ECLI:NL:TGZRAMS:2025:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7417
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:101 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-04-2025 |
Datum publicatie: | 25-04-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7417 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Bij klager is door de orthopedisch chirurg een knieprothese geplaatst. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij nalatig heeft gereageerd op zijn aanhoudende pijnklachten en een hautaine houding heeft aangenomen jegens klager. Het college stelt vast dat de orthopedisch chirurg heeft gehandeld conform de voor hem geldende professionele standaard toen klager zich met aanhoudende klachten bij hem meldde. Over de ervaren hautaine houding overweegt het college dit niet te kunnen vaststellen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
A2024/7417
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 25 april 2025 op de klacht van:
A,
wonende te B, klager,
tegen
C,
orthopedisch chirurg,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de orthopedisch chirurg, gemachtigde: mr. A.C. de Die, werkzaam
te
Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Bij klager, geboren in 1945, is op 22 maart 2023 door de orthopedisch chirurg
een
knieprothese geplaatst. Klager hield hierna last van pijnklachten en heeft daarom
een aantal keer
contact gehad met de orthopedisch chirurg en de betrokken physician assistant, naast
de reguliere
postoperatieve controles. Na een op 8 november 2023 gemaakte röntgenfoto bleek dat
sprake was van
aseptische loslating van de hemiknieprothese en werd een revisie- operatie uitgevoerd
door een
collega van de orthopedisch chirurg.
1.2 Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij:
a) Nalatig is geweest, waardoor klager meer dan een half jaar, van mei 2023 tot
april 2024, niet
heeft kunnen lopen, veel pijn heeft gehad en onnodig kosten heeft moeten maken voor
fysiotherapie;
b) Zich nonchalant heeft gedragen en een hautaine en afwijzende houding heeft aangenomen
jegens
klager.
1.3 De orthopedisch chirurg heeft verweer gevoerd tegen de klacht.
1.4 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen.
Daarna volgen uitgebreider de tussen partijen vaststaande feiten en licht het college
de beslissing
toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 15 juli 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mailberichten van 11 oktober 2024 van de gemachtigde van de orthopedisch
chirurg, met
bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 7 februari 2025.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 In oktober 2022 is klager naar de orthopedisch chirurg verwezen vanwege knieklachten
en de
indicatie dat klager in aanmerking kwam voor een hemiknieprothese. Tijdens het eerste
consult bij
de orthopedisch chirurg bevestigde de orthopedisch chirurg de conclusie van zijn
collega, werd de
operatie besproken en ging klager akkoord met de voorgenomen plaatsing van de knieprothese.
3.2 Op 22 maart 2023 is klager geopereerd door de orthopedisch chirurg en een arts-
assistent
orthopedie in opleiding, waarbij een mediale Oxford uni knieprothese is geplaatst.
De volgende dag
is een controle röntgenfoto gemaakt, waarbij geconstateerd werd dat de prothese
goed op zijn plaats
zat. Op 5 april 2023 werd de eerste postoperatieve controle uitgevoerd door een
physician
assistant, die geen bijzonderheden constateerde. Op 23 mei 2023 is klager extra
gezien door een
arts-assistent orthopedie in opleiding omdat klager last had van aanhoudende klachten
aan zijn
knie. De pijn werd geduid als tendinitis van de hamstrings en klager kreeg uitleg
en instructies
voor de fysiotherapeut.
3.3 De volgende controle op 28 juni 2023 was een reguliere controle, drie maanden
postoperatief
en werd uitgevoerd door de orthopedisch chirurg. Omdat klager op dat moment in het
buitenland
verbleef, was dit een telefonisch consult. In het medisch dossier heeft de orthopedisch
chirurg
daarover genoteerd (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“Beloop: klachten waarvoor patiënt bij ons bekend is zijn afgenomen sinds vorige contact
moment.
Het valt tegen
Na 500 meter lopen heeft hij last van zijn hamstrings Boven de knieschijf blijft
het gevoelig
De cyste in de knieholte is aanwezig, wel minder gevonden Er is moeite met de strekking
Was er niet vooraf. (…)
Conclusie:
Trage vooruitgang
Beleid:
Eenmalig consult profysio (…) Jaarcontrole april 2024”
3.4 Op 10 oktober 2023 had klager op zijn verzoek een extra telefonisch consult
bij de
orthopedisch chirurg. Naar aanleiding van dit consult vroeg de orthopedisch chirurg
bloedonderzoek
aan om een infectie uit te sluiten. De orthopedisch chirurg noteerde hierover het
volgende in het
dossier:
“Beloop: klachten waarvoor patiënt bij ons bekend is zijn gelijk gebleven sinds vorige
contact
moment. Geen koorts
(…) Fysio
Geduld hebben. Conclusie:
Traag beloop.
Beleid:
Uitleg over de diagnose
Gezien aanhoudende zwelling infectie ter uitsluiting en geruststelling
Uitlge gegven, tot 1 jaar na knieprothse geen revisie tenzij duidelijke reden voor
klachten als
malpositie, loslating of infectie
TC na lab”
3.5 Tijdens een telefonisch consult op 25 oktober 2023 besprak de physician assistant
met klager
de uitslag van het bloedonderzoek. Hoewel er geen aanwijzingen waren voor een infectie
werd vanwege
de aanhoudende klachten besloten nogmaals bloedonderzoek te doen, een röntgenfoto
van de knie te
maken en klager opnieuw fysiek terug te zien op de poli.
3.6 De op 8 november 2023 gemaakte röntgenfoto toonde een inzakking van de tibiacomponent
van de
knie en uiteindelijk bleek er sprake te zijn van een aseptische loslating van de
hemiknieprothese.
Op verzoek van klager is de behandeling daarna overgenomen door een collega van
de orthopedisch
chirurg. Deze collega besloot de in januari 2024 geplande revisie-operatie aan de
knie uit te
stellen toen bleek dat klager behandeld moest worden vanwege een septische bursitis
olecrani van de
elleboog. Door dezelfde collega is op 26 april 2024 de revisie-operatie verricht.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 De vraag is of de orthopedisch chirurg de zorg heeft verleend die van hem
verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende orthopedisch
chirurg. Bij
de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de orthopedisch chirurg geldende
beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen
tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
4.2 Het college oordeelt dat de orthopedisch chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld en zal dit oordeel ten aanzien van de twee klachtonderdelen hieronder
toelichten.
Klachtonderdeel a) nalatige reactie op pijnklachten
4.3 Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij nalatig heeft gereageerd op
zijn aanhoudende
pijnklachten en dat daardoor een half jaar van zijn leven is verknoeid. De orthopedisch
chirurg
voert aan dat hij de klachten van klager serieus heeft genomen en dat hij heeft
gehandeld conform
de geldende richtlijn Uni knieprothese in samenhang met de richtlijn Totale knieprothese
(Federatie
Medisch Specialisten, 2021). Hij heeft de klachten geïnterpreteerd als passend bij
een normaal
herstel en verwijst daarbij naar gegevens uit de landelijke registratie orthopedische
implantaten
(LROI). De orthopedisch chirurg heeft klager naar een gespecialiseerde fysiotherapeut
verwezen
omdat hij geen aanwijzingen had voor postoperatieve complicaties.
4.4 Het college stelt vast dat de orthopedisch chirurg heeft gehandeld conform de
voor hem
geldende professionele standaard toen klager zich met aanhoudende klachten bij hem
meldde.
Patiënten kunnen na plaatsing van een knieprothese langdurig klachten houden, ook
zonder
(radiologisch) aantoonbare afwijkingen. Er bestaat geen richtlijn waarin staat wanneer
na de eerste
postoperatieve röntgenfoto ter controle nog een röntgenfoto gemaakt moet worden.
In de praktijk
bestaat echter met goede reden de gewoonte niet te snel na de eerste postoperatieve
foto een
controlefoto te maken. Als dat wel te snel gebeurt, bestaat het risico dat de verschillen
tussen de
eerste postoperatieve opname en de controlefoto te klein zijn om een complicatie
te constateren.
Bij klager is helaas een zeldzame complicatie opgetreden, maar zijn klachten waren
aspecifiek en
dus geen aanleiding om van voornoemde gewoonte af te wijken. Dat de orthopedisch
chirurg er niet
voor heeft gezorgd dat vóór november 2024 een controlefoto werd gemaakt, is gezien
de klachten van
klager dus niet verwijtbaar. Dat klager last heeft gehad van een langere herstelperiode
en extra
kosten heeft moeten maken voor fysiotherapie valt de orthopedisch chirurg dus ook
niet te
verwijten. Klachtonderdeel a is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) communicatie
4.5 Klager verwijt de orthopedisch chirurg ook nonchalant gedrag en een hautaine
en afwijzende
reactie op zijn klachten, waardoor hij het gevoel kreeg dat de orthopedisch chirurg
hem een zeur
vond. De orthopedisch chirurg heeft laten weten dat hij het vervelend vindt om te
horen dat klager
zijn gedrag op die manier heeft ervaren. Tijdens het telefonisch consult van 10
oktober 2023 heeft
hij wel gemerkt dat klager niet tevreden was over het beloop, maar niet dat hij
ook ontevreden was
over de communicatie. Daardoor is deze onvrede toen niet besproken. Hij betwist
dat hij de klachten
van klager niet serieus heeft genomen en dat hij klager een zeur vindt.
4.6 Uit de bespreking van het vorige klachtonderdeel volgt dat het college van oordeel
is dat de
orthopedisch chirurg niet nonchalant heeft gehandeld naar aanleiding van de hulpvraag
van klager.
Wat betreft de ervaren hautaine en afwijzende houding staat voorop dat verwijten
over inhoud en
wijze van (mondelinge) communicatie zich moeilijk op hun juistheid laten beoordelen
door het
college, dat van die communicatie immers geen getuige is geweest. Het is vaak de
toon die de muziek
maakt, en die toon is aan derden niet (goed) over te brengen. Nu de gesprekken enkel
tussen de
orthopedisch chirurg en klager hebben plaatsgevonden kan – gelet op de betwisting
door de
orthopedisch chirurg – niet worden vastgesteld dat de orthopedisch chirurg hautain
en afwijzend op
klager heeft gereageerd. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat aan het
woord van klager
minder geloof wordt gehecht dan aan dat van de orthopedisch chirurg, maar op de
omstandigheid dat
voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar
is eerst moet
worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag liggen. Nu het college deze
feiten niet kan
vaststellen, kan niet worden geconcludeerd dat de orthopedisch chirurg in dit kader
tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Ook klachtonderdeel b is dus kennelijk ongegrond.
Slotsom
4.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
5. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 25 april 2025 door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter,
E.M. Deen, lid-jurist, T.S. Oei, A.M.J.S. Vervest en H.W.J. Koot, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door A. Tingen, secretaris.