ECLI:NL:TGZRAMS:2025:95 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7282
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:95 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-04-2025 |
Datum publicatie: | 28-04-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7282 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Deels gegronde klacht. In de familie van klagers is een verstoring ontstaan in de familieverhoudingen na een beschuldiging van misbruik tussen twee kleinkinderen van klagers. Verweerster, klinisch psycholoog en psychotherapeut, heeft de familie begeleid in hun wens tot herstel van de verhoudingen. Door haar e-mail aan klagers, hun kinderen en partners heeft zij de stand van zaken zodanig verwoord dat zij de schijn heeft gewekt dat zij niet neutraal en onafhankelijk positie heeft gekozen in het conflict. Dit klachtonderdeel is gegrond. Voor het overige ongegrond. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 25 april 2025 op de klacht van:
A en B,
wonende in C (Nederland),
klagers, hierna afzonderlijk te noemen: klaagster respectievelijk klager,
gemachtigde: mr. W. Feenstra, werkzaam te Bennebroek,
tegen
D,
klinisch psycholoog,
werkzaam in E,
verweerster, hierna ook: de klinisch psycholoog,
gemachtigde: mr. J.M. de Vries, werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 In de familie van klagers is een verstoring ontstaan in de familieverhoudingen
na een beschuldiging van misbruik tussen twee kleinkinderen van klagers. Verweerster
heeft de familie begeleid in hun wens tot herstel van de verhoudingen.
1.2 Klagers verwijten verweerster in de kern dat zij niet neutraal, niet objectief en niet onafhankelijk heeft opgetreden bij de aan klagers verleende zorg en begeleiding. Ook verwijten zij haar dat zij in het daaropvolgende klachtentraject onzorgvuldig heeft gehandeld.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 juni 2024;
- de brief van klagers van 10 juli 2024, binnengekomen op 11 juli 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek, binnengekomen op 21 november 2024;
- de brief van klagers van 10 december 2024 met de bijlagen, binnengekomen op 17
december 2024;
- de dupliek, binnengekomen op 16 december 2024;
- de e-mail van klagers van 7 maart 2025, met als bijlage een bewijsstuk.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Verweerster is naast klinisch psycholoog ook BIG-geregistreerd als psychotherapeut, de beslissing in die zaak heeft het kenmerk A2024/7383.
2.4 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 maart 2025. De partijen zijn
verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden
hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager en zijn gemachtigde hebben allebei
afzonderlijk pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
3.1 Verweerster is werkzaam als klinisch psycholoog en psychotherapeut. Zij is als
zelfstandige werkzaam bij het F, een instelling voor onder meer systeemtherapie. Aldaar
is zij ook werkzaam als systeemtherapeut.
3.2 In de familie van klagers is sinds maart 2021 sprake van een verstoring in de familieverhoudingen. De aanleiding daarvan is een beschuldiging van seksueel misbruik tussen hun kleinkinderen. G (dochter van klagers) en H (schoonzoon van klagers) zijn de ouders van I (kleinzoon van klagers). J (zoon van klagers) en K (schoondochter van klagers) zijn de ouders van L (kleindochter van klagers). L beschuldigt I van seksueel misbruik tussen haar 5e en 10e levensjaar. I heeft dit ontkend. Hierna is een verschil van mening en inzicht ontstaan in de familie over wat er precies gebeurd zou zijn tussen L en I.
G en H hebben separaat een klacht ingediend tegen verweerster, met kenmerken A2024/7318
en A2024/7029.
3.3 Op 8 september 2022 heeft de zoon van klagers, J, zich bij verweerster aangemeld
met het verzoek om te onderzoeken of de familieverhoudingen hersteld konden worden.
3.4 Op 27 september 2022 heeft een intake plaatsgevonden met de zoon van klagers en diens partner. Er werd besloten om een gezamenlijk gesprek te organiseren tussen klagers en hun zoon (en diens partner). Dit gesprek werd gepland op 24 november 2022.
3.5 Op 23 november 2022 heeft verweerster klagers gesproken ter voorbereiding op
het gesprek van 24 november 2022. De bij klagers betrokken mediator/vertrouwenspersoon
was hierbij ook aanwezig. Op 24 november 2022 vond het gesprek plaats.
3.6 Op 13 december 2022 ontvingen klagers van verweerster via Zivver een brief van
hun zoon en diens partner. Voor zover relevant voor de klacht, staat daarin het volgende
vermeld:
“Wij snappen dat het moeilijk is om te aanvaarden wat er is gebeurd, de ernst ervan
te zien en te aanvaarden dat dit een wissel trekt op ons als familie. We weten ook
hoe belangrijk het is voor het helingsproces -van iedereen- om dit wel onder ogen
te zien. Hoe moeilijk dat ook is. Wij verwachten niet dat jullie [I, G of H.] in de
steek laten, maar juist helpen om het verleden aan te kijken, er rekenschap van te
geven en het te verwerken. Het herstel van [L] is voor ons het allerbelangrijkst,
we hopen dat jullie daar begrip voor kunnen opbrengen.
1. Voor herstel is erkenning nodig voor wat [L] is overkomen en dat dit grote gevolgen
voor haar en ons heeft;
(…)
2. Naast erkenning helpt het ons om begrip en steun te krijgen voor wat verwerken
en herstellen vraagt;
(…)
3. Wij herstellen alleen in een context met mensen die erkenning, begrip en steun
bieden. Hier is ons welzijn van afhankelijk en [L] ontwikkeling nu en in de toekomst.
(…)”
3.7 Op 22 december 2022 vond een vervolggesprek plaats met verweerster, klagers
en de mediator.
3.8 Tussendoor heeft verweerster een aantal keer met de dochter van klagers en haar partner gesproken, waarna ook contact plaatsvond tussen verweerster en de zoon van klagers.
3.9 Op 12 april 2023 vond een gesprek plaats tussen klagers en hun zoon onder begeleiding van verweerster.
3.10 Op 5 juni 2023 vond opnieuw een gesprek plaats tussen klagers en hun zoon onder begeleiding van verweerster.
3.11 Op 20 juni 2023 stuurde verweerster een e-mail aan klagers en hun kinderen en
partners. In die e-mail stond het volgende:
“(…) [mediator], dank voor je transparantie. Misschien dat wij beiden toch een andere
visie hebben op de begrippen neutraliteit en onpartijdigheid. Voor mij betekent dit
dat je er als opa en oma kunt zijn voor alle familieleden en dat betekent: luisteren
naar ieders wanhoop, pijn en verdriet, serieus nemen van hun klachten, ook vertellen
over je eigen geschoktheid en klachten. Het betekent ook de kinderen stimuleren om
open te zijn en het kind dat er mee naar buiten is gekomen, prijzen voor haar eerlijkheid
en meegeven dat het kan helpen om te helen door met elkaar in contact te blijven in
de pijn, ondanks alle ellende. Het betekent niet net doen of er niets aan de hand
is, er niet inhoudelijk over willen praten, kiezen wiens verhaal “de waarheid” is
omdat ik er van overtuigd ben dat die alleen te kennen is door diegenen die er zelf
bij geweest zijn.
Mijn ervaring is dat aanvaarden, erkennen, durven luisteren en aankijken van de
gevolgen uiteindelijk het minst schade oplevert bij alle betrokkenen en ruimte geeft
voor verzoening: iemand die met dit verhaal naar buiten komt en niet wordt geloofd,
voelt dit als verstoting uit de familie. Aan de andere kant is geen hulp krijgen bij
het nemen van verantwoordelijkheid voor de gevolgen die de getroffene ervaart, ook
ontzettend eenzaam. (…)”
3.12 Op 12 en 19 juli 2023 vonden er gesprekken plaats tussen klaagster en haar zoon.
3.13 Op 29 augustus 2023 liet klaagster aan verweerster weten niet verder te willen gaan met het traject.
3.14 Op 17 november 2023 hebben klagers bij M een klacht ingediend tegen verweerster. Verweerster is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen (Wkkgz) aangesloten bij M. Via M is een klachtenfunctionaris bij de behandeling van de klacht betrokken geraakt.
3.15 Op 20 december 2023 heeft verweerster schriftelijk op de klacht gereageerd.
In reactie daarop hebben klagers op 16 januari 2024 opnieuw een brief gestuurd naar
verweerster. Op 20 januari 2024 heeft verweerster weer op deze brief gereageerd. In
haar brief deed zij het voorstel om een externe deskundige in te zetten om het traject
verder te brengen. De klachtenfunctionaris zou helpen bij het zoeken naar de externe
deskundige. Klagers hebben op 23 januari 2024 positief gereageerd op dit voorstel.
3.16 Midden maart 2024 besloot verweerster het klachtentraject niet op deze manier
door te laten gaan. Per e-mail van 15 maart en 26 maart 2024 heeft zij klagers hiervan,
via de klachtenfunctionaris, op de hoogte gesteld. Voor zover relevant stond in het
bericht van 26 maart 2024 het volgende:
“(…) Zoals ik je heb laten weten is er helaas geen dekking vanuit de VVAA. Na zorgvuldige
heroverweging en na overlegd te hebben met een aantal mensen, heb ik besloten niet
verder te gaan met het traject bij M. Het kan in alle redelijkheid niet van een vrijgevestigde
met een eenmanspraktijk gevraagd worden om duizenden euro’s en vele uren extra inzet
en tijd te investeren in een klachtenprocedure.
Naast het financiële aspect wordt mijn besluit ook ingegeven door het feit dat ik,
terugkijkend, van mening ben dat er na vele uren inzet van jou en van mij nog geen
enkel nieuw perspectief is ontstaan. Een basis waarop stappen gezet kunnen worden
in de goede richting ontbreekt nog geheel.
(…)
Ik kan me wel voorstellen dat het kan helpen als de familie met een inhoudelijk
deskundige in gesprek gaat. Hierbij kan ook gekeken worden of ik toch nog iets kan
bijdragen om het zo vurig gevoelde en zeer begrijpelijke gewenste herstel van de familieverhoudingen
te bereiken. Mogelijk komen er uit die gesprekken ideeën voort waar ik alsnog iets
in therapeutische zin in zou kunnen betekenen.
(…) De familie zal dan de bijdrage van de inhoudelijk deskundige zelf moeten regelen
en betalen; ik bied dan aan om hier vervolgens, gratis, een gesprek over te hebben
met de dan ingeschakelde inhoudelijk deskundige. (…)”
4. De klacht en de reactie van de klinisch psycholoog
4.1 Klagers verwijten verweerster dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld in haar begeleiding.
Klagers zijn van mening dat verweerster niet neutraal, niet objectief en niet onafhankelijk
heeft opgetreden bij de aan klagers verleende zorg en begeleiding. Zij zou ten onrechte
aannames hebben gedaan. Het college begrijpt dat klagers verweerster de volgende kernverwijten
maakt:
a) Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld bij het versturen van de brief van 13
december 2022;
b) Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld door de brief van 20 juni 2023 te versturen
en door vervolgens niet in te grijpen toen de zoon van klagers deze brief in brede
kring verspreidde;
c) Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld in het kader van de klachtenbehandeling.
4.2 Verweerster heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende klinisch psycholoog.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel a) Het door verweerster versturen van de brief van 13 december 2022
van de zoon van klagers
5.2 Klagers verwijten verweerster dat zij aan het begin van het traject zonder enig
commentaar een brief van de zoon van klagers heeft toegestuurd waarin de zoon schrijft
onder welke voorwaarden de gesprekken gevoerd moeten worden. Uit de brief is op te
maken dat voor de zoon uitgangspunt is dat wordt uitgegaan van de lezing van de feiten
van zijn dochter. Klagers zeggen dat verweerster met het zonder enige context doorsturen
van de brief bij voorbaat al kiest voor de visie van deze zoon.
5.3 Verweerster betwist dit. Zij zegt dat zij de brief uitsluitend heeft doorgestuurd
om de verschillende standpunten over en weer te delen. Ze heeft benadrukt dat het
doorsturen van de brief niet betekent dat zij het standpunt van de zoon zonder meer
deelt.
5.4 Het college vindt het onhandig van verweerster dat zij de brief zonder enig
begeleidend schrijven heeft verstuurd. In de brief wordt een stellig standpunt ingenomen
in een binnen de familie uiterst gevoelige kwestie, en het was juist verweersters
rol om te proberen deze gevoelige kwestie op te lossen. Verweerster had beter kunnen
verduidelijken waarom zij deze brief aan klagers doorstuurde, te weten om in het begin
van de gesprekken helder te hebben waar de verschillende partijen stonden in het debat.
5.5 Het college vindt de manier van verzenden echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Het standpunt van de zoon was al bij klagers bekend en kwam in die zin niet als een
verrassing. Er had bovendien al een eerder gesprek plaatsgevonden. En ondanks dat
verweerster niet uitdrukkelijk heeft gezegd dat het hier ging om het standpunt van
de zoon en niet om het hare, heeft zij met het versturen van de brief evenmin het
signaal gegeven dat zij het eens was met de zoon, of dat de mening van de zoon anderszins
het startpunt van de gesprekken zou moeten zijn. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel b) Het door verweerster sturen van de e-mail van 20 juni 2023 en het
niet ondernemen van actie nadat de e-mail door de zoon van klagers was verspreid
5.6 Klagers stellen dat verweerster in deze e-mail uitdrukkelijk kiest voor hoe
de zoon van klagers over de gestelde gebeurtenissen denkt, terwijl klagers geen oordeel
over de gebeurtenissen wilden geven. Bovendien heeft de zoon de e-mail van verweerster
in brede kring verspreid om te laten zien dat een deskundige als verweerster zijn
visie op de gebeurtenissen onderschrijft. Klagers houden verweerster verantwoordelijk
voor de schade die hierdoor binnen hun sociale netwerk is ontstaan, en verwijten haar
dat zij niets heeft gedaan om die schade te beperken.
5.7 Verweerster heeft verklaard dat zij in de gesprekken met klagers en de overige
familieleden steeds heeft geprobeerd te onderzoeken of de familieverhoudingen hersteld
konden worden en dat in een dergelijk proces van systeemtherapie de waarheidsvinding
niet op de voorgrond staat. Zij zegt geprobeerd te hebben om zich via meervoudig inleven
een beeld te vormen van de visies van de verschillende partijen, maar dat dit in het
proces een complexe opgave bleek, waardoor de begeleiding uiteindelijk niet verder
is gekomen dan verkennende gesprekken, en een daadwerkelijke inhoudelijke begeleiding
en een behandelplan niet van de grond zijn gekomen. Dat zij zich in de gesprekken
steeds moest verdedigen en het gevoel had voortdurend ter verantwoording te worden
geroepen, hielp daarbij volgens verweerster niet. Over haar e-mail van 20 juni 2023
heeft zij later toegegeven dat wat zij daarin schrijft te veel als haar eigen mening
is gezien en dat zij de gekozen bewoordingen achteraf gezien ook niet correct vindt.
Ze heeft een rectificatie aangeboden. Ter zitting heeft verweerster hieraan toegevoegd
dat zij inderdaad het gevoel had dat er tussen de kleinkinderen iets gebeurd moest
zijn, en dat zij vindt dat zij dit heeft mogen zeggen omdat zij vond dat zij zich
in dit verband authentiek moest opstellen.
5.8 Het college heeft de stellige indruk dat verweerster gezien de complexe familieverhoudingen
een ingewikkelde opdracht heeft aangenomen. Al in de verkennende gesprekken bleek
er een groot verschil van inzicht te bestaan tussen de familieleden onderling. Verweerster
heeft, na het ongemakkelijke verloop van de gesprekken, en blijkbaar om te kijken
of er toch een basis gevonden kon worden om de familiebanden te herstellen, haar e-mailbericht
van 20 juni 2023 geschreven. Ze heeft gezegd dat ze daarbij het uitgangspunt van de
systeemtherapie volgde dat in het proces naar herstel van familieverhoudingen de waarheidsvinding
niet het doel van de gesprekken is, omdat dit het herstel in de weg kan staan.
5.9 Verweerster heeft daarbij echter miskend dat de waarheidsvinding voor klagers
juist wél van groot belang was in die zin dat zij uitdrukkelijk geen partij wilden
kiezen omdat en zolang zij de juiste toedracht niet kenden. Klagers wilden dat in
het proces van herstel van de familiebanden ofwel de feiten duidelijk zouden worden,
ofwel daarover geen oordeel gegeven zou worden. Verweerster was van dit standpunt
op de hoogte. Door de toonzetting van verweersters e-mailbericht werden klagers in
wezen gedwongen om ervan uit te gaan dat hun zoons lezing over de toedracht de juiste
zou zijn, ook al bevat dit bericht ook nuanceringen op die toonzetting. Omdat er geen
beweging was te verwachten in de standpunten van partijen over de toedracht, had verweerster
naar het oordeel van het college moeten verkennen of tot herstel van de familieverhoudingen
kon worden gekomen zonder überhaupt een oordeel te geven over wat was voorgevallen.
Dit heeft verweerster niet gedaan.
5.10 Dat de zoon van klagers de e-mail verder heeft verspreid is weliswaar een gevolg
van het opstellen daarvan door verweerster, maar is een keuze van de zoon geweest,
die verweerster zelf niet tuchtrechtelijk te verwijten is. Bovendien is niet zondermeer
duidelijk geworden dat verweerster niets heeft gedaan om het verspreiden een halt
toe te roepen.
5.11 Door in haar e-mail van 20 juni 2023 de stand van zaken aldus te verwoorden
heeft verweerster in ieder geval de schijn gewekt dat zij niet neutraal en onafhankelijk
positie heeft gekozen in het conflict. Daarmee heeft verweerster zich onprofessioneel
opgesteld en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarmee
gegrond.
Klachtonderdeel c) Onzorgvuldig handelen bij de klachtenprocedure
5.12 Vaststaat dat verweerster het klachtentraject bij M heeft beëindigd met als
argument dat voortzetting voor haar zowel financieel als qua tijdbeslag te belastend
was. Klaagsters verwijten haar dat zij dit heeft gedaan op een moment dat met beider
instemming gezocht werd naar een externe deskundige die bij de gesprekken kon worden
ingezet. Zij hebben daarnaast gesteld dat het reglement van de klachtenprocedure voorschrijft
dat de therapeut de kosten draagt van de inzet van een deskundige en dat dit ook geldt
voor een solistisch werkende zorgaanbieder als verweerster.
5.13 Anders dan klagers ziet het college geen aanleiding voor het oordeel dat een
zorgaanbieder altijd verplicht is om de genoemde procedure geheel en op eigen kosten
te doorlopen. Van belang daarbij is of het beoogde doel ook langs een andere weg bereikt
kan worden. Het college vindt het niet onbegrijpelijk dat verweerster, geconfronteerd
met de aanzienlijke kosten van de M procedure, deze beslissing heeft genomen. Voor
het college is daarbij doorslaggevend dat verweerster heeft gezegd dat zij bereid
was om op een andere manier mee te werken aan het bereiken van een oplossing. De door
verweerster gekozen handelwijze is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit onderdeel
van de klacht is ongegrond.
Slotsom
5.14 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel b gegrond is en de andere
klachtonderdelen ongegrond.
Maatregel
5.15 De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Dit betekent dat er
een maatregel opgelegd kan worden. Het college ziet ook aanleiding om een maatregel
op te leggen. Verweerster heeft partijen een e-mailbericht gestuurd waarin zij de
facto voorstelt om uit te gaan van het feitenrelaas van de kleindochter. Weliswaar
bevat het bericht ook nuanceringen en heeft zij de e-mail opgesteld in een laatste
poging om nog een oplossing tussen partijen te bereiken, maar verweerster is er daarbij
aan voorbijgegaan hoe belangrijk het voor klagers was dat er niet gekozen zou worden
voor de ene of de andere lezing van de feiten. Door op de zitting te verklaren dat
zij dacht dat er wel iets was voorgevallen tussen de kleinkinderen van klagers, en
dat zij dat heeft geventileerd omdat zij het van belang vindt om authentiek te zijn,
heeft verweerster bovendien het beeld gewekt dat zij ook nu nog niet geheel op haar
handelen reflecteert. Op basis van deze feiten vindt het college een waarschuwing
passend als zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van de handelwijze benadrukt
zonder daarop het stempel van laakbaarheid te drukken. Hoewel verweerster niet op
alle aspecten heeft gereflecteerd heeft zij lering getrokken uit haar handelen en
aangegeven in het vervolg anders te handelen. Het college vindt een waarschuwing onder
deze omstandigheden passend en geboden.
Kostenveroordeling
5.16 Klagers hebben verzocht verweerster te veroordelen in de kosten die zij hebben
gemaakt in deze procedure. Een kostenveroordeling is weliswaar mogelijk als het college
de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart en aan de zorgverlener een maatregel oplegt,
maar dit verzoek moet uiterlijk twee weken voor de zitting gedaan worden. Dit volgt
uit artikel 14 lid 3 van het Reglement van orde van de Regionale Tuchtcolleges voor
de Gezondheidszorg. Klagers hebben dit verzoek pas op de zitting gedaan. Dit betekent
dat het verzoek te laat is ingediend en dus zal worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;
- legt verweerster de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- wijst het verzoek om een kostenveroordeling af.
Deze beslissing is gegeven door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, H.W.M.M.
Rieter-van den Bergh, lid-jurist, T.A.W. van der Schoot, T. Koetsier en M.J.E. Lemmens,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris, en in het openbaar
uitgesproken op 25 april 2025.