ECLI:NL:TGZRSHE:2023:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4095

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2023:13
Datum uitspraak: 23-11-2023
Datum publicatie: 23-11-2023
Zaaknummer(s): H2022/4095
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Huisarts (in PI). Klachten: a) niets gedaan terwijl klager hernia heeft en regelgeving PI boven lichamelijke toestand klager gesteld, b) toezeggingen niet nagekomen, c) geen contact opgenomen met eigen huisarts klager.College: ongegrond. Huisarts had voldoende informatie en kon ondanks hernia advies één uur per dag aangepast werk binnen PI geven. Huisarts had beter kunnen volgen wat met advies werd gedaan, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Huisarts gaat niet over regime van vrijheden en beperkingen binnen PI.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 23 november 2023 op de klacht van:

[A],

wonende in [B],

klager,

tegen

[C],

huisarts,

werkzaam in [D],

verweerder, hierna: de inrichtingsarts.

1. De zaak in het kort

1.1 De inrichtingsarts is werkzaam in de penitentiaire inrichting (verder: PI) waar klager gedetineerd is geweest. Omdat hij niet werkte, was klager van een regime met meer vrijheden (verder: het groene regime) vanuit een andere PI, teruggezet naar een strenger regime (verder: het basisprogramma) in de PI waar de inrichtingsarts werkzaam is. Volgens klager zat hij een jaar onterecht in het basisprogramma, waardoor hij minder uren buiten de cel mocht doorbrengen. Dit had volgens klager voorkomen kunnen worden als de inrichtingsarts contact had opgenomen met de eigen huisarts en de toestand van klager serieus had genomen.
 

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de inrichtingsarts niet verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 14 april 2022;
  • de aanvulling op het klaagschrift;
  • de brief van klager van 8 mei 2022;
  • de brieven van de secretaris aan klager van 2 mei en 2 juni 2022;
  • de brief van klager van 29 juni 2022;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • de brief van klager van 4 november 2022;
  • de brief van de secretaris aan verweerder van 5 januari 2023;
  • de brief van verweerder van 2 februari 2023;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 13 april 2023;
  • de brief van verweerder van 28 september 2023 met aanvullend bewijsstuk;
  • de brief van klager van 30 september 2023 met aanvullend bewijsstuk.

2.2       De zaak is eerst behandeld in raadkamer en door het college verwezen naar een openbare zitting. De zaak is vervolgens behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2023. De partijen zijn verschenen. De inrichtingsarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. De feiten

3.1 Klager is al meer dan twintig jaar volledig arbeidsongeschikt vanwege chronische lage rugklachten. Door de neuroloog werd op 21 mei 2021 geconcludeerd dat sprake was van chronische recidiverende lage rugklachten. Er waren geen tekenen van radiculopathie, en er was geen operatie-indicatie. De neuroloog adviseerde onder meer om afwisselend te blijven bewegen en te starten met een revalidatietraject.

3.2 Van juni 2021 tot oktober 2022 is klager gedetineerd geweest. Op 17 augustus 2021 is hij vanuit de PI waar hij op dat moment verbleef (hierna: de vorige PI) overgeplaatst naar de PI waar de inrichtingsarts werkzaam is (hierna: de nieuwe PI). In de vorige PI was klager bij de intake voor arbeid in de PI arbeidsongeschikt geacht op grond van zijn medische voorgeschiedenis en zijn arbeidsongeschiktheid. Klager zat in het groene regime. In de nieuwe PI werd klager door de verpleegkundige gezien en werd de intakerapportage uit de vorige PI doorgenomen en een speciale matras geadviseerd. De inrichtingsarts heeft diezelfde dag de intake geaccordeerd, heeft een verwijzing voor fysiotherapie geschreven en een medisch matras aangevraagd. In de nieuwe PI is klager van het groene regime in het basisprogramma met minder vrijheden geplaatst.
 

3.3 In oktober 2021 heeft klager een blessure aan zijn voet opgelopen tijdens badminton. Hiervoor consulteerde hij de verpleegkundige, die hem op 26 oktober 2021 heeft doorverwezen naar de inrichtingsarts.

3.4 Op 27 oktober 2021 kwam klager bij de inrichtingsarts. De inrichtingsarts heeft toen het volgende in het medisch dossier van klager genoteerd (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):

S: sinds enkele dagen tintelen kleine teen re. 3 wk geleden sportongeval. bekend met lage rugklachten met uitstraling. heeft problemen met arbeid. al jaren wao. van groen naar basistraject

P: exp. c: zn bij onvoldoende verbetering en evt bij andere problemen ao”.

3.5 Op 9 november 2021 noteerde de inrichtingsarts het volgende:
S: klachten voet (hematoom onder voet en neuropathie kleine teen) verbeteren langzam. kan nog lang duren. bezwaar ingediend mbt status. […]
P: c: 4wk”.

3.6 Op 7 december 2021 heeft de inrichtingsarts het volgende vastgelegd in het dossier van klager:
S: loppt klacht over rood groen bij cie van advies. […]
P: c: zo nodig”.

3.7 Op 17 december 2021 heeft klager via de verpleegkundige een consult aangevraagd bij de inrichtingsarts, omdat hij een standpunt van de inrichtingsarts wilde over de arbeidsongeschiktheid.
Hierover heeft de inrichtingsarts op 22 december 2021 genoteerd:
“S: […] is uit basisprogramma, nu rood. wrsch omdat hij niet werkt?
P: navragen wat te doen”
.

3.8 Op 5 januari 2022 is genoteerd:
“S: kortgeleden problemen arbeid ter sprake gebracht. buiten in wao, al jaren. aangepaste werkzaamheden hier mogelijk mi.”.

3.9 Op 8 februari 2022 is het volgende vastgelegd:
“S: zit 22u/d op cel. door niet-werken? loopt klacht bij rjg. eind maart zitting. onduidelijke situatie over werken. kan mi aangepast werk verrichten. ondanks wao/revalidatietraject. nog 6 mnd hier.
P: denkt na of dat niet toch slim is. overlegt met thuis/advocaat. volgende week su”
.

3.10 Op 9 maart 2022 noteerde de inrichtingsarts:
“S: probeert 1u/d te werken. wil zich van goeie kant laten zien. hoopt zo weer groen te worden
P: ziekmeldingverklaring geschreven”
.

3.11. Op 6 april 2022 staat in het dossier van klager:
“S: situatie hetzelfde.3.12 Op 20 april 2022 noteerde de inrichtingsarts:

“S: voorstel om volledig aan het werk te gaan met rugbeperkingen. hij wil max 1u per dag met zelfde beperkingen. heeft brieven bij zich van specialist met MRI uitslag.
P: wil niet mee met mijn voorstel.”.

3.13 Hierna is klager niet meer bij de inrichtingsarts op het spreekuur geweest.

Klager heeft een verzoek tot bemiddeling ingediend bij de afdeling Gezondheidszorg van het NIFP (Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie) naar aanleiding van een klacht bij het hoofd zorg van de nieuwe PI over het medisch handelen. De conclusie van het NIFP luidde: “[klager] vindt dat hij binnen de PI niet hoeft te werken omdat hij buiten detentie arbeidsongeschikt is verklaard. De arts van de PI heeft echter aangegeven dat hij binnen detentie wel in staat moet worden geacht om bepaalde werkzaamheden te kunnen verrichten. Uit het dossier kan ik verder niet opmaken waarop dit advies van de arts is gebaseerd en voor welke werkzaamheden in de PI, die op dit moment worden aangeboden, dat geldt. […]”

3.14     In oktober 2022 is klager in vrijheid gesteld.

4. De klacht en de reactie van de inrichtingsarts

4.1 Klager verwijt de inrichtingsarts dat hij:

  1. ondanks dat er bij klager een hernia is vastgesteld, niets doet. De inrichtingsarts stelt daarbij de regelgeving van de nieuwe PI voorop in plaats van de lichamelijke toestand van klager;
  2. eerdere toezeggingen niet nakomt, verdraait en niets hierover op papier zet;
  3. geen contact heeft opgenomen met de eigen huisarts van klager (hierna: de eigen huisarts) die hij beroepshalve kent.

4.2 De inrichtingsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
 

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de inrichtingsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende inrichtingsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de inrichtingsarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is in principe niet genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Klachtonderdeel a) ondanks dat er bij klager een hernia is vastgesteld, doet de inrichtingsarts niets. De inrichtingsarts stelt daarbij de regelgeving van de nieuwe PI voorop in plaats van de lichamelijke toestand van klager.

5.2 De inrichtingsarts heeft aangevoerd dat hij zich verdiept heeft in de klinische situatie van klager toen hij betrokken raakte bij de zorgverlening aan hem. Uit het dossier van klager en met name uit de brief van de neuroloog, waar klager in mei 2021 was geweest, bleek dat klager chronische lage rugklachten had en dat op dat moment geen sprake was van een hernia. De inrichtingsarts zag hoe klager zich in de nieuwe PI voortbewoog. In de spreekkamer zag de inrichtingsarts niet dat klager pijn leed. Het beleid rond rugklachten in het algemeen is in de loop der jaren veranderd en het advies is om in beweging te blijven. Dit advies heeft de neuroloog ook gegeven. De inrichtingsarts probeerde daarom klager te motiveren om in de nieuwe PI toch arbeid te gaan verrichten en gaf klager het advies om aangepast werk te verrichten. Het plan was dat klager één uur per dag probeerde te werken.
 

5.3 Het werk zou wel met restricties zijn, maar in de PI is de meeste arbeid niet zodanig zwaar dat het belastend is voor de rug. In het huisartsenjournaal is opgenomen dat de inrichtingsarts op verschillende momenten heeft geprobeerd klager te bewegen tot het verrichten van aangepaste werkzaamheden. Op 9 maart 2021 staat in het dossier dat klager zal proberen één uur per dag te werken om zo weer in het groene regime te geraken. De inrichtingsarts heeft voor de overige uren een ziekmeldingsverklaring geschreven. Naar aanleiding van het gesprek met klager heeft de inrichtingsarts ook overleg gehad met de casemanager van de nieuwe PI.

5.4 De inrichtingsarts vertelde tijdens de zitting dat hij overigens niet altijd verneemt wat er gedaan wordt met zijn advies. Dit verloopt meestal via de gedetineerde, wanneer die weer op spreekuur komt of als de inrichtingsarts vragen krijgt van de werkmeester van de afdeling arbeid. Er zijn geen vragen gesteld door de werkmeester en klager is niet meer op het spreekuur verschenen. Klager stelde ter zitting dat de bewaker niets kon met het advies om een uurtje te werken. Klager zei dat hij vaak verzoekbriefjes heeft gestuurd aan de afdelingsleiding, maar daarmee is niets gebeurd. Het college is van oordeel dat dit de inrichtingsarts niet kan worden verweten, nu hij hierover nooit is geïnformeerd.

5.5 De reden dat de inrichtingsarts voor de overige uren een ziekmelding heeft afgegeven, is dat de term ‘arbeidsongeschiktheid’ in de PI niet meer mag worden gehanteerd en dat gesproken wordt van ‘ziekte’. Wanneer een gedetineerde ‘terecht ziek’ is, mag hij de arbeidsuren buiten de cel doorbrengen en krijgt hij doorbetaald. Wie ‘onterecht ziek’ is, wordt tijdens de uren van arbeid in de cel opgesloten en krijgt niet doorbetaald. Dit is conform de ‘Richtlijn Arbeid en ziekte in de justitiële inrichting’ van [E] (verder: de richtlijn). Het is volgens de inrichtingsarts en zijn gemachtigde zo dat een inrichtingsarts niet over arbeidsongeschiktheid beslist, maar een zelfstandige afweging maakt omtrent de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid in de PI. De inrichtingsarts brengt een advies uit aan de directeur van de PI en die neemt dan een besluit met gevolgen voor het regime van de gedetineerde (wel of niet ‘terecht ziek’).

5.6 De gemachtigde heeft uitgelegd dat arbeid in een PI van heel andere aard is dan buiten detentie. Iemand die buiten detentie arbeidsongeschikt is, kan goed in staat zijn deel te nemen aan bepaalde onderdelen uit het arbeidsprogramma binnen de PI, dat over het algemeen beperkt is tot 20 uur per week. Aangepast werk is mogelijk op grond van advies van de inrichtingsarts.

5.7 De inrichtingsarts heeft op grond van zijn inschatting van de medische situatie van klager geadviseerd om voor één uur per dag arbeid te verrichten. Hij heeft op verschillende momenten met klager gesproken over deelname aan de arbeid. Klager ontkent dit, maar op basis van wat hierover in het dossier is genoteerd en wat de inrichtingsarts hierover tijdens de zitting heeft verteld, concludeert het college dat dit met klager is besproken.                  De inrichtingsarts heeft dit advies vervolgens nog voorgelegd aan de casemanager van de PI. Dit was naar het oordeel van het college adequaat. Het college heeft geen reden aan te nemen dat de inrichtingsarts de regelgeving van de nieuwe PI heeft laten prevaleren boven de gezondheid van klager. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.


Klachtonderdeel b) de inrichtingsarts kwam eerdere toezeggingen niet na

5.8 Klager heeft in zijn klaagschrift gesteld dat de inrichtingsarts eerdere afspraken niet nakwam. De inrichtingsarts zou volgens klager een brief naar het afdelingshoofd sturen, waarin de inrichtingsarts zou adviseren dat klager één uur per dag arbeid zou verrichten en de andere drie uren de status arbeidsongeschikt zou krijgen, zodat hij bij terugkeer van de arbeid vrij kon rondlopen en twee keer per dag een uur mocht luchten in plaats van één uur per dag. Daarnaast zou klager twee keer per week naar recreatie mogen in plaats van één keer.

5.9 Het college concludeert op basis van de stukken en wat ter zitting is ingebracht, dat mogelijk sprake is van een misverstand omtrent de term ‘arbeidsongeschiktheid’. De inrichtingsarts heeft uitgelegd dat in de PI de term ‘arbeidsongeschiktheid’ niet meer mag worden gebruikt, maar dat van ‘ziekte’ moet worden gesproken. De inrichtingsarts heeft een brief geschreven, zij het summier van inhoud, waarin staat dat klager één uur per dag kan werken met een geldigheid tot 2 april 2022 en hij heeft een ziekmeldingsverklaring geschreven. Als een verklaring afloopt, komt iemand weer uit zichzelf terug op spreekuur. Dat is in dit geval niet gebeurd. Hoewel het dossier eveneens summier is, heeft het college geen aanwijzingen dat de inrichtingsarts zijn afspraken met klager niet is nagekomen. Het kan de inrichtingsarts niet worden verweten dat klager niet is (terug)geplaatst naar het groene regime, nu het niet tot zijn bevoegdheid behoort om daarover te beslissen en hij slechts adviseert aan de directeur. Dit klachtonderdeel is ook ongegrond.

Klachtonderdeel c) de inrichtingsarts nam geen contact op met de eigen huisarts

5.10 Klager heeft meerdere keren tegen de inrichtingsarts gezegd dat hij contact moest opnemen met de eigen huisarts, bij wie klager al dertig jaar patiënt is. De eigen huisarts is volgens klager immers op de hoogte van zowel de lichamelijke als geestelijke toestand van klager en beschikt over alle stukken van de neurologen en het behandelplan. Doordat de inrichtingsarts geen contact heeft opgenomen met de eigen huisarts, is klager van mening dat hij niet arbeidsongeschikt is gemeld in de nieuwe PI en daardoor is gedegradeerd naar het basisregime.

5.11 De inrichtingsarts heeft aangevoerd dat er geen aanleiding was om contact op te nemen met de eigen huisarts. Hij beschikte over voldoende informatie om in te kunnen schatten of klager wel of niet kon werken. De inrichtingsarts had schriftelijke informatie van de eigen huisarts en van twee neurologen uit twee verschillende ziekenhuizen. Daarnaast zag de inrichtingsarts klager regelmatig op zijn spreekuur en zag hij hoe klager zich in de nieuwe PI voortbewoog. De inrichtingsarts betwistte de klachten van klager niet, maar probeerde klager juist in beweging te krijgen, zoals ook de neuroloog had geadviseerd. De inrichtingsarts zou zeker contact hebben gezocht met de eigen huisarts, die hij professioneel goed kende, als hij meer informatie nodig had gehad om de medische situatie van klager te kunnen beoordelen in relatie tot het eventueel verrichten van arbeid.

5.12 Het college is van oordeel dat de inrichtingsarts actiever had mogen volgen wat met zijn advies aan klager werd gedaan, maar acht dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, mede gelet op de rol van de inrichtingsarts in de PI. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat de inrichtingsarts over onvoldoende informatie beschikte om tot het advies te komen dat klager aangepaste arbeid kon verrichten. Dat de inrichtingsarts van mening was dat hij geen nadere informatie nodig had, behoort tot de professionele beoordelingsvrijheid van de arts en dit is mede gelet op het toetsingskader hierboven bij 5.1 niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom

5.13 Uit de overwegingen in bovenstaande volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond.
     

Deze beslissing is gegeven door P.J.M. Rouwen, voorzitter, H.J.C. Smink, lid-jurist, A.H.M. van den Nieuwenhof, E. Jansen en B. van Ek, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. van der Hart, secretaris, en uitgesproken op 23 november 2023 doorK.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter.