niet op een zorgvuldige wijze beëindigd; waarbij het college betrekt dat zij op deze vlakken ook niet heeft voldaan aan haar dossierplicht.
De ernst hiervan zou op zichzelf de maatregel van berisping rechtvaardigen.
De gz-psycholoog is niet eerder met de tuchtrechter in aanraking geweest. Het college heeft geconstateerd dat de gz-psycholoog tijdens de tuchtprocedure (zowel bij het mondelinge vooronderzoek als op de zitting) blijk heeft gegeven van zelfreflectie: de gz-psycholoog heeft lering getrokken uit de kwestie en heeft verbetermaatregelen doorgevoerd. Mede gelet op voornoemde omstandigheden, kan naar het oordeel van het college dan ook worden volstaan met een waarschuwing.

Publicatie

5.16     In het algemeen belang zal deze beslissing ter publicatie worden aangeboden aan het vaktijdschrift ‘De Psycholoog’, het maandblad van het NIP.Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere gz-psychologen mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6.         De beslissing

Het college:

  • verklaart klachtonderdeel a) deels gegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt de gz-psycholoog de maatregel op van waarschuwing;
  • bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens, ter publicatie zal worden aangeboden aan het vaktijdschrift ‘De Psycholoog’.

Deze beslissing is gegeven door T. Zuidema, voorzitter, W.G.H. Corté, lid-jurist,
M.J.E. Lemmens, Ch. Oele en C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door I.W.M. Dirksen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 17 november 2023.