ECLI:NL:TGZRSHE:2025:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7642

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2025:53
Datum uitspraak: 23-04-2025
Datum publicatie: 23-04-2025
Zaaknummer(s): H2024/7642
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, doorhaling inschrijving register
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht van de IGJ tegen verpleegkundige bij wie kinderpornografisch materiaal op zijn telefoon is aangetroffen. Het downloaden, het bezit en het bekijken van het materiaal wordt vastgesteld. Beklaagde heeft geen aanleiding gezien zijn drijfveren te onderzoeken voor deze in zijn ogen “eenmalige actie ingegeven door misplaatste nieuwsgierigheid”. Het college ziet mede hierom aanleiding beklaagde door te halen en met onmiddellijke ingang te schorsen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 23 april 2025 op de klacht van:


INSPECTIE GEZONDHEIDSZORG EN JEUGD,
gevestigd in Utrecht, klaagster,
in de personen van A. Wijma senior inspecteur en, mr. Q.J.M.A. Amelink, senior juridisch adviseur,

tegen:

[A],
verpleegkundige,
destijds werkzaam in [B],
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige,

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klaagster verwijt de verpleegkundige kinderpornografisch materiaal op zijn mobiele telefoon
te hebben gedownload en dit te hebben bekeken. De verpleegkundige is hier strafrechtelijk voor
vervolgd en in eerste aanleg voor veroordeeld. Deze veroordeling is niet onherroepelijk. De
verpleegkundige en het Openbaar Ministerie, hierna OM, hebben hoger beroep ingesteld. Op het moment
van de mondelinge behandeling van de tuchtklacht was er nog geen uitspraak gedaan in het hoger
beroep. De verpleegkundige heeft het downloaden en in het bezit hebben van de kinderpornografische
afbeeldingen erkend. Hij stelt dat hij enkel naar virtuele beelden heeft gekeken en dat niet
vastgesteld kan worden dat hij ook de niet-virtuele afbeeldingen heeft bekeken.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de verpleegkundige in strijd met de tweede tuchtnorm
heeft gehandeld. De verpleegkundige krijgt een maatregel opgelegd waardoor hij wordt doorgehaald
uit het BIG-register. Ook wordt de verpleegkundige met onmiddellijke ingang geschorst, totdat
onherroepelijk op de klacht zal zijn beslist. Het college licht hierna toe hoe hij tot deze
beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende relevante stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 september 2024;
- het verweerschrift, ontvangen op 22 november 2024;
- de brief van 28 november 2024 van de secretaris aan de gemachtigde van de verpleegkundige;
- de e-mail van 17 december 2024 van de gemachtigde van de verpleegkundige;
- de brief met bijlage van 13 februari 2025 van de gemachtigde van de verpleegkundige.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 28 februari 2025. De verpleegkundige is
verschenen en namens klaagster zijn verschenen A. Wijma, senior inspecteur en Q.J.M.A. Amelink,
senior juridisch adviseur. Namens klaagster zijn door mr. Amelink pleitnotities voorgelezen en deze
zijn aan het college en de andere partij overhandigd.

3. De feiten
3.1 De verpleegkundige staat ingeschreven in het BIG-register sinds 2007. Vanaf oktober 2017
werkte de verpleegkundige bij de instelling waar hij in het voorjaar 2022 de zorg had voor een
minderjarige patiënt van 5 jaar. Op 18 mei 2022 hebben de ouders van deze patiënt melding gemaakt
bij de instelling dat zij voornemens waren om aangifte te doen vanwege seksueel grensoverschrijdend
gedrag van de verpleegkundige jegens hun zoon. Klaagster ontving op 18 mei 2022 een verplichte
melding van de instelling. Na de aangifte door de ouders heeft het OM een strafrechtelijk onderzoek
gelast. Tijdens het strafrechtelijk onderzoek is ook de telefoon van de verpleegkundige door de
politie onderzocht. Daarop werden (cache) bestanden aangetroffen met ogenschijnlijk
kinderpornografische afbeeldingen. Het OM is tot vervolging overgegaan. Ook de instelling heeft
onderzoek gedaan. Klaagster ontving op 5 oktober 2022 een onderzoeksrapportage van de instelling
met betrekking tot de melding geweld in de zorgrelaties. De verpleegkundige is door de instelling
ontslagen wegens disfunctioneren. Klaagster heeft naar aanleiding van de melding ontslag wegens
disfunctioneren ook zelf een onderzoek ingesteld. Klaagster is van mening dat sprake is van het
downloaden van kinderpornografisch materiaal door de verpleegkundige, die dit materiaal ook heeft
bekeken en in bezit heeft gehouden. Daarop heeft klaagster de onderhavige klacht ingediend.

3.2 Het OM heeft de verpleegkundige ten laste gelegd dat sprake was van – kort gezegd –
ontuchtige handelingen en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft
de verpleegkundige bij vonnis van ... vrijgesproken van de ontuchtige handelingen, maar wel
veroordeeld voor het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft een straf van
drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd en een taakstraf van 240 uur. Zowel de
verpleegkundige als het OM zijn in beroep gegaan. Op het beroep is op het moment van de behandeling
van de tuchtklacht nog niet beslist. De klacht van klaagster ziet op het downloaden, in bezit
hebben en bekijken van kinderpornografisch materiaal.

3.3 Uit het vonnis van de rechtbank van ... kan onder meer, voor zover thans van belang, het
volgende worden opgemaakt (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“het proces-verbaal van bevindingen (…)
Op maandag 27 juni 2022 heb ik (toelichting college: de verbalisant) de veiliggestelde data bekeken
met de aan mij verstrekte forensische software. Ik zag dat er ongeveer tachtig ogenschijnlijk
kinderpornografische afbeeldingen aanwezig waren in de map (…) en onderliggende mappen. Vanuit mijn
expertise weet ik dat alles binnen (…) de ‘Veilige Map’ van Samsung betreft, die beveiligd is met
een code. Ik zag dat dit tijdelijke cache bestanden betroffen van mogelijk verwijderde bestanden.
Dit zijn kleine voorbeeldbestanden van de daadwerkelijke bestanden. Ik zag dat deze aanwezig waren
in de fotogalerij en de ‘mijn bestanden’ applicaties binnen deze beveiligde map. Ik zag dat de
bestanden zijn aangemaakt op de volgende data: 15 mei 2021; 16 mei 2021; 7 september 2021; 26
december 2021; 5
januari 2022; 20 januari 2022. (…) Ik zag dat op 18 mei 2022, 180 bestanden (…) binnen de
beveiligde map zijn verwijderd. Ik zag dat de ‘modified’ datum en tijd gelijk waren aan de
‘modified’ datum en tijd van de aangetroffen ogenschijnlijk kinderpornografische afbeeldingen. (…)”

3.4 In het vonnis zijn tevens beschrijvingen opgenomen van de aangetroffen
afbeeldingen waarbij ook melding is gemaakt bij een aantal foto’s dat deze bijna niet van echt zijn
te onderscheiden. De rechtbank is op grond van het onderzoek van de politie en hetgeen in de
processen-verbaal van bevindingen is vermeld, tot het oordeel gekomen dat de verpleegkundige zich
schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben van (virtueel) kinderpornografische afbeeldingen op
zijn telefoon. Een groot deel van de afbeeldingen is aangetroffen in een beveiligde map op zijn
telefoon.

4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
4.1 De verpleegkundige wordt verweten te hebben gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk
beroepsbeoefenaar betaamt door kinderpornografische afbeeldingen te downloaden, in zijn bezit te
hebben en te bekijken.

4.2 De verpleegkundige erkent wel dat hij op enig moment nieuwsgierig was naar kinderporno en dat
hij wel op internet op zoek is gegaan door zoektermen in te vullen die mogelijk naar kinderporno
zouden leiden. De verpleegkundige betwist echter dat hij daarmee bewust kinderporno heeft willen
downloaden en zeker niet heeft willen zoeken naar echte kinderporno. De afbeeldingen die de
verpleegkundige wel heeft bekeken waren enkel en alleen virtuele beelden. Volgens de
verpleegkundige betrof het een incidentele zoekopdracht. De verpleegkundige verzoekt de klacht
ongegrond te verklaren althans een op te leggen maatregel te beperken tot een berisping.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5 De overwegingen van het college
5.1 Het beklaagde handelen van de verpleegkundige valt niet terug te voeren tot een handeling
binnen een behandelrelatie tussen een patiënt en de verpleegkundige. Dat betekent dat de eerste
tuchtnorm (artikel 47 eerste lid sub a wet BIG) hier niet van toepassing is. Maar ook gedragingen
die niet zijn begaan in de hoedanigheid van BIG- geregistreerde kunnen tuchtrechtelijk worden
getoetst wanneer sprake is van gedragingen die een gevaar voor patiënten kunnen opleveren of die
het vertrouwen in de beroepsuitoefening ernstig kunnen schaden (artikel 47 eerste lid sub b wet
BIG).

5.2 De verweten gedraging zal worden getoetst aan deze zogenoemde tweede tuchtnorm. Het college
beoordeelt of de verpleegkundige heeft gehandeld volgens de op dat moment geldende richtlijnen en
beroepsnormen. Het college toetst dus of de verpleegkundige heeft gehandeld zoals van hem mocht
worden verwacht.

5.3 Artikel 4.1 van de Nederlandse Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden (2015) luidt:
“Als verpleegkundige/verzorgende draag ik bij aan de bevordering van de volksgezondheid.
Dat betekent onder andere dat ik
• gezondheidsvoorlichting geef vanuit mijn professionele deskundigheid
• factoren signaleer die het functioneren van (groepen) zorgvragers bedreigen, zoals armoede,
slechte woon- of werksituatie, sociaal isolement, stigmatisering van zorgvragers, milieuvervuiling,
slechte toegang tot de gezondheidszorg
• gezondheidsbedreigende factoren meld bij de juiste persoon of instantie (bijvoorbeeld
leidinggevende/verantwoordelijke, Inspectie voor de gezondheidszorg)
• bijdraag aan de bestrijding van gezondheidsbedreigende factoren vanuit mijn professionele
deskundigheid.”
Artikel 4.7 van deze beroepscode luidt:
“Als verpleegkundige/verzorgende bewaak ik de onafhankelijkheid, de betrouwbaarheid en de
geloofwaardigheid van mijzelf en van de beroepsgroep. Dat betekent onder andere dat ik
• mij bij de uitoefening van mijn beroep gedraag op een manier die het vertrouwen van
zorgvragers in mijzelf en in de beroepsgroep bevordert
• mij in de (sociale) media presenteer op een manier die het vertrouwen van zorgvragers in
mijzelf en in de beroepsgroep bevordert
• geen geneesmiddelen of andere producten of een bedrijf aanprijs in een reclame
• mij bij de zorgverlening aan een zorgvrager bij het aanbevelen van producten alleen laat
leiden door de zorgbehoeften en het belang van de zorgvrager.”

5.4 In het vonnis van ... overweegt de Rechtbank ... als volgt:
“De (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen waren opgeslagen in het digitale geheugen van de
mobiele telefoon van verdachte. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat op de telefoon van verdachte cachebestanden zijn aangetroffen en dat die slechts worden aangemaakt op het moment dat de originele bestanden nog op de telefoon aanwezig zijn. De originele bestanden in de telefoon van verdachte zijn op verschillende momenten aangemaakt, opgeslagen en/of benaderd. In het proces-verbaal van bevindingen met nummer OBRBC22100-27, pagina 2, wordt beschreven dat op 18 mei 2022, in een enkele handeling, 180 bestanden worden verwijderd uit de galerij van de beveiligde map op de telefoon van verdachte en dat 18 seconden later de prullenbak van deze galerij wordt geleegd.
Verder blijkt uit het onderzoek dat de originele kinderpornografische bestanden niet meer aanwezig
waren in de beveiligde map, terwijl de eerdere aanwezigheid hiervan wel werd aangetoond door de
aanwezigheid van de cachebestanden. Verdachte heeft verklaard dat hij als enige gebruik maakte van
de inbeslaggenomen telefoon en deze niet uitleende aan anderen. Verdachte heeft ter zitting van 2
maart 2023 ook verklaard dat hij, nadat hij werd verzocht op gesprek te komen bij zijn werkgever op
18 mei 2022 een beveiligde map met privébestanden op zijn telefoon heeft geleegd omdat hij vreesde
dat die telefoon daarna in beslag zou kunnen worden genomen en hij niet wilde dat anderen die
privébestanden op zijn telefoon zouden aantreffen. Ook heeft hij verklaard dat hij op het moment
dat de politie daarom vroeg, de (ontgrendel)code van de beveiligde map op zijn telefoon niet uit
zijn hoofd wist en ook later niet heeft verstrekt. Deze code had verdachte ook nodig om beveiligde
bestanden te verwijderen uit deze map. De rechtbank stelt gelet op het vorengaande vast dat op de
telefoon van verdachte kinderpornografische bestanden stonden.

Verdachte stelt dat hij niet wist dat deze bestanden op zijn telefoon stonden en dat hij deze niet
heeft gezien. Hij verklaart dat de kinderpornografische bestanden mogelijk op zijn telefoon zijn
terechtgekomen bij het zoeken naar en bekijken van (kinderpornografische) tekeningen (en
nadrukkelijk: geen foto’s of afbeeldingen) gedurende zijn opleiding (voorafgaande aan de
tenlastegelegde periode).

Deze verklaring acht de rechtbank gelet op hetgeen uit het digitale onderzoek van de politie is
gebleken niet aannemelijk. In het onderzoek is, zoals hiervoor overwogen, vastgesteld dat de
bestanden op verschillende data zijn aangemaakt en dat de kinderpornografische afbeeldingen op
meerdere momenten zijn opgeslagen. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een aanwijzing op
dat sprake is geweest van een bijzondere en/of gerichte belangstelling voor dergelijk materiaal en
dat deze bestanden niet -als ongewilde bijvangst- op de telefoon van verdachte terecht zijn
gekomen. Bovendien heeft verdachte onmiddellijk nadat hij vernomen had op gesprek te moeten komen
bij zijn werkgever, bestanden uit een beveiligde map op zijn telefoon verwijderd. De rechtbank
wijst op het proces-verbaal van politie, p. 563 en verder van het procesdossier, waarin is
opgenomen dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gezegd dat verdachte op
18 mei 2022 de originele, gewoon te benaderen, bestanden heeft gewist. De politie wijst erop dat de
eigenschappen van deze gewiste bestanden overeenkomen met de eigenschappen van de cachebestanden
waarin de kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen.

De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de kinderpornografische afbeeldingen op zijn telefoon.

Dat verdachte daarover de beschikkingsmacht had blijkt uit het feit dat de cachebestanden zijn
aangetroffen op de telefoon van verdachte en dat is gebleken dat hij de bestanden met
kinderpornografische afbeeldingen uit zijn telefoon heeft verwijderd.

Gelet op de omstandigheid dat de kinderpornografische afbeeldingen op de telefoon van verdachte
stonden, hij daarvan wetenschap en daarover de beschikkingsmacht had, volgt de rechtbank de
raadsman niet in zijn stelling dat geen sprake was van opzet. Hetgeen overigens door de verdediging
ter verdediging is aangevoerd, wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegt door de inhoud van
de bewijsmiddelen.

De rechtbank komt zoals hiervoor aangegeven tot een bewezenverklaring van het bezit van
kinderpornografische afbeeldingen, zoals onder 2 ten laste gelegd.”

5.5 Het college stelt vast dat de rechtbank in haar vonnis een navolgbare redenering heeft
weergegeven betreffende het downloaden en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal.
Het college neemt het oordeel van de rechtbank en de motivering daarvan over en maakt die tot de
zijne. De verpleegkundige heeft hiertegen in deze tuchtprocedure weliswaar nogmaals aangevoerd dat
hij slechts naar virtuele afbeeldingen heeft gezocht en dat sprake was van een incident maar dit
kan het college in het licht van hetgeen door de rechtbank is overwogen niet volgen. Niet alleen
blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen zoals hierboven in rechtsoverweging 3.3 weergegeven
dat er op verschillende data in 2021 en in 2022 afbeeldingen in het cachegeheugen zijn opgeslagen,
waarmee het argument dat sprake was van een incident is weerlegd, maar ook de stelling dat enkel is
gezocht naar virtuele afbeeldingen wordt door hetgeen is opgenomen in het proces-verbaal van
bevindingen weersproken. Daaruit blijkt immers dat niet alleen virtuele afbeeldingen zijn
gedownload, maar ook werkelijke afbeeldingen.

5.6 De verpleegkundige heeft zich ook op het standpunt gesteld dat hij uitsluitend de virtuele
afbeeldingen heeft bekeken maar niet de echte afbeeldingen heeft bekeken. Het college kan deze
stelling van de verpleegkundige niet volgen gelet op het volgende. Uit het politieonderzoek blijkt
dat op 15 mei 2021, 16 mei 2021, 7 september 2021, 26 december
2021, 5 januari 2022, 20 januari 2022 en 10 maart 2022 verschillende afbeeldingen in het cache
geheugen van de telefoon van de verpleegkundige zijn opgenomen. Dat betekent dat de verpleegkundige
in ieder geval op die data de bestanden heeft geopend. Dat de verpleegkundige de afbeeldingen niet
heeft gezien is daarmee onwaarschijnlijk. Tijdens de mondelinge behandeling van 28 februari 2025
heeft de verpleegkundige verklaard dat hij onder de door de term “virtuele afbeeldingen” niet
alleen tekeningen maar ook
bewerkte/geshopte foto’s verstaat. Dat betekent dat de verpleegkundige uiteindelijk ook reële
afbeeldingen heeft bekeken. Overigens heeft de verpleegkundige, daarnaar gevraagd door het college,
ook niet goed uit kunnen leggen op welke gronden hij meende dat slechts sprake was van virtuele
afbeeldingen. Het college stelt vast dat de verpleegkundige wel degelijk ook werkelijke afbeeldingen heeft bekeken.

5.7 Het vorenstaande wordt overigens ook bevestigd door het namens de verpleegkundige ingebrachte
rapport van [C] van …. Uit dit rapport blijkt immers dat de cachebestanden worden aangemaakt als de
fotogalerij op het toestel wordt geopend. De afbeeldingen zijn volgens [C] bij deze handeling in
beeld geweest voor de gebruiker van de telefoon, en dat was in dit geval de verpleegkundige nu hij
naar eigen zeggen de enige was die gebruik maakte van zijn telefoon.

5.8. Het downloaden, in bezit hebben en bekijken van kinderpornografisch materiaal is op geen
enkele wijze verenigbaar met de zorgplicht die de verpleegkundige heeft. Met zijn handelen werkt de
verpleegkundige immers mee aan het in stand houden van de vraag naar en aanbod van verboden
kinderpornografisch materiaal. Daarmee draagt hij bij aan het seksueel misbruik en de exploitatie
van kinderen die daarvan psychische en lichamelijke gevolgen ondervinden. De verpleegkundige heeft
hiermee het vertrouwen beschaamd van de minderjarige patiënten en hun ouders die aan de zorg van de
verpleegkundige werden toevertrouwd. Het handelen van de verpleegkundige is in strijd met de
hiervoor omschreven beroepsnormen en daarmee in strijd met artikel 47 lid 1 wet BIG. De klacht van
klaagster is gegrond.

6 Maatregel
6.1 Het handelen van de verpleegkundige is een ernstige schending van de richtlijnen en de normen
die hij behoort na te leven in algemene zin, welke richtlijnen en normen verder reiken dan het
enkele medisch inhoudelijk handelen. In het bijzonder is het handelen van de verpleegkundige
volledig in strijd met de zorg die hij ten aanzien van zijn minderjarige patiënten in acht behoort
te nemen. Dit klemt temeer nu de verpleegkundige ten tijde van het klachtwaardig handelen ook in
opleiding was tot kinderverpleegkundige. Voor een dergelijk handelen dient in beginsel de zwaarst
mogelijke maatregel te worden opgelegd. Dit kan anders zijn wanneer er sprake is geweest van
reflectie door de verpleegkundige op de vraag hoe hij ertoe is gekomen om naar kinderpornografische
afbeeldingen te gaan zoeken en deze te bekijken, alsmede de mogelijke maatregelen die de
verpleegkundige voor de toekomst heeft genomen om te voorkomen dat hij in hetzelfde gedrag vervalt.

6.2 De verpleegkundige heeft voor wat betreft de vraag naar het waarom opgemerkt dat hij slechts
uit misplaatste nieuwsgierigheid de zoektermen heeft ingevoerd. Hij heeft opgemerkt dat er bij hem
geen sprake is van een pedofiele voorkeur. Desgevraagd, heeft de verpleegkundige niet kunnen
uitleggen waar die nieuwsgierigheid vandaan kwam. Het college acht het zorgelijk dat de
verpleegkundige zelf niet goed heeft proberen te achterhalen waarom hij op zoek is gegaan naar
kinderporno. Hij heeft alleen kunnen vaststellen dat sprake was van een misplaatste
nieuwsgierigheid, maar hij heeft verder niet naar de oorzaak daarvan gezocht omdat hij dat niet
nodig achtte vanwege het eenmalige karakter van de actie. De verpleegkundige heeft ook niet de
moeite genomen om verder gaand te reflecteren op zijn handelen, of om met een professional te
onderzoeken waarom hij tot dit handelen is gekomen. Als al sprake was van een eenmalige actie, dan had het ook op de weg van de verpleegkundige gelegen om te reflecteren wat hem tot die actie heeft aangezet, zodat
hij zeker kon weten dat dit in de toekomst niet nog eens gebeurt of dat hij de tekenen herkent in
aanloop naar zo’n actie.

6.3 Daar komt bij dat de verpleegkundige zich tijdens het onderzoek dat door klaagster is
uitgevoerd, wisselend heeft uitgesproken over zijn toekomst, die afwisselend wel en niet in de zorg
zou liggen. Daarbij was het voor de verpleegkundige met name van belang dat hij zich in de zorg
niet meer veilig voelde. De verpleegkundige vond het met name beangstigend dat hij in de toekomst
mogelijk onterecht beschuldigd zou kunnen worden van grensoverschrijdend gedrag. Als de
verpleegkundige wederom in de zorg zou gaan werken zou hij enkel nog met volwassenen willen werken,
omdat volwassenen meer betrouwbaar zouden zijn in het aangeven van hun wensen, verwachtingen en
zaken die zij niet willen en omdat een volwassene beter in staat zou zijn voor zichzelf op te komen
dan kinderen.

6.4 Het baart het college zorgen dat de verpleegkundige bij het terugkijken op de gebeurtenissen
en bij het nadenken over de reden van zijn handelen, alsmede zijn argumentatie over de redenen om
weer werkzaam te zijn in de zorg en voor welke doelgroep, geen enkel oog lijkt te hebben voor zijn
eigen verantwoordelijkheid als professional; dat hij de verantwoordelijkheid voor het bepalen van
de grenzen bij de patiënt neer lijkt te leggen en geen enkel oog lijkt te hebben voor de schade die
hij door zijn handelen heeft toegebracht aan kinderen in het bijzonder en aan de beroepsgroep in
het algemeen.

6.5 Van een zorgverlener mag worden verwacht dat hij zich de vraag stelt hoe hij tot het verweten
handelen is gekomen. Dat de verpleegkundige niet de noodzaak of behoefte heeft gevoeld deze
drijfveren (onder professionele begeleiding) te onderzoeken maakt dat het college geen vertrouwen
heeft in een toekomst voor de verpleegkundige in zijn hoedanigheid van verpleegkundige. Het college
is daarom van oordeel dat aan de verpleegkundige daadwerkelijk de maatregel van doorhaling moet
worden opgelegd.

6.6 Ook ziet het college redenen om bij wijze van voorlopige voorziening de maatregel van
schorsing op te leggen. De verpleegkundige heeft weliswaar meegedeeld nu niet in de zorg te werken
en “dat hoofdstuk te hebben afgesloten”, maar hij heeft geen aanleiding gezien zelf een verzoek tot
doorhaling te doen, is al meermaals van gedachten veranderd over zijn toekomstplannen en vormt om
redenen als hiervoor overwogen naar het oordeel van het college een (potentieel) gevaar voor
patiënten als hij zijn beroep van verpleegkundige weer gaat uitoefenen.

6.7 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin
gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van deze zaak. De publicatie zal
plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

7 Beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de verpleegkundige de maatregel op van doorhaling in het register, dan wel ontzegt de
verpleegkundige, voor het geval hij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing
niet is ingeschreven in het register, het recht om weer in dit register te worden ingeschreven;
- schorst, bij wijze van voorlopige voorziening, met onmiddellijke ingang de bevoegdheid van de
verpleegkundige om de aan de inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen, totdat de
beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep op de
klacht is beslist;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter
publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Nursing.

Deze beslissing is gegeven door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter,
T. Dohmen, lid-jurist, M. IJzerman, C.E.B. Driessen, en G.J.T. Kooiman, leden- beroepsgenoten,
bijgestaan door I.F. Schouwink, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.