ECLI:NL:TGZRAMS:2025:100 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7474

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:100
Datum uitspraak: 25-04-2025
Datum publicatie: 25-04-2025
Zaaknummer(s): A2024/7474
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij bij een knieoperatie zijn rechterbeen heeft rechtgezet zonder onderzoek te hebben gedaan naar de stand van zijn rechtervoet. Het college overweegt dat er geen sprake van is dat het been is rechtgezet. De klachten aan klagers rechtervoet zijn niet te verklaren door de stand van het been na de knieoperatie. De orthopedisch chirurg heeft derhalve niet verwijtbaar gehandeld. De klacht is kennelijk ongegrond.

A2024/7474

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 25 april 2025 op de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
orthopedisch chirurg,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de orthopedisch chirurg, gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniels, werkzaam te
Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij bij een knieoperatie zijn rechterbeen heeft
rechtgezet zonder onderzoek te hebben gedaan naar de stand van zijn rechtervoet. Daarbij verwijt
klager het ziekenhuis dat dit heeft kunnen gebeuren en dat de scholing en intercollegiale toetsing
van de orthopedisch chirurgen niet op orde is.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is ten aanzien van de
klacht over het ziekenhuis en dat de klacht gericht tegen de orthopedisch chirurg kennelijk
ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen
en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college
eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle
ontvangen op 30 juli 2024 en vervolgens doorgestuurd en door het college op 15 augustus 2024
ontvangen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van klager, binnengekomen op 8 november 2024;
- de brief van de secretaris van het college aan klager van 25 november 2024.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Op 3 april 2018 is klager door zijn huisarts verwezen naar de orthopedisch chirurg in verband
met klachten aan zijn rechterknie.

3.2 Op 7 september 2018 heeft de orthopedisch chirurg klager op het spreekuur gezien. In de brief
over dit consult aan de huisarts is onder het kopje anamnese genoteerd:
“Heeft meer last van de rechterknie. Vindt het erg lijken op de eerdere kniepijn links. Loopt
beperkt vanwege de voetklachten. Lager staan geeft knieklachten. Beperkt activiteiten per dag en
last pauzes in. Heeft rustpijn, wisselend aanwezig. ’s nachts op en af klachten.
Pijnmedicatie; geen. Wil graag knievervanging na 18 oktober.”
Onder het kopje lichamelijk onderzoek is door de orthopedisch chirurg genoteerd:
“Knie rechts; geen hydrops. crepiteren lateraal. Corrigeerbare valgusas. Flexie-extensie 120- 5-0
voorachterwaarts stabiel. retropatellair geen drukpijn. Heuprotaties weinig pijnlijk.”

Er zijn röntgenfoto’s gemaakt. De orthopedisch chirurg concludeerde dat er sprake was van
symptomatische gonartrose. Er werd afgesproken dat klager in aanmerking zou komen voor een
knieprothese. Er zou tijdens de operatie gebruik worden gemaakt van een patiëntspecifieke mal.
Klager was bekend met de ingreep, de nabehandeling en mogelijke complicaties en heeft hiervoor zijn
akkoord gegeven.

3.3 Op 26 november 2018 is klager geopereerd. In het operatieverslag is hierover voor zover van
belang en letterlijk weergegeven het volgende vermeld:
“(..) Pneumatische bovenbeensbloedleegte.
Midlijn huidincisie. Mediale arthrotomie. Klieven van de patellapees in de lengterichting tot
handbreed boven de patella. Subperiostaal eleveren van het periost mediaal van de tuberositas tot
voldoende expositie is verkregen. Flexie van de knie. Inbrengen van de Vanguard cruciate retaining
knieprothese volgens de Signature methode. Goede stabiliteit. Goede asstand. Uitstekende
mechanische fixatie van de componenten. LIA. Spoelen.
Hechten van het kapsel. Sluiten in lagen. De huid wordt met staples gehecht. Drukverband. NB:
Geopereerd volgens de Signature instellingen, wel gekozen voor een kleiner tibiaplateau, en hier
bij de rotatie aangepast op geleide van de proefpassing. Duidelijke indicatie voor patella
resurfacing. Geen releases, flexie/extensie 120-0-0. Denervatie nog verricht en verwijderen
osteofyten bij de patella. (..)”.

3.4 Na de operatie heeft klager gedurende een periode van twee jaar nog een aantal malen contact
gehad met de orthopedisch chirurg.

3.5 Op 18 november 2020 is klager voor het laatst bij de orthopedisch chirurg op het spreekuur
geweest in verband met voetklachten rechts. De orthopedisch chirurg heeft klager toen doorverwezen
naar een collega.

4. De klacht en de reactie van de orthopedisch chirurg
4.1 Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij tijdens een knieoperatie op
26 november 2018 zijn been heeft rechtgezet zonder onderzoek te doen naar de stand van zijn
rechtervoet, terwijl dit wel had gemoeten. De operatie had daardoor volgens klager niet op deze
wijze mogen worden uitgevoerd. Daarnaast verwijt klager het ziekenhuis dat deze het handelen van de
orthopedisch chirurg niet heeft voorkomen en ook dat het ziekenhuis de scholing en intercollegiale
toetsing van de orthopedisch chirurgen niet op orde heeft.

4.2 De orthopedisch chirurg heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
5.1 Voor wat betreft de klachtonderdelen die gericht zijn tegen het ziekenhuis waar de
orthopedisch chirurg werkzaam is, heeft te gelden dat klager in deze onderdelen van zijn klacht
niet kan worden ontvangen. Het college komt ambtshalve tot deze conclusie aangezien het alleen
mogelijk is om een tuchtklacht in te dienen tegen een BIG- geregistreerde beroepsbeoefenaar (art.
47 lid 2 Wet BIG). Een instelling als een ziekenhuis is een rechtspersoon en derhalve niet
BIG-geregistreerd, waardoor het niet mogelijk is om hiertegen een tuchtklacht in te dienen. Het
college komt daarom tot het oordeel dat klager in dit onderdeel van de klacht kennelijk
niet-ontvankelijk is. Het college zal dit onderdeel van de klacht daarom niet inhoudelijk
bespreken.

De criteria voor de beoordeling van de orthopedisch chirurg
5.2 De vraag is of de orthopedisch chirurg de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende orthopedisch chirurg. Bij
de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de orthopedisch chirurg geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.

5.3 Het college oordeelt dat de orthopedisch chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld.

De operatie op 26 november 2018
5.4 Het college volgt klager niet in zijn standpunt dat tijdens de operatie ten onrechte de stand
van zijn rechterbeen is gecorrigeerd en dat hij daardoor meer last heeft gekregen van zijn
rechtervoet. Tijdens de operatie wordt de prothese loodrecht op de beenas geplaatst. Wellicht dat
dit bij klager de indruk heeft doen ontstaan dat zijn been zou zijn rechtgezet. Hiervan is echter
geen sprake, de afwijking van de stand van klagers rechterbeen is fysiologisch, dat wil zeggen normaal, binnen de grenzen van hoe een menselijk lichaam in elkaar kan zitten. Er was ook geen aanleiding om voorafgaande aan de operatie nader onderzoek te doen naar klagers voet. De klachten aan klagers rechtervoet zijn niet te verklaren door de stand van het been na de knieoperatie. Wel kan het zo zijn dat na een knieoperatie, als er meer kan worden bewogen,
andere zwakke plekken meer belast worden en er daardoor meer klachten ontstaan, bijvoorbeeld vanuit
een versleten enkel. De juiste volgorde voor het aanpakken van dit soort problemen is echter eerst
de knie en dan de voet. De orthopedisch chirurg heeft derhalve niet verwijtbaar gehandeld.

Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

Klager is kennelijk niet-ontvankelijk voor wat betreft het klachtonderdeel over het ziekenhuis en
de klacht is voor het overige kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 25 april 2025 door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter,
E.M. Deen, lid-jurist, T.S. Oei, A.M.J.S. Vervest en H.W.J. Koot, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door A. Tingen, secretaris.