Zoekresultaten 51-100 van de 13660 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7041
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:44
Klacht tegen huisarts over gemiste diagnose en onjuiste advisering ongegrond. Huisarts kon diagnose brandend maagzuur op basis van omschrijving klachten door klager en uitgevoerd lichamelijk onderzoek redelijkerwijs stellen. Geen concrete aanwijzingen voor andere kwaal, in het bijzonder hartklachten.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:53 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2409
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:53
Ongegronde klacht tegen een arts, destijds ANIOS werkzaam in verpleeghuis. Klaagster is een 89-jarige vrouw die in een verpleeghuis woont. Bij haar is 22 jaar geleden borstkanker vastgesteld, waarna een borstsparende operatie heeft plaatsgevonden. Eind 2022 zijn bij klaagster plekjes op haar borst ontstaan. De arts heeft die plekjes behandeld met ketoconazol/hydrocortison crème, in verband met verdenking van dermatomycose of eczeem. Aanvankelijk leek de uitgebreidheid en roodheid van de plekjes af te nemen, maar daarna trad er geen verbetering meer op. Na 12 weken behandeling heeft de arts een teleconsult aangevraagd bij de dermatoloog. Conform het advies werd klaagster verwezen naar het ziekenhuis, waar een mammogram werd gemaakt en een biopt genomen. Daaruit bleek dat sprake was van een teruggekeerde borstkanker (recidief mammacarcinoom ). Klaagster verwijt de arts dat zij nalatig en onzorgvuldig heeft gehandeld door de plekjes te blijven behandelen met een crème, terwijl zij niet wist wat het was, en niet eerder een dermatologisch consult aan te vragen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond en legt aan de arts de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt die beslissing omdat de arts in dit specifieke geval mocht vertrouwen op het oordeel van de specialisten ouderengeneeskunde dat geen sprake was van maligniteit. Gedurende twee maanden reageerde klaagster op de ingezette behandeling. Toen de behandeling stagneerde heeft de arts advies gevraagd aan de supervisor. Dat advies luidde om bij geen verbetering een dermatologisch consult aan te vragen. De arts heeft de huidafwijking daarna nog één keer behandeld met de zalf. Nadat zij een week afwezig was, heeft zij tijdens het eerstvolgende beoordelingsmoment geconstateerd dat verbetering uitbleef. De arts heeft vervolgens gehandeld conform het advies van de specialist ouderengeneeskunde door de dermatoloog in (tele-)consult te vragen. Alles overziend kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7002
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:45
Huisarts heeft gehandeld in strijd met richtlijn KNMG door een medische verklaring over eigen patiënt af te geven. Klacht gegrond. Geen maatregel, omdat huisarts zijn verantwoordelijkheid heeft willen nemen om verbetering te brengen in zorgelijke situatie van zijn patiënt en omdat de richtlijn is geschreven ter bescherming van de patiënt en niet van klagers.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:54 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2524
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:54
Ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. De moeder van klaagster verbleef in een verpleeghuis waar de verpleegkundig specialist werkt. Bij moeder was sprake van ernstig chronisch leverfalen en een dementieel syndroom. Moeder was vanaf begin juni 2022 niet meer goed aanspreekbaar. Ongeveer een week later is zij overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist dat zij klaagster ten onrechte niet als wettelijk vertegenwoordigster heeft aangemerkt, klaagster niet voldoende heeft geïnformeerd over de behandeling van haar moeder, haar moeder een verkeerde medische behandeling heeft laten ondergaan en haar moeder tegen haar wil medicatie heeft toegediend. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet ontvankelijk in de klacht voor zover deze ziet op de periode vóór begin juni 2022 en oordeelt dat de klacht voor het overige ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege beoordeelt de klacht over de hele periode en komt tot de conclusie dat de verpleegkundig specialist geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:48 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2327
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:48
Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster heeft in 2021 drie consulten gehad (waarvan één telefonisch) bij de bedrijfsarts in verband met fysieke en mentale klachten, waarvoor zij zich ziek had gemeld bij haar werkgever. Naast de consulten is er ook contact geweest via e-mail. Klaagster verwijt de bedrijfsarts - samengevat - dat zijn verslaglegging onvolledig en/of onjuist is en dat hij zich onbetrouwbaar opgesteld heeft. Ook heeft hij volgens klaagster in diverse opzichten onprofessioneel gehandeld en voldoet zijn klachtenprocedure niet aan de eisen die daarvoor gelden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond. Klaagster is van die beslissing in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep deels gegrond en legt aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping op.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:55 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2523
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:55
Ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De moeder van klaagster verbleef in een verpleeghuis waar de specialist ouderengeneeskunde werkt. Bij moeder was sprake van ernstig chronisch leverfalen en een dementieel syndroom. Een verpleegkundig specialist (eveneens aangeklaagd, C2024/2524) was vanaf de opname de regiebehandelaar van moeder. Moeder was vanaf begin juni 2022 niet meer goed aanspreekbaar. Ongeveer een week later is zij overleden. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij klaagster ten onrechte niet als wettelijk vertegenwoordigster heeft aangemerkt, klaagster niet voldoende heeft geïnformeerd over de behandeling van haar moeder, haar moeder een verkeerde medische behandeling heeft laten ondergaan en haar moeder tegen haar wil medicatie heeft toegediend. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet ontvankelijk in de klacht voor zover deze ziet op de periode vóór begin juni 2022 en oordeelt dat de klacht voor het overige ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege beoordeelt de klacht over de hele periode en komt tot de conclusie dat de specialist ouderengeneeskunde geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:49 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2413
- Datum publicatie: 02-04-2025
- Datum uitspraak: 02-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:49
Gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft gedurende enkele maanden een behandelrelatie gehad met een cliënt die gedurende het behandeltraject verliefde gevoelens voor haar heeft ontwikkeld. Deze gevoelens worden vervolgens besproken in de therapie, waarna deze lijken te verdwijnen of in ieder geval minder aanwezig zijn. Als de gevoelens weer terugkomen, beëindigt de gz-psycholoog de behandelrelatie. Een dag na het beëindigen van de behandelrelatie is er op initiatief van de cliënt een e-mailwisseling tussen de cliënt en de gz-psycholoog. Een paar dagen later neemt de gz-psycholoog via WhatsApp contact op met de cliënt. Vanaf dat moment ontstaat er gedurende enkele maanden een intensief contact tussen de cliënt en de gz-psycholoog. Hierbij gaat het om frequent WhatsAppcontact, e-mails, het delen van privéfoto’s en drie persoonlijke afspraken, waarbij eenmaal de minderjarige dochter van de gz-psycholoog aanwezig is. Na die eerste maanden van intensief contact is er gedurende enkele jaren sprake van minder intensief en onregelmatig contact. De Inspectie verwijt de gz-psycholoog dat zij ernstig grensoverschrijdend heeft gehandeld en haar beroepsgeheim heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen over het grensoverschrijdend handelen en de schending van de geheimhoudingsplicht gegrond en heeft aan de gz-psycholoog de maatregel opgelegd van een voorwaardelijke ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om de maatregel van ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven onder voorwaarden op te leggen. Verder is ook het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de gz-psycholoog door het zeer intensieve contact dat zij onderhield met de cliënt ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook heeft de gz-psycholoog naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege haar geheimhoudingsplicht geschonden door met de cliënt over andere cliënten te praten. Het Centraal Tuchtcollege komt tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan ontzegging van het recht om opnieuw in het BIG-register te worden ingeschreven.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7152
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:70
Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. De moeder van klaagster (patiënte) is behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is overleden. De internist heeft enkele keren gesproken met patiënte en klaagster, als vervanger van de hoofdbehandelaar van patiënte. Klaagster verwijt de internist dat zij patiënte en klaagster heeft afgesnauwd. Klaagster heeft van de gesprekken met de internist heimelijk geluidsopnames gemaakt. Deze geluidsopnames zijn met transcripties aan het college overgelegd. Op grond van de geluidsopnames is het college van oordeel dat er geen sprake is geweest van een ongepaste bejegening, laat staan afsnauwen. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:77 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7149
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:77
Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Patiënte kwam vanuit het verpleeghuis naar de SEH in verband met benauwdheidsklachten. In de avond is patiënte met een zorgambulance naar het verpleeghuis teruggegaan. Klaagster verwijt de arts dat zij geen terugkoppeling heeft gegeven over morfinebehandeling aan het verpleeghuis en dat zij totaal onbegripvol en respectloos was naar patiënte en haar familie. Dat de arts geen terugkoppeling heeft gegeven blijkt niet uit het medisch dossier. Het telefonisch informeren van het avondhoofd van het verpleeghuis en het meegeven van de SEH status met patiënte, toen zij werd teruggebracht naar het verpleeghuis, getuigt van een zorgvuldige handelwijze. De klacht over de bejegening is ook kennelijk ongegrond.Kenmerk: onvoldoende informatie
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7153
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:71
Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. De moeder van klaagster (patiënte) is behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is overleden. De chirurg heeft met patiënte en klaagster gesproken, en uitgelegd dat er op dat moment geen voordeel te behalen was bij een leverresectie. Volgens klaagster heeft de chirurg tijdens dit consult gezegd dat hij, na het afronden van de chemotherapie, bereid was om nogmaals te kijken of een operatie mogelijk was. Klaagster verwijt de chirurg dat hij deze afspraak niet is nagekomen. Klaagster heeft van het gesprek met de chirurg heimelijk een geluidsopname gemaakt. Deze geluidsopname is met transcriptie aan het college overgelegd. Op grond van de geluidsopname is het college van oordeel dat de chirurg duidelijk en netjes heeft uitgelegd waarom een operatie op dat moment niet mogelijk was. Uit de geluidsopname blijkt niet dat er een vaststaande afspraak is gemaakt om na de chemotherapie opnieuw een afspraak met patiënte in te plannen. De chirurg heeft na het consult niet nogmaals een verzoek ontvangen om een operatie te heroverwegen. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7154
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:72
Kennelijk ongegronde klacht tegen een AIOS internist-oncoloog. De moeder van klaagster (patiënte) is, in het ziekenhuis waar de arts werkzaam was, behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is overleden. In de nacht dat de patiënte opgenomen werd op de SEH van een ander ziekenhuis heeft de arts aan dat ziekenhuis informatie gegeven over de prognose van de patiënte. Klaagster verwijt de arts dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt over de levensverwachting van patiënte, met als gevolg dat de patiënte is overleden, omdat zij geen medische behandeling meer kreeg. Het college is van oordeel dat de arts geen onjuiste informatie heeft verstrekt en dat hij een juist advies heeft gegeven. De arts was als zesdejaars AIOS ook bevoegd om deze informatie zelfstandig te geven. Het is zorgvuldig dat hij ook nog heeft overlegd met de hoofdbehandelaar van patiënte. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7155
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:73
Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. De moeder van klaagster (patiënte) is behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is overleden. De internist was de hoofdbehandelaar van patiënte. Klaagster is, kort gezegd, niet tevreden over de medische behandeling die de patiënte heeft gekregen. Het college is van oordeel dat de internist conform de (destijds) geldende Richtlijn Borstkanker heeft gehandeld. Zo is het conform de richtlijn dat patiënte bij de nacontroles op de mama poli steeds is gezien door de verpleegkundig specialist en niet door de internist. Ook is de duur van de hormoontherapie voldoende geweest. Verder is het college van oordeel dat de behandelingen die de internist heeft ingezet, juiste behandelingen zijn geweest voor patiënte in haar conditie en dat zij voldoende heeft gereageerd op de (pijn)klachten van patiënte. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7144
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:74
Ongegronde klacht tegen een longarts. De moeder van klaagster (patiënte) had uitgezaaide borstkanker. Patiënte stond bij de longarts onder behandeling voor longklachten. Klaagster is niet tevreden over de zorg die patiënte kreeg. Zij verwijt de longarts onder meer dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en dat de behandeling onvoldoende was. Het college kan de stappen die de longarts heeft gezet om tot de diagnose te komen volgen. Uit het dossier blijkt dat de longarts heeft gereageerd op de hulpvragen op het moment dat deze bij hem terechtkwamen. Dat er geen indicatie was voor opname in het ziekenhuis, acht het college navolgbaar. Verder is niet gebleken dat er sprake was van onvoldoende begeleiding door de longarts bij de achteruitgang van de longen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7146
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:75
Ongegronde klacht tegen een longarts. De moeder van klaagster (patiënte) had uitgezaaide borstkanker. Ze had longklachten en was vaak benauwd. Klaagster is niet tevreden over de zorg die patiënte kreeg. Het college oordeelt dat klaagster ontvankelijk is, maar dat de klacht ongegrond is. De longarts heeft beoordeeld dat een pleurapunctie niet zinvol was, omdat er op dat moment geen indicatie voor was. Verder heeft de longarts besproken dat het vanwege de multiproblematiek wellicht beter zou zijn om alle zorg in één ziekenhuis onder te brengen. Het college acht deze wijze van handelen zowel medisch als menselijk gezien zorgvuldig. Een paar dagen later was de longarts medeverantwoordelijk voor het afspreken van een code B beleid. Het college is van oordeel dat dit beleid op medische gronden terecht is afgesproken en dat patiënte en haar familie daarover adequaat en correct zijn geïnformeerd. Voor het overige is de klacht ook ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:76 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7147
- Datum publicatie: 01-04-2025
- Datum uitspraak: 01-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:76
Kennelijk ongegronde klacht tegen een longarts. Klaagster verwijt de longarts dat hij geen behandeling heeft voorgesteld voor de dyspnoeklachten en/of geen zuurstofbeleid heeft opgesteld voor het toedienen van zuurstof. Het college is van oordeel dat, gelet op de bloedgaswaarden, de zuurstofdosering een juiste dosering was. De longarts kan ook geen verwijt worden gemaakt dat hij patiënte niet naar huis had mogen sturen, nu dit niet onder zijn verantwoordelijkheid is gebeurd. De klacht is kennelijk ongegrond.Kenmerk: onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7419
- Datum publicatie: 31-03-2025
- Datum uitspraak: 28-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:38
Klager en verweerder zijn tandarts in dezelfde plaats. De verhoudingen tussen beide tandartsen zijn al jaren ernstig verstoord en er zijn over en weer al diverse procedures gevoerd, waaronder meerdere tuchtrechtelijke procedures. Klager verwijt verweerder in deze zaak ernstig oncollegiaal gedrag en het niet verstrekken van medische dossiers van naar klager overgestapte patiënten. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is en gedeeltelijk gegrond. Vaststaat dat verweerder de dossiers van overgestapte patiënten op hun verzoek niet aan klager als opvolgend tandarts verstrekt maar aan de patiënten zelf. Op grond van artikel 4.3.3 van de KNMT-richtlijn Patiëntendossier dient een dossier, wanneer een patiënt daarom verzoekt, rechtstreeks aan de opvolgend tandarts ter beschikking te worden gesteld. Het ter beschikking stellen van het dossier aan de patiënt zelf geeft geen zekerheid dat de opvolgend tandarts de beschikking krijgt over het volledige patiëntendossier. Het college legt verweerder geen maatregel op voor het gegrond verklaarde klachtonderdeel. Hierin heeft het college onder meer laten meewegen dat de ernstig verstoorde verhoudingen tussen partijen in dit geval in overwegende mate hebben bijgedragen aan de wijze van handelen van verweerder. Van een weigerachtigheid om patiëntendossiers te verstrekken is in algemene zin geen sprake geweest.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7410
- Datum publicatie: 28-03-2025
- Datum uitspraak: 28-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:67
Deels gegronde klacht tegen een psychiater zonder oplegging van een maatregel. De psychiater was als hoofdbehandelaar betrokken bij de behandeling van de moeder van klaagster toen deze was opgenomen in het ziekenhuis. Klaagster verwijt de psychiater dat hij daarbij klachtwaardig heeft gehandeld door de somatische problemen van klaagster te onderschatten, geen regelmatig multidisciplinair overleg in te plannen en geen coördinerende rol als hoofdbehandelaar heeft aangenomen. Voorts wordt de psychiater verweten dat hij heeft besloten tot electroconvulsietherapie en dat heeft voortgezet, geen controle op de vochtinname van patiënte heeft gehad, onvoldoende en inadequate zorg heeft verleend op de dag van de overplaatsing van patiënte en de familie daarover niet heeft geïnformeerd, heeft nagelaten volledige verslaglegging te doen en onzorgvuldig heeft gecommuniceerd jegens patiënte en klaagster. De psychiater heeft gereageerd op de verschillende klachtonderdelen en het college verzocht om bij een (gedeeltelijke) gegrondverklaring te overwegen geen maatregel op te leggen. Het college is van oordeel dat de communicatie jegens patiënte en klaagster gedeeltelijk gegrond is, de psychiater is daarin tekortgeschoten. Het college stelt evenwel ook vast dat de psychiater klaagster daarvoor meerdere malen, ook nog ter terechtzitting bij het college, zijn excuses heeft aangeboden. Daarnaast is duidelijk gemaakt dat de psychiater, en de afdeling waar hij werkzaam is, lering heeft getrokken uit hetgeen is voorgevallen en dat substantiële verbeteringen zijn doorgevoerd. In al die omstandigheden, in onderling verband bezien, vindt het college aanleiding om aan de psychiater geen maatregel op te leggen. Deels gegronde klacht zonder oplegging van een maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7447
- Datum publicatie: 28-03-2025
- Datum uitspraak: 28-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:68
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster is in 2022 in behandeling gekomen bij het FACT-team dat ambulante zorg aan haar verleende. Met een korte onderbreking is klaagster daar tot maart 2024 onder behandeling geweest. Verweerster was als psychiater verbonden aan dat FACT-team en in die hoedanigheid betrokken bij de behandeling van klaagster. Klaagster heeft meerdere klachten met betrekking tot de door de psychiater aan haar verleende zorg, onder meer over het ontbreken van een EMDR-behandeling en het voorschrijven van medicatie. De psychiater heeft verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.Kenmerk: geen of onvoldoende zorg
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7525
- Datum publicatie: 28-03-2025
- Datum uitspraak: 28-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:69
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager is vanaf 2021 ambulant in behandeling bij de GGZ. Hij is daar ook meerdere keren voor (langere) periodes opgenomen. De psychiater is vanaf 2022 als psychiater van het FACT-team diverse malen bij de ambulante behandeling van klager betrokken geweest en van april 2024 tot augustus 2024 als ambulant regiebehandelaar. Klager verwijt de psychiater dat zij hem niet heeft geïnformeerd dat hij na het aflopen van de zorgmachtiging op 14 februari 2024 niet meer verplicht was om in de kliniek te verblijven. Voorts heeft klager diverse klachten in het kader van de verleende zorgmachtigingen, de overdracht van psychiater(regiebehandelaar) naar een andere psychiater en het gedrag van de psychiater bij een gesprek over de euthanasiewens van klager. De psychiater voert verweer en heeft verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Uit de overwegingen van het college volgt dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.Kenmerk: onvoldoende zorg.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7421
- Datum publicatie: 27-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:36
Klaagster verwijt verweerder, onder meer, dat hij de behandeling van haar – door suïcide overleden – echtgenoot heeft overgelaten aan een niet BIG-geregistreerde systeemtherapeut, ondanks de ernst van de problematiek, en dat hij als regiebehandelaar eerder had moeten ingrijpen in het behandelproces. Volgens klaagster heeft verweerder niet de zorg verleend die haar echtgenoot nodig had. Ook zou verweerder ten onrechte de door de systeemtherapeut geleverde zorg hebben gedeclareerd, terwijl die normaliter niet wordt vergoed. De klacht is ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7749
- Datum publicatie: 27-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:34
Klacht tegen huisarts. Klager is gezaghebbende vader van een 11-jarige dochter. Met het oog op een ondertoezichtstellingsprocedure bij de rechtbank heeft verweerster (niet de eigen huisarts van moeder of dochter) in opdracht van moeder, zonder toestemming van klager, de dochter onderzocht. Ook legt zij een schriftelijke verklaring af waarin zij belastende uitspraken over klager heeft opgenomen, zonder vader gesproken te hebben of hem weerwoord te geven. Zij onthoudt klager bovendien informatie. Klacht gegrond. Gedeeltelijke ontzegging.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7422
- Datum publicatie: 27-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:35
Klaagster verwijt verweerder, onder meer, dat hij de behandeling van haar – door suïcide overleden – echtgenoot heeft overgelaten aan een niet BIG-geregistreerde systeemtherapeut, ondanks de ernst van de problematiek, en dat hij als regiebehandelaar eerder had moeten ingrijpen in het behandelproces. Volgens klaagster heeft verweerder niet de zorg verleend die haar echtgenoot nodig had. Ook zou verweerder ten onrechte de door de systeemtherapeut geleverde zorg hebben gedeclareerd, terwijl die normaliter niet wordt vergoed. De klacht is ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:38 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2497
- Datum publicatie: 26-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:38
Klager verwijt de huisarts met klachtonderdeel a dat hij hem jarenlang allerlei medicijnen heeft laten slikken, terwijl hem — behalve zere voeten — eigenlijk niets mankeerde. Volgens klager zijn door alle medicatie zijn maag en darmen blijvend beschadigd en heeft hij zich jarenlang een zombie gevoeld. Het Centraal Tuchtcollege concludeert dat de huisarts als het gaat om de evaluatie en het monitoren van het medicatiegebruik door klager onvoldoende de regie heeft genomen en te passief is geweest. Hij heeft daarmee niet de zorg verleend die van hem mocht worden verwacht en is niet gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. De huisarts kan hiervan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het Regionaal Tuchtcollege klachtonderdeel a ten onrechte ongegrond heeft verklaard.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:47 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2616 verzet
- Datum publicatie: 26-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:47
De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager op dezelfde gronden als het Regionaal Tuchtcollege afgewezen, omdat de door klager geformuleerde klachten niet vallen onder de eerste tuchtnorm dan wel onder de tweede tuchtnorm. Klager is van deze beslissing in verzet gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het verzet ongegrond. De door klager in het verzetschrift aangevoerde argumenten zijn onvoldoende concreet en steekhoudend om tot een ander oordeel dan de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege te komen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het verzetschrift van klager ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7071
- Datum publicatie: 26-03-2025
- Datum uitspraak: 26-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:39
Kennelijk ongegronde klacht tegen verpleegkundige, die medisch advies heeft uitgebracht over de vraag of klager (een minderjarige asielzoeker) kan worden gehoord door de IND. Het rapport voldoet aan de daarvoor geldende eisen. Dat achteraf (na specifiek psychologisch en medisch onderzoek) is gebleken dat klager meer medische klachten heeft dan de verpleegkundige heeft geconstateerd, kan haar niet worden tegengeworpen. Van de wijze waarop de organisatie is ingericht, kan de verpleegkundige geen verwijt worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7184
- Datum publicatie: 26-03-2025
- Datum uitspraak: 26-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:40
Klacht tegen een plastisch chirurg na uitvoeren secundaire borstreconstructie met Tissue Expander. Klaagster wenste reconstructie met eigen weefsel. Zij verwijt de plastisch chirurg dat hij niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht, omdat hij niet heeft gewezen op een trial in een academisch ziekenhuis met autologe vettransplantatie, en dat er geen gezamenlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7036
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:64
Deels niet-ontvankelijke en deels kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De dochter van klaagster is met een rechterlijke machtiging is opgenomen in een GZ-instelling. De verpleegkundige is aldaar werkzaam en als behandelcoördinator betrokken bij de behandeling van de dochter. Klaagster is ontevreden over de informatieverstrekking door de verpleegkundige en kan geen contact krijgen met haar dochter. Voorts klaagt zij over de behandeling van haar dochter en haar welzijn. Klaagster heeft naar het oordeel van het college niet (of althans onvoldoende) aannemelijk gemaakt dat zij namens haar dochter klaagt. Daarnaast is het college van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat de dochter wilsbekwaam is, nu klaagster de wilsonbekwaamheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit oordeel vindt bevestiging in de omstandigheid dat de dochter zelfstandig en met succes, bij de rechtbank een verzoek tot ontheffing van haar moeder uit het mentorschap heeft ingediend. Het college komt tot het oordeel dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is voor zover de klacht betrekking heeft op de behandeling van/zorg voor de dochter. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen heeft klaagster niet onderbouwd dat ter zake van de verpleegkundige een verwijt kan worden gemaakt. Anders dan klaagster kennelijk meent is de verpleegkundige niet aan te merken als de ‘leidinggevende’ van de instelling.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7502
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:65
Deels gegronde klacht tegen kaakchirurg. De kaakchirurg heeft bij klaagster (in vervolg op een grotere operatie om haar gezicht te vervrouwelijken) een liplift uitgevoerd. Klaagster verwijt de kaakchirurg (in de kern genomen) dat zij het medisch dossier niet goed heeft bijgehouden, de liplift-operatie onjuist heeft uitgevoerd en bij een daaropvolgende ingreep niet goed met klaagster heeft afgestemd en vervolgens is afgeweken van het afgesproken operatieplan. Het college komt tot het oordeel dat de kaakchirurg ten aanzien van de dossiervorming en het overleg met patiënt over het te gebruiken hechtmateriaal tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht is deels gegrond. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7661
- Datum publicatie: 25-03-2025
- Datum uitspraak: 25-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:66
Gegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen een verpleegkundige. Het college onderschrijft het betoog van de IGJ dat het gedrag van de verpleegkundige dermate grensoverschrijdend is, dat dit ernstig in strijd is met de professionaliteit die van iedere redelijk handelende verpleegkundige verwacht mag worden. De verpleegkundige heeft door zijn handelen het vertrouwen van de cliënten die zich in een kwetsbare positie bevonden, ernstig geschaad. Het college constateert dat er sprake is van een patroon in het handelen van de verpleegkundige waarin hij herhaaldelijk de grenzen van het toelaatbare opzoekt en daar vervolgens overheen gaat. De verpleegkundige heeft weliswaar erkend dat hij (wellicht) anders had moeten handelen, maar het college heeft niet de indruk dat de verpleegkundige zich voldoende realiseert welke impact zijn handelen heeft gehad dan wel had kunnen hebben op patiënten. Het enkele gegeven dat de verpleegkundige nu niet in het BIG-register staat ingeschreven, biedt geen bescherming voor het geval de verpleegkundige toch weer in de zorg zou gaan werken. Volgt doorhaling inschrijving in het BIG-register en verbod tot wederinschrijving.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7391
- Datum publicatie: 24-03-2025
- Datum uitspraak: 20-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:37
Klacht tegen huisarts. Het college is van oordeel dat niet gebleken is dat de huisarts onzorgvuldig of onjuist en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/7976
- Datum publicatie: 24-03-2025
- Datum uitspraak: 20-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:32
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. De klacht heeft betrekking op het gebrek aan zorg aan iemand anders. Klager kan niet als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7680
- Datum publicatie: 24-03-2025
- Datum uitspraak: 20-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:33
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen intensivist kennelijk ongegrond. Klagers zijn de nabestaanden van patiënt. Patiënt is met longklachten opgenomen in het ziekenhuis, waar is vastgesteld dat sprake was van COVID-19 ARDS. Patiënt is vervolgens enige tijd later overgeplaatst naar een ander ziekenhuis, waar hij werd opgenomen op de corona-afdeling van de intensive care. Verweerster is hier als intensivist bij de behandeling van patiënt betrokken geweest. Na verschillende complicaties is de toestand van patiënt steeds verder verslechterd. Uiteindelijk is geconstateerd dat er geen verdere behandelmogelijkheden waren en is de behandeling van patiënt gestaakt. Patiënt is diezelfde dag overleden. Klagers maken verweerster verschillende verwijten over de behandeling. Op basis van het medisch dossier en de toelichting die verweerster daarop heeft gegeven, staat voor de voorzitter voldoende vast dat verweerster bij geen van deze handelingen betrokken is geweest omdat zij op geen van deze momenten dienst had. Dit betekent dat aan verweerster hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7678
- Datum publicatie: 21-03-2025
- Datum uitspraak: 18-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:30
Klacht tegen een verpleegkundige. De klacht gaat over de inmiddels overleden moeder/echtgenote van klagers (patiënte). Patiënte had een uitgebreide medische voorgeschiedenis en was onder andere bekend met COPD. Zij was hulpbehoevend en ontving thuiszorg. Tijdens de nachtdienst van 1 op 2 december 2019 diende de verpleegkundige bij een saturatiegehalte van 76%, 10 mg midazolam en 10 mg morfine toe. Patiënte is daarna niet meer wakker geweest en overleed later die dag. Klagers verwijten de verpleegkundige onzorgvuldig handelen, onder meer, door tegen de afspraken in en zonder overleg met een huisarts de medicatie toe te dienen. Verweerster meent volgens het zorgplan en de uitvoeringsverzoeken te hebben gehandeld, maar erkent wel dat zij niet met de echtgenoot heeft overlegd. Het college komt tot het oordeel dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en de klacht deels gegrond is, voor wat betreft het niet overleggen met de echtgenoot over het toedienen van de medicatie. Geen maatregel, niet doelmatig.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7263
- Datum publicatie: 21-03-2025
- Datum uitspraak: 14-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:31
Klacht tegen arts dat hij in zijn oordeel over de arbeidsgeschiktheid van klager geen medische informatie bij de behandelende artsen heeft opgevraagd, dan wel met die informatie geen rekening heeft gehouden, en dat hij een verkeerd advies heeft gegeven. De informatie is wel opgevraagd en is meegewogen. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7303
- Datum publicatie: 21-03-2025
- Datum uitspraak: 21-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:63
Deels gegronde klacht tegen een apotheker. In deze zaak is verweerder betrokken (geweest) bij de zorg voor klager in zijn rol als apotheker van de plaatselijke apotheek van klager. Klager klaagt in deze procedure over de fouten die volgens hem in de apotheek worden gemaakt en (met name) het gebrek aan reacties van de apotheker op de klachten van klager.Het college oordeelt dat klager de apotheker terecht diverse verwijten maakt. Deze verwijten zien niet zozeer op inhoudelijke fouten (zoals onjuiste verstrekking van medicatie) maar vooral op de gebrekkige communicatie en voorlichting van de apotheker, waaronder het niet reageren op klachten. In zoverre is er sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten. Dat er tussen de apotheker en klager (mogelijk) een zekere animositeit is ontstaan kan geen excuus zijn voor dit tekortschieten. Van de apotheker mag, als professioneel zorgverlener, een meer actieve en oplossingsgerichte houding worden verwacht. Waarschuwing. Publicatie.Kenmerk: overig
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2025:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7552
- Datum publicatie: 21-03-2025
- Datum uitspraak: 14-03-2025
- ECLI:NL:TGZRZWO:2025:29
Volgens de klacht heeft de verzekeringsarts geen objectieve sociaal-medische beoordeling gedaan in het kader van de Einde Wachttijd WIA, komt die beoordeling niet overeen met het medisch onderzoeksverslag en bevat het verdraaiingen en onjuistheden. Hiervoor is geen enkele aanwijzing. In de beoordeling is gangbare medische terminologie gebruikt, zonder ongebruikelijke of onjuiste formuleringen; de inhoud is gebaseerd op feitelijke constateringen gedaan bij eerdere medische onderzoeken. Klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6782
- Datum publicatie: 20-03-2025
- Datum uitspraak: 12-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:38
Physician assistant. Klacht: a) patiënte niet na de val met een ambulance heeft laten vervoeren naar het ziekenhuis, maar in plaats daarvan de volgende dag met een rolstoeltaxi;b) patiënte niet in lighouding heeft onderzocht, waardoor zij onnodig lang pijn heeft gehad. College: kennelijk ongegrond. Vervoer volgende ochtend met rolstoeltaxi, na overleg orthopeed en inzet extra pijnmedicatie, was passend. Onderzoek in lighouding had geen meerwaarde, niet gebleken dat patiënte onnodig lang pijn heeft gehad.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6928
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 19-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:35
Specialist ouderengeneeskunde (SO), ook Eerste Geneeskundige. Klacht 1) onduidelijk wie vanaf opname patiënte (moeder van klaagster) in woonzorgcentrum haar regiearts was. Daarom is SO medeverantwoordelijk voor verwijten aan collega-specialist ouderengeneeskundige (H2024-6929): 2) onvoldoende pijnbestrijding, 3) inconsistent beleid, 4) onduidelijk behandelplan, 5) onvoldoende voorlichting beleid palliatieve sedatie, 6) terughoudend beleid pijnbestrijding en palliatieve sedatie, 7) gebrekkige rapportage.College: Klachtonderdeel 1: kennelijk ongegrond. SO was regiebehandelaar patiënte in verpleeghuis. Vanaf opname in woonzorgcentrum niet meer bij zorg aan patiënte betrokken. Duidelijk daar niet SO regiebehandelaar, maar collega-specialist ouderengeneeskunde.Klachtonderdelen 2 t/m 7 over handelen als SO of regiebehandelaar: kennelijk ongegrond. SO na opname woonzorgcentrum niet meer als SO of regiebehandelaar bij zorg betrokken. Niet verantwoordelijk voor zorg door andere artsen.Klachtonderdelen 2 t/m 7 over handelen als Eerste Geneeskundige: klaagster kennelijk niet-ontvankelijk. Handelen als Eerste Geneeskundige valt niet onder eerste tuchtnorm. Geen handelingen in hoedanigheid specialist ouderengeneeskunde en geen weerslag op individuele gezondheidszorg. Daarom ook geen toetsing aan tweede tuchtnorm.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7240
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 19-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:36
Kennelijk ongegronde klacht over de conclusie van een verzekeringsgeneeskundige rapportage. Garantie voor een volledig veilige terugkeer in eigen werk kan niet worden gegeven, maar dat betekent nog niet dat terugkeer in eigen werk niet mogelijk zou zijn.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7072
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 19-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:37
Kennelijk ongegronde klacht tegen arts, die medisch advies van een verpleegkundige heeft goedgekeurd over de vraag of klager (een minderjarige asielzoeker) kan worden gehoord door de IND. Het rapport voldoet aan de daarvoor geldende eisen. Dat achteraf (na specifiek psychologisch en medisch onderzoek) is gebleken dat klager meer medische klachten heeft dan de verpleegkundige en de arts hebben geconstateerd, kan haar niet worden tegengeworpen. Van de wijze waarop de organisatie is ingericht, kan de arts geen verwijt worden gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6972
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 19-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:33
Specialist ouderengeneeskunde. Cognitierapport over moeder van klager. Klacht: 1) uitsluiten zorgverleners moeder bij onderzoek, 2) opzettelijk uitsluiten klager (gevolmachtigd mantelzorger), 3) oordelen over klager, 4) opnemen insinuaties, verdachtmakingen en leugens in rapport, 5) verspreiden verdachtmakingen en leugens via social media, 6) ondermijnen algemene volmacht, 7) initiëren en meewerken aan beschermingsmaatregelen moeder, 8) meewerken aan buitensluiten klager bij zorgverleners, instanties en familie, 9) voorzitter raad van bestuur geen ernst en urgentie over kwestie, 10) beschermende maatregelen aan moeder opgelegd.College: Klachtonderdelen 1 en 7: handelingen SO ten opzichte van patiënte en niet klager. Klager niet-ontvankelijk. Klachtonderdelen 3 en 4: SO had opmerking over klager niet (zo) mogen opnemen in rapport. Gegrond. Overige klachtonderdelen ongegrond. 2 en 6: SO niet op de hoogte van algemene volmacht en hoefde dit ook niet te zijn. 5 en 8: niet komen vast te staan. 9 en 10 geen verwijten aan SO.Maatregel: Inzicht in handelen. Geen maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6929
- Datum publicatie: 19-03-2025
- Datum uitspraak: 19-03-2025
- ECLI:NL:TGZRSHE:2025:34
Specialist ouderengeneeskunde. Klacht: 1) onvoldoende pijnbestrijding, 2) inconsistent beleid, 3) onduidelijk behandelplan, 4) onvoldoende voorlichting beleid palliatieve sedatie, 5) terughoudend beleid pijnbestrijding en palliatieve sedatie, 6) gebrekkige rapportage.College: Patiënte in terminale fase. Intensiteit pijn niet systematisch (met pijnmeetinstrument) gemeten en bewaakt. Onvoldoende objectief totaalbeeld voor bepalen pijnbeleid. Regelmatig pijnbestrijding onvoldoende en pijn niet onder controle. Te lang reactief gehandeld. Medicatie moeten vastzetten voor effectieve spiegel (WHO-pijnladder). Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 gegrond. Klachtonderdelen 4 en 6 ongegrond.Maatregel: waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7205
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 18-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:61
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is uitgevallen met CVS/ME-klachten. Zij is het kader van de WIA beoordeeld. De verzekeringsarts is betrokken geraakt in de bezwaar- en beroepsprocedure. In de rapporten heeft de verzekeringsarts zich uitgesproken over de arbeidsbeperkingen van klaagster in het kader van de CVS/ME. Klaagster is het niet eens met de conclusie van de verzekeringsarts waarin hij aangeeft dat er geen sprake is van duurzaamheid van de situatie van klaagster, maar dat er wel sprake is van deconditionering. Klaagster vindt verder dat de verzekeringsarts hiermee het advies van de Gezondheidsraad over CVS/ME ondermijnt.Het college oordeelt als volgt. Bij de totstandkoming van het rapport van de Gezondheidsraad hebben de beroepsgroepen GAV en NVVG afstand genomen van de aanbevelingen van het advies van de Gezondheidsraad ten aanzien van hun werkveld. De multidisciplinaire richtlijn (waaraan de beroepsgroep heeft meegewerkt) ‘Diagnose, behandeling, begeleiding en beoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS)’ uit 2013 is daarmee nog steeds de richtlijn die in dit geval van toepassing is. Het college is van oordeel dat de verzekeringsarts zijn rapport daardoor hoort uit te brengen met in achtneming van die richtlijn, wat hij ook heeft gedaan. Het is de verzekeringsarts niet te verwijten dat hij daarbij geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan het advies van de Gezondheidsraad. Door het advies omstreden te noemen heeft de verzekeringsarts verduidelijkt dat hij wel acht heeft geslagen op dit advies, maar uiteindelijk heeft geoordeeld in lijn met de visie van de beroepsgroep. De verzekeringsarts heeft het advies van de Gezondheidsraad, wat daarvan ook zij, daarmee niet ondermijnd, is daarmee niet buiten zijn deskundigheid getreden en heeft niet klachtwaardig gehandeld. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7504
- Datum publicatie: 18-03-2025
- Datum uitspraak: 18-03-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:62
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is begin 2022 uitgevallen van haar werk wegens belemmerende gezondheidsklachten. Op 29 februari 2024 kwam zij op het spreekuur bij verweerster vanwege WIA-beoordeling Einde Wachttijd. De verzekeringsarts heeft bij klaagster een medische indicatie vastgesteld voor een urenbeperking op energetische gronden en heeft haar belastbaar geacht voor 4 uur per dag/20 uur per week. Klaagster is het niet eens met deze conclusie en zegt hier stress van te ervaren, wat haar herstel belemmert.Het college oordeelt als volgt. Op basis van de tijdens het onderzoek beschikbare informatie en de gezondheidstoestand van klaagster op dat moment heeft de verzekeringsarts naar het oordeel van het college in redelijkheid kunnen concluderen dat er geen aanleiding bestond om meer beperkingen aan te nemen. Klaagster heeft nog aangevoerd dat ten onrechte is aangenomen dat zij zou kunnen werken in een omgeving van drukte en lawaai van mensen en machines, en dat het argument dat zij ook naar een koor gaat daarvoor ondeugdelijk is. De verzekeringsarts heeft alleen de medische beperkingen van klaagster vastgesteld. Het zoeken van passende functies is gebeurd door de arbeidsdeskundige, en voor dit onderzoek is de verzekeringsarts niet verantwoordelijk. Overigens heeft de verzekeringsarts gezegd dat er uitdrukkelijk ook andere argumenten zijn meegewogen naast het koorbezoek. Het college heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:37 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2528
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:37
Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft al geruime tijd pijnklachten in zijn linkervoet. Hij verwijt de huisarts dat zij niet de benodigde zorg heeft verleend, niet of te laat heeft doorverwezen, in een verwijsbrief onnodige informatie heeft verstrekt, en hem onverwacht en zonder overleg heeft gevraagd een andere huisarts te zoeken. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gehand in reactie op de hulpvraag van klager, en dat de inhoud van de gewraakte verwijsbrief geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Tot slot had de huisarts klager mogen verzoeken om een andere huisarts te zoeken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:44 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2552
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:44
Klacht tegen een gz-psycholoog die in het kader van de afwikkeling van letselschade een onderzoek heeft gedaan naar eventuele cognitieve stoornissen bij klager en daarover een rapport heeft opgesteld. Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij een revalidatiecentrum en wezenlijke punten uit zijn verzoek om correctie en aanvulling van het rapport niet heeft willen opnemen in haar rapport. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:45 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2082
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:45
De klacht tegen een gz-psycholoog is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Vier maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de gz‑psycholoog maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet‑ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:39 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2311 en C2024/2325
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:39
Klacht tegen een ambulanceverpleegkundige. De ambulanceverpleegkundige heeft de moeder van klager (patiënte) na een 112-melding onderzocht. Na het onderzoek heeft de ambulanceverpleegkundige besloten patiënte niet mee te nemen naar het ziekenhuis en haar doorverwezen naar de huisartsenpost. Klager verwijt de ambulanceverpleegkundige – samengevat – dat hij patiënte onvoldoende heeft onderzocht, niet serieus heeft genomen en ten onrechte niet heeft meegenomen naar het ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond en legt aan de ambulanceverpleegkundige de maatregel van berisping op. Klager en de ambulanceverpleegkundige zijn allebei in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart alle klachtonderdelen ongegrond, waarmee de maatregel van berisping komt te vervallen en gelast publicatie.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:46 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2081
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:46
De klacht tegen een vertrouwensarts is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Twee maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de vertrouwensarts maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet‑ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:40 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2083
- Datum publicatie: 17-03-2025
- Datum uitspraak: 17-03-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:40
De klacht tegen een gz-psycholoog is verjaard. Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een door hem als ‘pro‑forma klaagschrift’ geduid stuk ingediend. Hieruit blijkt niet de inhoud van de klacht en evenmin de feiten en omstandigheden waarop deze klacht is gebaseerd. Drie maanden later heeft hij een aanvulling op dit stuk ingediend. In dit stuk is beschreven welke verwijten klager de gz‑psycholoog maakt en op welke feiten en omstandigheden hij deze verwijten baseert. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de klacht is ingediend na de verjaringstermijn en verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. De Wet BIG biedt niet de mogelijkheid om door middel van een als ‘pro forma klaagschrift’ aangeduid stuk als hier aan de orde de verjaringstermijn op te rekken.