ECLI:NL:TADRSHE:2023:125 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-335/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2023:125
Datum uitspraak: 20-11-2023
Datum publicatie: 20-11-2023
Zaaknummer(s): 23-335/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat van de wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij zich in de brief aan de AFM d.d. 13 januari 2023 onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 20 november 2023

in de zaak 23-335/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 18 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder. Op 23 januari en 3 februari 2023 heeft klager de klacht aangevuld.

1.2 Op 17 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-003 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 oktober 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de volgende nagekomen stukken:

  • De e-mail met zes bijlagen d.d. 6 juni 2023 van verweerder;
  • De reactie van klager d.d. 6 juni 2023;
  • De e-mail met een bijlage d.d. 24 september 2023 van verweerder;
  • De e-mail met dertien bijlagen d.d. 25 september 2023 om 13:54 uur van klager;
  • De e-mail met twee bijlagen d.d. 25 september 2023 om 14:03 uur van klager;
  • De e-mail met bijlage d.d. 9 oktober 2023 van klager.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Klager en zijn ouders, de heer en mevrouw B, waren ieder voor een derde deel vennoot van de vennootschap onder de firma  B VOF, een assurantiekantoor.

2.3     Tussen klager en de heer en mevrouw B is een geschil ontstaan. De heer en mevrouw B hebben zich tot verweerder gewend voor rechtsbijstand. Verweerder heeft de vennootschap per 1 januari 2023 namens de heer en mevrouw B opgezegd.

2.4     Het geschil tussen klager en de heer en mevrouw B heeft betrekking op de ontvlechting van de vennootschap, de betaling van huurpenningen en geldleningen. Over deze geschillen zijn meerdere gerechtelijke procedures aanhangig (geweest).

2.5     Bij brief d.d. 13 januari 2023 heeft verweerder de Autoriteit Financiële Markten (hierna: “AFM”) als volgt bericht:

         “(…) Gebleken is evenwel, dat de portefeuille wordt voortgezet door [klager] op de AFM-vergunning van de VOF, hetgeen in de visie van cliënten niet mogelijk is, nu de VOF immers is beëindigd door opzegging. Overname van de portefeuille is slechts dan mogelijk met een zelfstandige vergunning ten name van [klager] zelf en daarvan is cliënten niet gebleken. Bovendien wordt betwijfeld of [klager] gezien zijn persoonlijke omstandigheden wel voor een vergunning in aanmerking zou kunnen komen. (…) Cliënten verzoeken deze melding te registreren en de ontvangst daarvan per kerend bericht te bevestigen en die maatregelen jegens [klager] te treffen die uw AFM geraden acht. (…)”

2.6     Bij brief d.d. 13 januari 2023 heeft verweerder een afschrift van de hierboven genoemde brief aan klagers advocaat gestuurd. Daarbij heeft verweerder klagers advocaat als volgt bericht:

         “(…) Dit brengt met zich mee, dat uw cliënt zijn activiteiten op het gebied van bemiddeling bij assurantiën onmiddellijk dient te staken, bij gebreke waarvan de AFM zal ingrijpen. Om te voorkomen dat de waarde van de portefeuille – waarvan 2/3 toebehoort aan mijn cliënten – volledig dreigt te verwateren, verzoek ik uw cliënt hierbij althans sommeer ik hem om binnen vijf dagen na heden zijn medewerking te verlenen aan een overdracht van deze portefeuille aan een thans bekende gegadigde VKG althans aan een door uw cliënt te introduceren hoger biedende derde.(…) ”

2.7     Bij e-mail d.d. 1 februari 2023 heeft verweerder X Verzekeringen als volgt bericht:

         “(….) Vanwege een ernstig conflict tussen partijen is namens mijn cliënten de vennootschap opgezegd per 1 januari 2023. De zoon van cliënten heeft als gevolg van die opzegging de volledige portefeuille meegenomen en het kantoorpand aan de [adres] inmiddels ontruimd. Gebleken is evenwel, dat de portefeuille wordt voortgezet door [klager]. Nu de VOF immers is beëindigd door opzegging dient vereffening plaats te vinden. Omdat [klager] volledige toegang heeft tot alle financiële administratie en tot de voormalige tot de VOF behorende bankrekeningen, verzoek ik u de huidige en toekomstige provisie aanspraken van de voormalige voorlopig nog – tot nader order onder u te houden – en vooralsnog niet uit te keren aan een der partijen, zulks in afwachting van een gerechtelijke uitspraak dan wel een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. (…) ”

2.8     Op 18 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend. Op 23 januari en 3 februari 2023 heeft klager de klacht aangevuld.

3 KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

1.  Verweerder heeft oneigenlijke druk uitgeoefend op klager door hem te sommeren tot betaling van een enorm bedrag, bij gebreke waarvan maatregelen van de AFM zouden volgen.

2.  Verweerder heeft de Wwft overtreden door, wetende dat zijn cliënt zich schuldig maakte aan belastingontduiking, die cliënt niet te melden bij de FUE en werkzaamheden te blijven verrichten voor die cliënt.

3.  Verweerder heeft diverse derden aangeschreven met leugens over klager en heeft klager in een kwaad daglicht geplaatst.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van de hierboven genoemde maatstaf beoordelen.

5.2     Klachtonderdeel 1

Klager verwijt verweerder, dat hij oneigenlijke druk heeft uitgeoefend op klager door hem te sommeren tot betaling van een enorm bedrag, bij gebreke waarvan maatregelen van de AFM zouden volgen. Klager heeft ter onderbouwing van dit klachtonderdeel verwezen naar het e-mailbericht van verweerder d.d. 13 januari 2023 aan klagers advocaat. De raad is van oordeel dat verweerder met deze e-mail is gebleven binnen de hierboven onder 5.1 geschetste bandbreedte. De e-mail is gesteld in zakelijke bewoordingen en van de inhoud en toon van het bericht kan verweerder naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klachtonderdeel 1 is derhalve ongegrond.

5.3     Klachtonderdeel 2

Klager verwijt verweerder verder, dat hij de Wwft heeft overtreden door, wetende dat zijn cliënt zich schuldig maakte aan belastingontduiking, die cliënt niet te melden bij de FUE en werkzaamheden te blijven verrichten voor die cliënt. Verweerder heeft dit onderdeel van de klacht weersproken. De raad heeft in de overgelegde stukken geen aanknopingspunten gevonden voor dit tuchtrechtelijk verwijt. Klager heeft ter onderbouwing van dit klachtonderdeel verwezen naar een e-mailbericht van verweerder d.d. 13 mei 2019, maar naar het oordeel van de raad blijkt uit dit e-mailbericht niet dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan het door klager verweten handelen. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt, is dit klachtonderdeel ongegrond.

5.4     Klachtonderdeel 3

     Klager verwijt verweerder tot slot dat hij diverse derden heeft aangeschreven met leugens over klager en klager in een kwaad daglicht heeft geplaatst. Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft klager onder meer verwezen naar de brief van verweerder aan de AFM d.d. 13 januari 2023. Verweerder heeft naar voren gebracht dat hem van de brief geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt omdat de belangen van zijn cliënten met verzending van de brief werden gediend. De raad volgt verweerder niet in dit verweer.

5.5     Naar het oordeel van de raad is de zin “Bovendien wordt betwijfeld of [klager] gezien zijn persoonlijke omstandigheden wel voor een vergunning in aanmerking zou kunnen komen.” onnodig grievend voor klager. Verweerder is, naar het oordeel van de raad, er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de belangen van zijn cliënten vergden dat de gewraakte zin in de brief werd opgenomen. De toelichting van verweerder ter zitting leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn verweer naar voren gebracht dat zijn cliënten geen langdurige arbitrageprocedure wensten, maar tot een spoedige vereffening van de vennootschap wilden komen. Naar het oordeel van de raad is, zonder nadere toelichting die niet is gegeven, het opnemen in de brief van de gewraakte uitlating niet noodzakelijk geweest om te komen tot een spoedige vereffening van de vennootschap. In zoverre is klachtonderdeel 3 gegrond.

5.6     Klager heeft ter onderbouwing van dit klachtonderdeel tevens verwezen naar het e‑mailbericht van verweerder d.d. 1 februari 2023 aan X Verzekeringen. De raad is van oordeel dat verweerder met deze e-mail is gebleven binnen de hierboven onder 5.1 geschetste bandbreedte. De e-mail is gesteld in zakelijke bewoordingen en van de inhoud en toon van het bericht kan verweerder naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Voor zover klachtonderdeel 3 betrekking heeft op andere correspondentie dan de brief aan de AFM d.d. 13 januari 2023, is het klachtonderdeel ongegrond

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij zich in de brief aan de AFM d.d. 13 januari 2023 onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. De raad acht in dezen de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) €   50,- reiskosten van klager;

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel 3 gegrond, voor zover de klacht betrekking heeft op de onder 5.5 weergegeven zin in de brief van verweerder aan de AFM d.d. 13 januari 2023, en voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. W. A.A.J. Fick-Nolet, M.J. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 november 2023.

Griffier                                                                          Voorzitter

Verzonden op: 20 november 2023