ECLI:NL:TGZCTG:2025:76 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2645
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:76 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-04-2025 |
Datum publicatie: | 23-04-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2645 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen neuroloog. De echtgenote van klager is in december 2020 opgenomen in het Ikazia Ziekenhuis en enkele dagen later overleden. Klager verwijt de neuroloog a) dat de zorg aan zijn echtgenote niet goed en ondeskundig is geweest, en b) dat is nagelaten om hem te bellen toen zijn echtgenote achteruitging, waardoor klager niet bij zijn echtgenote was toen zij overleed. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beslist dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2645 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., neuroloog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. S. Dik.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 29 februari 2024 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de neuroloog - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 8 november 2024, onder nummer A2024/7112, heeft dat College beslist dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De neuroloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 2 april 2025, waar is verschenen de neuroloog, bijgestaan door mr. S. Dik. Klager is, hoewel behoorlijk uitgenodigd, niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“3. De feiten
3.1 De echtgenote van klager, geboren in 1946, is in de avond van 2 december 2020 opgenomen in het E.-Ziekenhuis na een herseninfarct. Na binnenkomst in het ziekenhuis is een CT-scan van haar hersenen gemaakt en is een behandeling gestart met intraveneuze trombolyse, anti-stollingsmedicatie.
3.2 Die nacht ging de echtgenote van klager achteruit. Er is opnieuw een CT-scan van de hersenen gemaakt en daarop was dit keer een grote bloeding te zien. Klager is gebeld om naar het ziekenhuis te komen. In het ziekenhuis heeft een collega van de neuroloog een gesprek met klager gevoerd, waarbij is uitgelegd dat de situatie van zijn echtgenote zorgelijk was.
3.3 Op 4 december 2020 werd vanwege een verdenking op een longontsteking gestart met antibiotica. Die dag vond opnieuw een gesprek met klager plaats, waarbij werd uitgelegd dat de situatie zeer zorgelijk was en in ieder geval de komende 24 uur afgewacht moest worden. Met klager werd afgesproken dat een niet-reanimeren en niet-IC beleid zou worden gevoerd.
3.4 Op 5 december 2020 vond opnieuw een familiegesprek plaats. Er werd afgesproken dat de situatie over 48 uur opnieuw beoordeeld zou worden. Als er dan geen verbetering zou zijn opgetreden, werd afgesproken verder een abstinerend beleid te voeren, wat betekent dat er geen behandeling meer plaatsvindt om het leven te verlengen.
3.5 Op 6 december 2020 omstreeks 06:00 uur ’s ochtends was de echtgenote van klager bij controle stabiel. Die ochtend werd zij verzorgd en gewassen. Daarna werd haar ademhaling plotseling onrustig en is zij overleden.
3.6 De neuroloog was van 3 tot en met 6 december 2020 als supervisor verantwoordelijk voor de zorg aan de echtgenote van klager. Hij heeft haar gezien tijdens visites op 4 en 5 december 2020. Bovengenoemde gesprekken met klager zijn gevoerd door de zaalartsen, die het eerste aanspreekpunt voor de familie waren. Enige tijd na het overlijden van de echtgenote van klager heeft de neuroloog een gesprek gevoerd met klager waarin hij het beloop en de behandeling heeft toegelicht.
4. De klacht en de reactie van de neuroloog
4.1 Klager heeft zijn klachten in drie klaagschriften uiteengezet. Omdat verschillende klachtonderdelen met elkaar samenhangen, ziet het college aanleiding om deze gezamenlijk te beoordelen. In de kern verwijt klager de neuroloog:
a) dat de zorg aan zijn echtgenote niet goed en ondeskundig is geweest. Zo heeft zij een ‘standaardbehandeling’ gekregen terwijl zij vanwege haar hoge cholesterol een andere behandeling had moeten krijgen en was het chaotisch op de afdeling waar zijn echtgenote was opgenomen;
b) dat is nagelaten om hem te bellen toen zijn echtgenote achteruitging. Hierdoor is zij overleden zonder dat klager bij haar was.
4.2 De neuroloog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de neuroloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende neuroloog.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de neuroloog geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel a) de zorg aan de echtgenote van klager
5.2 Het college stelt vast dat de neuroloog niet betrokken is geweest bij de zorg aan de echtgenote van klager op de avond en nacht van haar opname in het ziekenhuis. Van de behandeling in die periode kan de neuroloog dan ook geen verwijt worden gemaakt. Met de neuroloog is het college wel van oordeel dat de ingezette behandeling met intraveneuze trombolyse de juiste behandeling is in geval van een herseninfarct en in overeenstemming met de richtlijnen. In deze richtlijnen wordt rekening gehouden met hartaandoeningen en bijvoorbeeld een hoog cholesterol, zoals bij de echtgenote van klager aan de orde was, omdat dat vaker voorkomende aandoeningen zijn bij patiënten met een herseninfarct. Het college is het daarom niet eens met klager dat zijn echtgenote vanwege haar hoge cholesterol een andere behandeling had moeten krijgen; de ingezette behandeling was in lijn met de richtlijn en er is niet gebleken dat er een reden was om daarvan af te wijken.
5.3 Door een behandeling met intraveneuze trombolyse ontstaat een verhoogd risico op een bloeding in de hersenen en bij een grote bloeding is er een kans dat de patiënt overlijdt. Gemiddeld is de uitkomst voor patiënten met een herseninfarct echter beter met deze behandeling, dan zonder. Bij de echtgenote van klager is deze complicatie helaas opgetreden en zij is ook overleden. De neuroloog kan hiervan geen verwijt worden gemaakt.
5.4 De echtgenote van klager was opgenomen op de ‘stroke care unit’, een afdeling waar mensen met een herseninfarct of hersenbloeding worden opgenomen. Het college kan zich voorstellen dat klager het daar onrustig heeft gevonden omdat op zo’n afdeling veel controles plaatsvinden en patiënten ook door middel van apparatuur in de gaten worden gehouden. Er zijn geen aanwijzingen dat het er op de afdeling chaotisch aan toe ging.
5.5 Klager verwijt de neuroloog dat zijn echtgenote was aangesloten op ‘handhavingsapparatuur’. Vanwege het risico op complicaties mocht zij maar vijftien minuten aangesloten blijven, maar hier is geen rekening mee gehouden, aldus klager. Uit het dossier blijkt dat de echtgenote van klager aangesloten is geweest op apparatuur om de bloeddruk en de zuurstofsaturatie van het bloed in de gaten te houden. Zulke apparatuur is niet schadelijk en heeft geen risico van bloedingen, zoals klager meent. De echtgenote van klager werd niet kunstmatig beademd. Het verwijt slaagt niet.
5.6 Het college oordeelt dat niet is gebleken dat de zorg aan de echtgenote van klager
ondeskundig of op een andere manier niet goed is geweest. Het eerste klachtonderdeel
is ongegrond.
Klachtonderdeel b) het bellen bij achteruitgang
5.7 Klager verwijt de neuroloog dat hij niet gebeld is toen zijn echtgenote achteruitging. Hierdoor was hij niet bij zijn echtgenote toen zij overleed.
5.8 Het college kan zich goed voorstellen dat het voor klager heel naar is dat hij niet bij zijn echtgenote was op het moment zij overleed. Hij hoorde pas van haar overlijden toen hij heel kort daarna in het ziekenhuis aankwam. Naast het feit dat klager zijn echtgenote heeft verloren, moet het voor hem heel verdrietig zijn dat hij geen afscheid van haar heeft kunnen nemen en er op dat moment niet voor haar kon zijn.
5.9 Uit het dossier blijkt dat verschillende keren met klager is besproken dat de
situatie heel zorgelijk was. Ook blijkt dat de echtgenote van klager tijdens de controles
in de nacht voor haar overlijden stabiel was. Na haar verzorging in de ochtend is
haar toestand plotseling achteruitgegaan en is zij snel daarna overleden. Dit gebeurde
zo plotseling dat er geen tijd is geweest om klager te waarschuwen. Dat is verdrietig,
maar niet verwijtbaar. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “3. De feiten” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het beroep
Procedure
Het beroep van klager strekt ertoe – zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege – dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
4.2 De neuroloog kan zich vinden in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en stelt zich daarom op het standpunt dat het beroep van klager moet worden verworpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2025 heeft de neuroloog zijn standpunt nogmaals toegelicht.
Beoordeling
4.4 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Dit betekent dat de klacht van klager faalt en het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter, B.J.M. Frederiks en
T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen, en A. Schaafsma en C.S.M. Straathof, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N. Germeraad-van der Velden, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.