ECLI:NL:TAHVD:2023:207 Hof van Discipline 's Gravenhage 230244

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:207
Datum uitspraak: 20-11-2023
Datum publicatie: 22-11-2023
Zaaknummer(s): 230244
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag tegen beslissing geen advocaat aan te wijzen (art. 13). Klager wenst als oud-politicus diverse procedures te starten tegen zijn voormalige politieke partij, diverse media, zijn rechtsbijstandsverzekeraar en anderen. Het hof oordeelt dat de deken op goede gronden tot haar beslissing is gekomen. Klager blijft onvoldoende duidelijk in welke procedures hij concreet wil starten tegen welke concrete (rechts)personen. Zijn verzoeken en toelichtingen daarop wijzigen steeds. Voor zover daaruit gewenste procedures waren te destilleren, oordeelt het hof dat de deken op goede gronden heeft geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzing voor een redelijke kans van slagen is. Ook heeft verweerder een rechtsbijstandsverzekeraar die voor procedures tegen anderen dan de verzekeraar zelf de aangewezen persoon is om rechtsbijstand aan te verzoeken alvorens de deken daartoe te benaderen. Verder is in het verleden al een advocaat aangewezen aan klager, waar hij geen gebruik van de dienstverlening heeft gemaakt. Beklag ongegrond.

Beslissing van 20 november 2023

in de zaak 230244

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 3 augustus 2023. Klager heeft op 31 augustus 2023 bij de deken beklag ingediend tegen de beslissing van de deken. De deken heeft het bericht van klager op 1 september 2023 naar het hof van discipline (hierna: het hof) gestuurd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag van klager is op 1 september 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

  • het verweerschrift met bijlagen van de deken;
  • de repliek met bijlagen van klager;
  • de dupliek met bijlagen van de deken.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Klager heeft de deken op 1 mei 2023 gevraagd om een advocaat aan te wijzen. Dit verzoek is op 8 juni 2023 afgewezen. Vervolgens heeft klager de deken op 30 juni 2023 en 12 juli 2023 opnieuw verzocht om een advocaat aan te wijzen.

3,2 De deken heeft naar aanleiding van die verzoeken vragen gesteld aan klager om inzichtelijk te krijgen voor welke procedure(s) klager de bijstand van een advocaat wenst. De deken heeft geprobeerd de situatie van klager in kaart te brengen om te kunnen beslissen op het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat. De deken komt in haar beslissing van 3 augustus 2023 op de volgende samenvatting van klagers situatie:

Voorgeschiedenis
U heeft in 2016 besloten [de Stichting] op te richten. Doel is gedupeerde jongeren in een bepaalde branche te helpen met hun problemen. Vanaf begin 2016 bent u lastig gevallen door enorm veel daders, zoals u dat zelf formuleert. Er is naar uw mening sprake van onder andere laster, discriminatie, bedreiging. De meeste daders waren fotografen, journalisten, mediapersoneel en overheidspersoneel. U heeft aangiftes gedaan bij de politie, maar deze werden in de regel geweigerd. Sinds 2016 heeft u ook intensief contact gehad met [de rechtsbijstandsverzekeraar] om een oplossing te vinden.

U heeft een beroep gedaan op [de rechtsbijstandsverzekeraar] in verband met onrechtmatig handelen jegens u door 6 mediabedrijven en [politieke partij] naar aanleiding van een bericht van u op Facebook over bedreiging van een vriend door een persoon van Marokkaanse afkomst. [De rechtsbijstandsverzekeraar] heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat er geen redelijke kans op succes aanwezig is om partijen aan te spreken. In het kader van de geschillenregeling is op 2 oktober 2018 een bindend advies uitgebracht door een advocaat. Deze advocaat onderschreef het standpunt van [de rechtsbijstandsverzekeraar], behalve met betrekking tot de publicatie op de website van [de publieke omroep]. [De rechtsbijstandsverzekeraar] heeft u daarop op 15 april 2019 laten weten dat rechtsbijstand zou kunnen worden verleend bij een verzoek aan [de publieke omroep] om een artikel te verwijderen/een rectificatie te plaatsen.

U heeft een klacht tegen [rechtsbijstandsverzekeraar] ingediend bij Kifid. Kifid oordeelde dat onvoldoende is komen vast te staan dat de advocaat bij het opstellen van het bindend advies van de juiste informatie is uitgegaan. U werd niet aan het bindend advies gehouden. Uw vordering tot schadevergoeding werd afgewezen.

Mr. [V] wordt vervolgens om een second opinion gevraagd. Deze is van mening dat [de politieke partij] en [de publieke omroep] onrechtmatig jegens u hebben gehandeld, maar dat eerst in een procedure moet worden vastgesteld dat er sprake is van onrechtmatig handelen jegens u. Pas daarna komt de vraag over de omvang van de schade aan de orde (advies 30 juli 2020).

Vervolgens is behandeling overgedragen aan [Mr. G]. Deze heeft een concept brief aan [de politieke partij] opgesteld. [Mr. G] heeft de opdracht op 18 maart 2021 teruggegeven, omdat u enkele filmpjes online heeft gezet, die tot een storm van negatieve publiciteit hebben geleid. Er is zelfs strafvervolging ingesteld.

U heeft een klacht ingediend tegen [Mr. G] bij de deken van de Orde van Advocaten Amsterdam. U heeft ook een klacht tegen [de rechtsbijstandsverzekeraar] ingediend bij Kifid, omdat u van mening was dat [Mr. G] geen vergoeding voor verleende diensten mocht ontvangen en u eiste een schadevergoeding van [rechtsbijstandsverzekeraar]. Kifid oordeelde (uitspraak van 7 juli 2022) dat de declaraties van [Mr. G] ten onrechte op het kostenmaximum in mindering zijn gebracht. Er resteert voor de verdere behandeling van de zaak nog € 20.779,86 bij [de rechtsbijstandsverzekeraar]. Uw verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

U heeft op 14 juni 2021 de deken van de Orde van Advocaten Amsterdam gevraagd een advocaat aan te wijzen. Deze heeft op grond van artikel 13 Advocatenwet [Mr. B] als advocaat aangewezen. [Mr. B] heeft aan de aanwijzing door de deken gehoor gegeven. Omdat [Mr. B] kennelijk beperkt bereikbaar is, heeft u geconcludeerd dat hij niet de juiste persoon is om uw zaak te behartigen en u goed bij te staan. U heeft geen gebruik gemaakt van de diensten van [Mr. B]. U heeft dit aan de deken van de Orde van Advocaten te Amsterdam laten weten. Hoewel de stafjurist u heeft verzocht alle correspondentie omtrent het aanwijzingsverzoek toe te sturen, heeft u de vervolgcorrespondentie niet naar ons toegestuurd.

In 2021 heeft u tevens een nieuw verzoek om rechtsbijstand bij [de rechtsbijstandsverzekeraar] ingediend in verband met smaad en laster en belediging (leugens online door journalisten) jegens u. Tegenpartijen: Journalisten en mediabedrijven. Goede naam is aangetast door fotografen/journalisten en media bedrijven. U wilt dat alle artikelen gerectificeerd worden die leugens over u beschrijven en die uw privacy aantasten, smaad en lasteren. Daarnaast wenst u schadevergoeding wegens schade die u financieel en privé heeft opgelopen. U heeft een voorbeeld meegestuurd van een bericht in [de krant] over een aangifte, die door de [nieuwszender] is gedaan tegen u (“complotdenker [klager], voormalig kandidaat raadslid [politieke partij]”). De aangifte betreft een video, waarin u een theorie over undercoveragenten bespreekt. U spreekt over een zwarte lijst van fotografen en journalisten. Volgens u kunnen de journalisten beter vluchten uit Nederland, omdat u weet dat hen iets wordt aangedaan.

Op 23 maart 2022 heeft [de rechtsbijstandsverzekeraar] u bericht dat het verzoek om rechtsbijstand niet onder de dekking van de polis kon worden gebracht. Tegen deze beslissing van [de rechtsbijstandsverzekeraar] heeft u opnieuw een klacht ingediend bij Kifid. Kifid heeft u op 6 oktober 2022 laten weten de klacht niet verder te behandelen, omdat:

- Het taalgebruik niet respectvol is richting Kifid en [de rechtsbijstandsverzekeraar];

- U meerdere klachten heeft ingediend over de behandeling van de klachten door Kifid, daaruit blijk dat u geen vertrouwen heeft in Kifid;

- Uw klachten door de grote hoeveelheden stukken, veel extra werk met zich meebrengen;

- De taak van de geschillencommissie door uw wijze van procederen ernstig in het gedrang komt.

Overigens heeft [de rechtsbijstandsverzekeraar] u in haar verweerschrift van 31 augustus 2022 toegezegd dat er contact met u zal worden opgenomen om samen met u na te gaan of en zo ja welke juridische mogelijkheden u ten dienste staan om mogelijke schade als gevolg van smaad, laster of belediging te verhalen op [de krant]. In beginsel zal [rechtsbijstandsverzekeraar] deze rechtsbijstand zelf verlenen.

Op de vraag van de stafjurist of [de rechtsbijstandsverzekeraar] contact met u heeft opgenomen na 31 augustus 2022 en wat de uitkomst daarvan is geweest, heeft u geantwoord dat de zaak volledig op standby staat:

“Doordat de KIFID de zaak tegen [de rechtsbijstandsverzekeraar] zonder reden niet wilde behandelen wist ik niet meer wat ik moest doen en begon ik aangiftes te doen bij de hoge raad. De HR heeft mijn aangiftes niet aangenomen. Ook heb ik de ombudsman en andere instanties aangeschreven, alle instanties wilde mij niet helpen. Dus ik heb een dossier samengesteld voor het Europese hof voor de rechten van de mens om aangifte te doen tegen de staat omdat er voor mij als burger geen recht valt te halen. Dus [de rechtsbijstandsverzekeraar] heeft mij niet verder geholpen.” ”

3.3 De deken heeft het verzoek van klager vervolgens afgewezen op grond van de volgende redenen:

1. Het verzoek om aanwijzing van een advocaat is te weinig concreet. Zowel het geschil dat klager heeft als de aansprakelijk te stellen personen wisselen in klagers toelichtingen en zijn te algemeen geformuleerd.

2. Klager heeft een rechtsbijstandverzekering bij [de rechtsbijstandsverzekeraar], waar klager nog een beroep op lijkt te kunnen doen. Uit jurisprudentie van het hof van discipline blijkt dat een rechtszoekende met een rechtsbijstandverzekering geacht wordt een verzoek tot aanwijzing van een advocaat bij de verzekeraar te doen (HvD 20 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:99).

3. Een eerdere advocaat die klager bijstond – [Mr. G] - heeft zich aan klagers zaak onttrokken, omdat klager voor zijn zaak schadelijke filmpjes online heeft gezet. Dergelijk handelen zal ook door een andere advocaat als schadelijk worden gezien.

4. De Orde van Advocaten heeft eerder een advocaat aangewezen – [Mr. B] - van wiens diensten klager geen gebruik heeft gemaakt.

5. Een andere benaderde advocaat - [Mr. L] - heeft gemotiveerd geconcludeerd dat hij zeer weinig kansen ziet om op te treden tegen publicaties van diverse media. Klager heeft als oud-politicus immers meer te dulden aan kritiek dan een andere willekeurige persoon. Daarbij is in de betreffende mediaberichten ook aandacht besteed aan klagers standpunt, wat de rechter doorgaans als aanwijzing ziet dat de publicatie voldoende in evenwicht is. De gewenste procedure heeft in zoverre volgens deze advocaat geen redelijke kans van slagen.

Ten slotte heeft de deken opgemerkt dat zij enkel bevoegd is een advocaat aan te wijzen voor procedures in haar arrondissement, maar op basis van voornoemde argumenten heeft zij onvoldoende aanleiding gezien het verzoek van klager door te zetten naar een deken van een andere orde.

4 BEOORDELING

Beklag

4.1 Klager komt in beklag omdat volgens hem de beweringen van de deken niet kloppen. Er zijn volgens klager genoeg bewijzen van concrete misdaden en overtredingen van de overheden, de mediapartijen, [de politieke partij], KIFID en [de rechtsbijstandsverzekeraar]. Hij wil graag herziening van de beslissing van de deken en verwijst daartoe naar het dossier dat hij aan de deken heeft overgelegd. Klager verwijst naar een uitspraak van [V] over de strafbaarheid van het handelen van de media. Tevens beschikt klager over WOO-documenten, waaruit volgens klager blijkt dat de Tweede Kamer in samenwerking met journalisten smaad en laster heeft gepleegd. Klager voert aan dat hij niet begrijpt wat ene [Mr. L] te maken heeft met zijn zaak. Ten slotte wijst klager erop dat hij een rechtszaak heeft gewonnen tegen de korpschef van de recherche [locatie]. Klager heeft ook genoeg inspanningen gedaan om zelf een advocaat te vinden. Klager is voornemens de deken aan te klagen bij het EHRM.

Verweer deken

4.2 De deken heeft kort verweer gevoerd en verwezen naar de inhoud van haar beslissing. Het beklag bevat geen nieuwe gronden. De deken wijst erop dat het advies van [Mr. L] onderdeel is van het dossier dat klager aan de deken had overgelegd.

Repliek en dupliek

​​​​​​​4.3 Klager heeft in repliek meerdere geluidsfragmenten en voor zover volgens hem relevant voor dit beklag transcripties daarvan overgelegd. Het gaat daarin om het gesprek dat klager met de stafjurist van de deken heeft gevoerd. Klager verwijst naar de inhoud daarvan, omdat daaruit volgens hem blijkt waarom hij verschillende procedures tegen verschillende (rechts)personen wil starten. Tevens voert klager aan dat hij grote schade heeft geleden door de afwijzende beslissing van de deken en de vertraging die de procedure door het handelen van de deken heeft geleden. Klager gaat een procedure starten tegen de deken.

​​​​​​​4.4 De deken verwijst voor een samenvatting van het betreffende telefoongesprek tussen klager en de stafjurist naar de samenvatting die de stafjurist op 25 juli 2023 per e-mail aan klager heeft gezonden. Daarbij heeft de stafjurist klager in de gelegenheid gesteld die samenvatting aan te vullen. Van die mogelijkheid heeft klager geen gebruik gemaakt.

Toetsingskader

​​​​​​​4.5 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

​​​​​​​4.6 Het hof heeft het dossier van klager en de deken bestudeerd en komt, kort gezegd, tot de conclusie dat de deken (grotendeels) op juiste gronden heeft beslist het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat af te wijzen. Het hof zal het beklag daarom ongegrond verklaren.

​​​​​​​4.7 Ten eerste volgt het hof het oordeel van de deken dat klager zijn verzoek om aanwijzing van een advocaat onvoldoende overzichtelijk en concreet gemotiveerd heeft voorgelegd aan de deken. Het overleggen van een omvangrijk dossier, algemene verwijten over tal van instanties opsommen en in algemene bewoordingen naar de inhoud daarvan verwijzen, volstaat niet. Het is aan de verzoeker bij een verzoek ex artikel 13 Advocatenwet om aan de deken in een brief of e-mail gericht op een rij te zetten wat het probleem feitelijk enconcreet behelst, wie de wederpartij is volgens de verzoeker en waarom de verzoeker meent dat bijstand van een advocaat bij de gewenste procedure benodigd is.

Hoewel klager tot heden algemene verwijten opsomt zonder een feitelijke en concrete toelichting en onderbouwing daarbij te geven, heeft de deken (via haar stafjurist) in dit geval desondanks ruim inspanningen verricht om klager te helpen bij het concretiseren van zijn verzoek ex artikel 13 Advocatenwet. De stafjurist heeft uit het omvangrijke dossier van klager tal van procedures tegen diverse al dan niet bij naam genoemde (rechts)personen weten te destilleren, wat heeft geleid tot de beschrijving van de voorgeschiedenis als hiervoor aangegeven onder 3.2. In zijn beklag heeft klager tegen deze weergave geen gronden aangevoerd, dus het hof neemt ook deze voorgeschiedenis tot uitgangspunt.

Verder stelt het hof vast dat klager tot in repliek in de procedure bij het hof nog steeds in algemene bewoordingen ‘strooit’ met procedures die hij wil voeren tegen meerdere (rechts)personen. Inmiddels heeft hij de deken als wederpartij daaraan toegevoegd wegens de afwijzende beslissing en de door klager gestelde vertraging in de procedure.

Tot heden heeft klager zijn verzoek aldus onvoldoende concreet en gericht geformuleerd, waardoor het hof – als dit al de enige goede afwijzingsgrond van de deken zou zijn geweest - geen aanleiding ziet deze zaak terug te verwijzen naar de deken om daar opnieuw op te beslissen. Daargelaten het feit dat er ook voldoende inhoudelijke afwijzingsgronden zijn om het beklag ongegrond te verklaren, sluit het hof zich aan bij de eerste afwijzingsgrond van de deken.

​​​​​​​4.8 Ten tweede onderschrijft het hof de afwijzingsgrond van de deken dat een klager in eerste instantie zijn rechtsbijstandsverzekeraar dient te verzoeken om aanwijzing van een advocaat alvorens een beroep op artikel 13 Advocatenwet te doen bij een deken. In dit geval ligt dat gecompliceerd, omdat klager kennelijk ook een procedure tegen zijn rechtsbijstandsverzekeraar wil starten. In die situatie geldt voornoemd uitgangspunt niet. Desalniettemin blijft dit uitgangspunt gelden voor procedures die klager niet tegen de rechtsbijstandsverzekeraar start maar tegen andere wederpartijen. In zoverre heeft de deken op goede gronden de aanwijzing van een advocaat tegen andere wederpartijen afgewezen.

​​​​​​​4.9 De derde afwijzingsgrond van de deken volgt het hof niet. Het is aan een advocaat om met zijn cliënt te bespreken welk handelen de advocaat al of niet wenselijk vindt met het oog op de belangenbehartiging van die cliënt. In dit geval schaadt, volgens [Mr. G], het online plaatsen van filmpjes de zaak. De advocaat en de cliënt moeten daar onderling afspraken over maken. Dat [Mr. G] het handelen van klager onwenselijk vond en dit mogelijk tot een vertrouwensbreuk heeft geleid, kan in beginsel geen grond zijn voor afwijzing van het verzoek om een andere advocaat dan [Mr. G] aan te wijzen.  

​​​​​​​4.10 De vierde afwijzingsgrond van de deken heeft zij op goede gronden aangevoerd. Uit vaste jurisprudentie van dit hof volgt dat als een deken eerder al een advocaat heeft aangewezen en een verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van die advocaat bijvoorbeeld omdat hij het oneens is met diens aanpak, dat geen reden is om een nieuwe advocaat te verzoeken aan de deken (vgl. HvD 14 februari 2011, ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1409; HvD 10 juli 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:142; HvD 24 september 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:185). Deze grond is voldoende voor de afwijzing van het verzoek om aanwijzing van een volgende advocaat.

​​​​​​​4.11 Ten slotte heeft de deken zich terecht op het standpunt gesteld dat de gewenste procedures geen redelijke kans van slagen hebben en om die reden het verzoek ook kon worden afgewezen. Om die kans van slagen in te schatten, mag een deken gebruik maken van de inschatting van andere advocaten. In dit geval heeft de deken zich ter zake van de gewenste procedures tegen verschillende media gebaseerd op de inschatting van [Mr. L]. Ongeacht de vraag wie deze inschatting heeft verzocht aan [Mr. L], overweegt het hof dat deze inschatting van [Mr. L] niet onbegrijpelijk voorkomt. Het hof ziet geen reden van de inschatting van [Mr. L] af te wijken. Bij gebrek aan een redelijke kans van slagen van de procedures tegen de media, heeft de deken ook hier op goede grond beslist geen advocaat aan te wijzen voor deze procedures.

​​​​​​​4.12 De slotsom is dat de deken op goede gronden tot haar beslissing kon komen het verzoek van klager af te wijzen.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 3 augustus 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023 .

griffier                                                                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 20 november 2023 .