ECLI:NL:TADRAMS:2023:214 Raad van Discipline Amsterdam 23-723/A/DH/W

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:214
Datum uitspraak: 13-11-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Zaaknummer(s): 23-723/A/DH/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen: Wraking
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing; wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.

Beslissing van de Wrakingskamer van de 
Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 13 november 2023
in de zaak 23-723/A/DH/W
naar aanleiding van het verzoek om wraking van na te noemen tuchtrechters, 

ingediend door:


verzoeker


1    DE FEITEN
1.1    Bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) is een dekenbezwaar aanhangig van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag onder zaaknummer 23-414/DH/DH/D (hierna: het dekenbezwaar). Daarin is verzoeker de verweerder. Het dekenbezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 16 oktober 2023 door mr. A. van Luijck, als voorzitter, en mrs. W.R. Arema, A. Schaberg, M. Laning en R. de Haan, als leden (hierna: de tuchtrechters). Op die zitting heeft verzoeker de tuchtrechters gewraakt. 
1.2    Bij de raad is ook een klachtzaak aanhangig onder zaaknummer 23-424/DH/DH (hierna: de klachtzaak) met verzoeker als de verweerder en B als de klaagster. Deze zaak stond op hetzelfde tijdstip en dezelfde datum als het dekenbezwaar geappointeerd. 
1.3    De klachtzaak is voorafgaand aan het dekenbezwaar op de zitting door de tuchtrechters behandeld. Na sluiting van deze zaak is de behandeling van het dekenbezwaar aangevangen. Bij aanvang van de behandeling van het dekenbezwaar heeft verzoeker gevraagd of de deuren zouden worden gesloten. De tuchtrechters hebben dat opgevat als een daartoe strekkend verzoek. De tuchtrechters hebben zich over het verzoek beraden.  Verweerder heeft na hun terugkomst de tuchtrechters gewraakt.  
1.4    De tuchtrechters hebben niet berust in de wraking. 
1.5    De wrakingskamer van de raad (hierna: de wrakingskamer) heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van de volgende stukken: 
-    het proces-verbaal van de behandeling van het dekenbezwaar op de zitting van 16 oktober 2023, met hierin de gronden van het wrakingsverzoek; 
-    het proces-verbaal van de behandeling van de klachtzaak op de zitting van 16 oktober 2023, dat de raad met toestemming van verzoeker aan de wrakingskamer heeft toegezonden;
-    het verweer van de tuchtrechters van 30 oktober 2023, dat op 31 oktober 2023 aan verzoeker is toegezonden.   


2    BEOORDELING
Toetsingskader
2.1    Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de (tucht)rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.
Beoordeling wrakingsverzoek
2.2    Op grond van de stukken die aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggen, heeft de wrakingskamer het volgende vastgesteld. Op 16 oktober 2023 stonden tegen hetzelfde tijdstip zowel de klachtzaak van B als het dekenbezwaar geappointeerd. Beide richten zich tegen verzoeker. Ter zitting is eerst de klachtzaak van B behandeld. Na sluiting van deze zaak is de behandeling van het dekenbezwaar aangevangen. B heeft daarop gevraagd of zij in het publiek mocht plaatsnemen, hetgeen de voorzitter heeft toegestaan en waarna verzoeker een verzoek om behandeling met gesloten deuren heeft gedaan. De hierop volgende gang van zaken op de zitting heeft verzoeker ertoe geleid de tuchtrechters aan het begin van de behandeling van het dekenbezwaar op de zitting van 16 oktober 2023 te wraken. In het proces-verbaal van die zitting is over de gronden van het wrakingsverzoek het volgende opgenomen.  
“Verweerder: Ik maak er bezwaar tegen dat klaagster (…), in de zaal zit bij deze behandeling. Dat was niet zo afgesproken met de raad. Mevrouw mag hier niet bij zitten.
De voorzitter: Het is een openbare zitting. Zij doet niet meer mee aan de zaak, zij mag wel in de zaal zitten.
Verweerder: Nee, het zou gescheiden worden wegens mijn beroepsgeheim. Ik ga hier niet mee akkoord. Het is een zware inbreuk op mijn privacy. U had de zittingen ook op verschillende data kunnen doen. Ik heb duidelijk afgesproken dat het dekenbezwaar apart van de klachtzaak wordt behandeld. Er worden zaken over mijn cliënten besproken en zaken die over mij gaan. Ik wil niet dat andere cliënten daar bijzitten. Ik verzoek dat zij weggaan.
De voorzitter: Het is een openbare behandeling. Er zitten nog meer toehoorders in de zaal. Verzoekt u om een behandeling achter gesloten deuren?
Verweerder: Ja. Anders ga ik hier weg.
De voorzitter: Wij gaan ons terugtrekken om over uw verzoek na te denken.
De voorzitter onderbreekt de zitting voor een beraad in raadkamer. Na terugkomst deelt de voorzitter mede:
Ik zal u de beslissing van de raad mededelen. U verzoekt om het dekenbezwaar achter gesloten deuren te behandelen. U doet dat verzoek in verband met uw eigen privacy, uw geheimhoudingsplicht…
Verweerder: … en zoals met u afgesproken.
De voorzitter: Over dat laatste punt, u beroept zich op een afspraak: U hebt contact gehad met de griffie over het verzoek om…
Verweerder:… luister, als het niet wordt gedaan dan stop ik. Het is hier geen circus waar iedereen maar alles mag zien. U had het apart kunnen doen.
De voorzitter: Het is inderdaad geen circus, dus wilt u niet door mij heen praten. U beroept zich op afspraken die u zegt te hebben gemaakt met de griffie. Wij hebben de e-mail van de griffie erbij gepakt. De griffier heeft laten weten dat eerst de zaak van klaagster wordt behandeld. Daarna wordt het dekenbezwaar behandeld. Verder is u bericht dat u op de zitting uw eventuele bezwaren nog naar voren kunt brengen. Dat hebt u zojuist gedaan. U wilt dat het dekenbezwaar met gesloten deuren wordt behandeld…
Verweerder:… ik begrijp niet hoe het kan dat een cliënt weet van een dekenbezwaar. Mevrouw is beïnvloed. Ik wraak u. U bent partijdig. U houdt u niet aan de regels. U begint over de BA-verzekering die niet bij de klacht van mevrouw hoort. U hebt het over een getuigenverhoor. U vraagt of ik de zaak wel heb aangenomen. U bent niet onpartijdig. Het is in strijd met mijn privacy om cliënten bij de zaak te hebben die hier achter snoep zitten te eten, die zeggen op zitting dat ze zenuwachtig zijn maar buiten de zaal gewoon zitten te lachen. En om dan ook naar de verzekering te kijken. Het slaat nergens op. Ik belde net mijn advocaat. Die vindt ook dat het een schending van het beroepsgeheim is als je het met zoveel mensen erbij gaat bespreken. Het dekenstandpunt over het bemiddelingsgesprek, daar klopt sowieso niets van. Het is geknipt, geplakt en het klopt niet. De belangrijke stukken zijn eruit gelaten.
De voorzitter: U hebt ons gewraakt.”
2.3    De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek niet slaagt, nu niet is gebleken van subjectieve of objectieve vooringenomenheid bij de tuchtrechters. Ter toelichting geldt het volgende. Uit de onderliggende stukken is de wrakingskamer niet gebleken dat er tijdens de behandeling van het dekenbezwaar een beslissing is genomen door de tuchtrechters waaruit (de schijn van) vooringenomenheid blijkt. De tuchtrechters hebben terecht gesteld dat beslissingen over de procedurele gang van zaken op zitting in beginsel geen grond voor wraking opleveren. Voorzover verweerder betoogt dat de tuchtrechters de deuren uit eigener beweging hadden behoren te sluiten in verband met de aanwezigheid van klaagster in de voorgaande klachtzaak, geldt dat de behandeling door de raad een openbare zitting betreft. Dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, waardoor het sluiten van de deuren gerechtvaardigd zou zijn, is niet gebleken en levert ook overigens geen grond voor wraking op.  
2.4    Daarnaast geldt dat de vragen die de tuchtrechters tijdens de behandeling van de klachtzaak hebben gesteld, de wrakingskamer ook geen aanleiding geven om de onafhankelijkheid van de tuchtrechters in twijfel te trekken. Het enkele feit dat bepaalde vragen over die klachtzaak en het bijbehorende dossier (mogelijk) onwelgevallig kunnen zijn geweest voor verzoeker, maakt niet dat sprake is van vooringenomenheid. Voor zover de toelichting op het wrakingsverzoek gericht is tegen de inhoud van het dekenstandpunt, hebben tuchtrechters terecht gesteld dat dit hen niet raakt. Voor wat betreft de stelling van verzoeker dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van de tuchtprocedure op zowel persoonlijk als zakelijk vlak, hebben de tuchtrechters genoegzaam aangevoerd dat juist een inhoudelijke behandeling bedoeld is om ook aan deze aspecten aandacht te besteden, maar dat zij hier (nog) niet aan toegekomen zijn. Mocht verzoeker menen dat een behandeling met open deuren tot gevolg zou hebben dat er geen aandacht zal kunnen zijn voor deze omstandigheden, dan geldt dat ook dat geen grond voor wraking oplevert nu dit niet de onpartijdigheid van de tuchtrechters aantast. Daarbij tekent de wrakingskamer aan dat de tuchtrechters op de zitting niet toegekomen zijn aan een beslissing op het verzoek het dekenbezwaar achter gesloten deuren te behandelen, omdat de tuchtrechters toen al waren gewraakt door verzoeker. 
2.5    Op grond van het voorgaande verklaart de wrakingskamer het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal met toepassing van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen. 
        
BESLISSING
       De wrakingskamer:
- verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond; 
- bepaalt dat de behandeling van het dekenbezwaar met kenmerk 23-414/DH/DH/D zal worden hervat in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. 


Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en D. Horeman leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023. 

Griffier    Voorzitter
        

Verzonden op: 13 november 2023