Zoekresultaten 3751-3800 van de 44614 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/724140 / DW RK 22/387 MdV/RH

    Incassofase. De gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld dat het een bewuste keuze is om in de (eerste) aanmaning niet op te nemen dat de geadresseerde ook kan aangeven of hij de vordering betwist en op welke gronden. Op dit punt overweegt de kamer dat het in de incassofase van belang is om een dergelijke mededeling wel in de aanmaning(en) op te nemen, op grond van artikel 12 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels (oud) (en art. 4.5 van de Gerechtsdeurwaardersverordening). Dit om te voorkomen dat de schuldenaar uit het optreden van de gerechtsdeurwaarder afleidt dat het niet een enkele aanspraak van een schuldeiser is, maar dat hij verplicht is de vordering te betalen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5578

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts is door ingeschakeld als primair beoordelend verzekeringsarts om de medische beoordeling in het kader van de Wajong uit te voeren. Er is beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie is navolgbaar en niet onjuist. Aangezien klager geen stukken uit de referteperiode had aangeleverd heeft de verzekeringsarts terecht geconcludeerd dat klager niet aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2023:11 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/02 VB 2023/03

    Koeien. In deze zaak gaat het om de manier waarop dierenarts 1 de veestapel op de melkveehouderij van appellant heeft gevaccineerd en de boordeling van de gezondheidstoestand van de koeien. Aan dierenarts 2 wordt verweten dat hij voorbarig en zonder de dieren te hebben gezien zou hebben geconcludeerd dat de gezondheidsklachten werden veroorzaakt door een weerstandsprobleem.Beroep verworpen. [VB 2023/02 en VB 2023/03]

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5275

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De gz-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De gz-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De gz-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het college acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:149 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1803

    Klacht tegen een internist. Klaagster klaagt over de wijze waarop haar begin december 2016 overleden echtgenoot (hierna: de patiënt) is behandeld. De internist is werkzaam in het ziekenhuis waar de patiënt is behandeld. Eind november 2016 meldde patiënt zich in de avond bij de SEH van het ziekenhuis en werd hij opgenomen onder verdenking van een longontsteking dan wel een galblaasontsteking. De beklaagde internist was toen de dienstdoende internist. Zij heeft in overleg met de patiënt besloten om onder andere te starten met antibiotica en het toedienen van vocht via een infuus. De volgende ochtend was bloed bij urine aanleiding om de antistolling te stoppen. De internist heeft na lichamelijk onderzoek besloten een longarts te vragen te patiënt te beoordelen. Ook is een chirurg om advies gevraagd. Patiënt heeft in de avond toch eenmalig 0,4 mg Fraxiparine toegediend gekregen door de verpleging. Klaagster verwijt de internist dat zij bloedverdunners aan de patiënt heeft voorgeschreven zonder eerst de trombosedienst of de longarts te raadplegen, en dat zij een bloed verdunnend middel heeft laten toedienen, onder weigering van de patiënt zelf en onder protest van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond vanwege het ontbreken van persoonlijke verantwoordelijkheid van de internist. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5096

    Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klaagster is, na aanhoudende klachten aan haar rechterschouder na een ongeval in 2009, in 2012 geopereerd aan haar sleutelbeen. Ook hierna hield zij schouderklachten en heeft zij nog meerdere onderzoeken en behandelingen ondergaan. In 2019 heeft klaagster, in het kader van een aansprakelijkstelling van het ziekenhuis, de rechtbank verzocht om een deskundigenonderzoek te laten verrichten naar de in 2012 uitgevoerde operatie. Hierop is verweerder als deskundige benoemd. Verweerder heeft onderzoek verricht en op basis daarvan een rapport opgesteld. Concluderend acht hij de operatie in 2012 lege artis uitgevoerd. Klaagster maakt verweerder meerdere verwijten over zijn onderzoek en het door hem opgestelde rapport. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:178 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4972

    Klacht tegen chirurg. Klaagster heeft in 2009 een auto-ongeval gehad. Vanwege aanhoudende schouderklachten rechts en na diverse onderzoeken is zij in 2012 door verweerder geopereerd. Klaagster meent dat de chirurg niet de juiste operatie heeft uitgevoerd en maakt hem hierover diverse verwijten. Ook verwijt zij hem dat hij onjuiste declaraties heeft gedaan en dat een eerder geplande operatie niet is doorgegaan. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:147 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1758

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager heeft in juli 2019 in het kader van een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering een gezondheidsverklaring ingevuld. In november 2019 is de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij de verzekeringsmaatschappij waar de verzekeringsarts aan verbonden is als medisch adviseur ingegaan. In november 2020 heeft klager zich ziek gemeld en een beroep op de verzekering gedaan. De verzekeringsarts heeft een acceptatie-advies uitgebracht. In dit advies heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat klager de verzekeringsmaatschappij niet volledig heeft geïnformeerd in de door hem ingevulde gezondheidsverklaring. In 2021 heeft de verzekeringsmaatschappij de verzekering beëindigd en de arbeidsongeschiktheidsclaim met terugwerkende kracht afgewezen. Klager klaagt over de inhoud en de wijze van totstandkoming van het advies van de verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:196 Hof van Discipline 's Gravenhage 230196

    Beklag artikel 13 ongegrond. Geen redelijke kans van slagen, mede omdat mogelijk aansprakelijke partijen niet meer bestaan en de vordering verjaard zal zijn.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:175 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5361

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij bij haar op 14-jarige leeftijd een labia reductie heeft uitgevoerd zonder adequate informatieverstrekking voorafgaand aan de operatie. Ook klaagt zij over de uitvoering van de operatie en de dossiervoering. Klaagster wenste deze labia reductie vanwege lichamelijke klachten en om esthetische redenen. Op grond van het toepasselijke Modelprotocol Labiumreductie had de plastisch chirurg voor psychologische counseling moeten zorgdragen, hetgeen niet heeft plaatsgevonden. Van de informatieverstrekking aan klaagster heeft de plastisch chirurg voorafgaand aan de operatie geen aantekeningen gemaakt waardoor het college niet kan vaststellen welke informatie de plastisch chirurg voorafgaand aan de operatie heeft gegeven. De dossiervoering in de eigen praktijk van de plastisch chirurg bestond ten tijde van de operatie uit een Word document van één A-4tje. Nu niet te achterhalen is wanneer deze aantekeningen zijn gemaakt en/of er wellicht op enig moment aanvullingen of wijzigingen in zijn aangebracht, is van adequate dossiervoering geen sprake. Het college kan niet vaststellen dat de operatie onjuist is uitgevoerd. De overige klachten zijn ongegrond. Gegeven de aard van de tuchtrechtelijke fouten en de gegeven omstandigheden, waaronder een kwetsbare minderjarige patiënt, zal het college de maatregel van berisping opleggen. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:148 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1591

    Klacht tegen een vrijgevestigde gz-psycholoog die naast haar werkzaamheden binnen de basis GGZ in opdracht van een gezondheidsmanagementorganisatie werknemers met psychische klachten begeleidt bij hun arbeidsre-integratietraject. Klaagster is uitgevallen op haar werk in verband met psychische klachten. Zij heeft behandelsessies bij de gz-psycholoog gehad. De klacht houdt in dat de gz-psycholoog de door haar opgestelde verslagen niet zonder deze met klaagster te bespreken en zonder haar toestemming naar de organisatie had mogen sturen en de organisatie deze vervolgens ook niet had mogen doorsturen naar de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:224 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-233/DH/DH

    Verweerder heeft volhard in zijn weigering het dossier aan klager te verstrekken, waarbij hij zich ten onrechte heeft beroepen op zijn retentierecht. Ook heeft verweerder daarbij de voorwaarde gesteld dat klager zijn tuchtklacht tegen verweerder moest intrekken. Toen klager verweerder aansprakelijk stelde, heeft verweerder geweigerd de aansprakelijkstelling door te sturen aan zijn verzekeraar. Verweerder heeft daarmee onzorgvuldig en onprofessioneel gehandeld, de belangen van klager geschaad en het vertrouwen in de advocatuur beschaamd. Tuchtrechtelijk verleden. Vier weken schorsing onvoorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:191 Hof van Discipline 's Gravenhage 220282

    Het wettelijk systeem biedt na een voorzittersbeslissing van de raad uitsluitend de mogelijkheid om bij de raad verzet aan te tekenen. Nu deze andere rechtsingang bestaat, is het hof niet bevoegd om van een verzet of hoger beroep tegen een voorzittersbeslissing van de raad kennis te nemen. De voorzitter van het hof heeft zich terecht onbevoegd verklaard. Het verzet tegen die beslissing is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:225 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-292/DH/RO

    Verzet ongegrond. Geen sprake van strijd met art. 6 EVRM. Procedure bij de deken leidt niet tot gegrond verzet: de deken moet een klacht altijd onderzoeken en het innemen van een dekenstandpunt is ter beoordeling aan de deken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:192 Hof van Discipline 's Gravenhage 190202H

    Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk. Buiten de daarvoor geldende termijn van een jaar na de uitspraak ingediend, geen sprake van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 1 van het herzieningsprotocol en geen aanleiding om een uitzondering te maken op de regel dat alleen de advocaat aan wie een maatregel is opgelegd een herzieningsverzoek kan indienen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:226 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-333/DH/DH

    Verweerster heeft als advocaat van de wederpartij in een gevoelige familiekwestie over zorg voor en omgang met een jong kind onvoldoende oog gehad voor klagers belangen en onvoldoende de-escalerend gehandeld. Zij heeft onjuiste informatie verstrekt en schikkingsonderhandelingen aan de rechtbank overgelegd. Ook heeft zij het mediationgeheim geschonden. Verder heeft verweerster over deze gevoelige privékwestie contact opgenomen met klagers werkgever, terwijl die werkgever op geen enkele wijze bij het geschil betrokken was. Verweerster heeft hiermee op meerdere momenten klagers belangen nodeloos geschaad. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:193 Hof van Discipline 's Gravenhage 220059H 220223H

    Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk. Geen aanleiding om een uitzondering te maken op de regel dat alleen de advocaat aan wie een maatregel is opgelegd een herzieningsverzoek kan indienen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:194 Hof van Discipline 's Gravenhage 230079

    Hoger beroep van wrakingsbeslissing ontvankelijk wegens schending hoor en wederhoor. Het beroep is ongegrond. Verzoekers hebben niet onderbouwd hoe en op grond waarvan de (beweerdelijke) onbevoegdheid van een advocaat-lid of een plaatsvervangend voorzitter tot partijdigheid of vooringenomenheid jegens hen heeft geleid of kan leiden. De stelling dat de verzetprocedure bij de raad in strijd is met de bepalingen van artikel 6 EVRM faalt op grond van de vaste jurisprudentie van het hof (ECLI:NL:TAHVD:2017:168).

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:228 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-521/DH/DH

    Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klager door na te laten om periodiek een urenspecificatie en kostenopgave te verstrekken. Ook heeft verweerster klager onvoldoende geïnformeerd over de (reële) kans van intrekking van de toevoeging op het moment van de verkoop van de woning met kenbare overwaarde. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:195 Hof van Discipline 's Gravenhage 220280

    Bekrachtiging ongegronde beslissing raad. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Ook het hof is van oordeel dat verweerster geen onjuiste informatie heeft verstrekt.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:222 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-019/DH/RO

    Verzet ongegrond. Geen sprake van strijd met art. 6 EVRM. Procedure bij de deken leidt niet tot gegrond verzet: de deken moet een klacht altijd onderzoeken en het innemen van een dekenstandpunt is ter beoordeling aan de deken.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:229 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-392/DH/RO

    Verweerder heeft geen recht gedaan aan de positie van klaagster als gezagdragende ouder en hij is onvoldoende terughoudend geweest in het contact met de minderjarige zoon van partijen. Verweerder heeft daarmee onvoldoende rekening gehouden met de zwaarwegende belangen van de gezinsleden en vooral met de belangen van het kind. Het baart de raad zorgen dat verweerder de onjuistheid van zijn handelen niet inziet, ook niet nadat hij is gewezen op de relevante jurisprudentie. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:223 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-090/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:189 Hof van Discipline 's Gravenhage 220298

    Klacht tegen de eigen advocaat over de kwaliteit van dienstverlening en de omvang van de opgedragen werkzaamheden ongegrond. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:246 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5407

    Deels gegronde klacht tegen een chirurg. Klaagster is over de informatie en de gemaakte afspraken voorafgaand aan en na de operatie (laporoscopie) niet tevreden. Ook over de nazorg en het resultaat van de operatie is zij niet tevreden. De chirurg heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij klaagster voorafgaand aan de operatie adequaat heeft geïnformeerd over het operatieplan respectievelijk dat hij direct na de operatie klaagster adequaat heeft geïnformeerd over het operatiebeloop. Voor zover uit de door hem gemaakte summiere aantekeningen iets is af te leiden over de door hem gegeven informatie, steunen deze zijn stelling dat hij klaagster heeft geïnformeerd over de (voorgenomen) gefaseerde aanpak niet. De klacht is in zoverre gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het college is voor wat betreft de op te leggen maatregel van oordeel dat in dit geval mede gelet op de omstandigheden als maatregel passend is een waarschuwing als zakelijke terechtwijzing dat het qua informatieverstrekking niet goed is gegaan en dat de chirurg bij een volgende gelegenheid anders moet handelen. Klacht deels gegrond verklaard. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5013

    Klacht tegen een gz-psycholoog. Een journalist heeft een podcast gemaakt over klaagster. Zij heeft de gz-psycholoog gevraagd om in de uitzending gedragingen die aan klaagster worden toegeschreven, te duiden. Dit heeft de gz-psycholoog gedaan, zonder dat hij klaagster ooit gezien of gesproken heeft. Klaagster verwijt de gz-psycholoog zijn medewerking aan en uitlatingen tijdens de podcast. Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt – mede vanwege het tuchtrechtelijk verleden van de gz-psycholoog – een voorwaardelijke schorsing van drie maanden op.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:190 Hof van Discipline 's Gravenhage 230041 230042

    Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat klagers niet belanghebbend zijn bij hun klacht. Klagers zijn minderheidsaandeelhouders in een moedermaatschappij en de klacht is gericht tegen de advocaten van een dochtermaatschappij.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:81 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/715342 DW RK 22/114 EV/SM

    Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven (lees: correspondentie) met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn (van veertien dagen) beantwoordt. Nu beantwoording van correspondentie is uitgebleven, terwijl daar geen valide reden voor was, is dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/715556/ DW RK 22/123 EV/SM

    Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft onzorgvuldig gehandeld bij het in bewaarnemen van een paspoort, wat ertoe geleid heeft dat het paspoort – zonder daar erg in te hebben gehad – is vernietigd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:77 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/728062 / DW RK 23/14 EV/SM

    Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder buiten het arrondissement waarin zijn vestigingsplaats is gelegen geen ministerieplicht op grond van artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet heeft en de executietitel dan ook intensief moet toetsen. De bevoegdheid om ambtshandelingen te verrichten in de rest van Nederland brengt niet mee dat bij het accepteren en uitvoeren van de opdracht buiten het arrondissement waarin de vestigingsplaats van de gerechtsdeurwaarders is gelegen, niet meer kan worden volstaan met een marginale toets. Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:78 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/728069 / DW 23/15 EV/SM

    Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder conservatoir beslag zou hebben gelegd op een perceel zonder het beslagexploot aan klaagster te betekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft betwist ooit conservatoir beslag te hebben gelegd ten laste van klaagster. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist. De door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:79 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/732289 / DW RK 23/122 EV/SM

    Klager beklaagt zich er onder meer over dat zijn belangen bij de executie niet goed worden behartigd. Klager is echter niet de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, slechts een belanghebbende. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:124 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-184/DB/ZWB/D

    Dekenbezwaar. Onttrekken aan toezicht deken. Financiële administratie. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en in strijd met gedragsregel 29 gehandeld, doordat hij de kengetallen over het boekjaar 2021 en de vergelijkbare cijfers over het jaar 2020 ondanks herhaalde verzoeken niet heeft aangeleverd. Ook heeft verweerder de jaarstukken waarom is verzocht in verband met het kantoorbezoek, ondanks herhaalde verzoeken, niet aangeleverd. Verweerder heeft de overige afspraken als verwoord in het verslag van het kantoorbezoek d.d. 6 oktober 2022 evenmin heeft nageleefd en heeft bovendien niet binnen de daartoe gestelde termijn CCV-opgave gedaan. Tot slot heeft verweerder in algemene zin niet op door of namens de deken gedane redelijke verzoeken om informatie gereageerd, waarmee hij zich aan het toezicht van de deken heeft onttrokken. Verweerder is reeds eerder tuchtrechtelijk veroordeeld wegens het niet aanleveren van gevraagde bescheiden en het belemmeren van de deken in diens toezichthoudende taak. Ter zitting heeft verweerder er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Uit de houding van verweerder, ook in deze procedure, is op te maken dat hij de ernst van de situatie blijkbaar niet inziet. De behandeling van het onderhavige dekenbezwaar is ter zitting van 22 mei 2023 aangehouden teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om de gevraagde stukken alsnog voor of uiterlijk op 1 juli 2023 aan de deken aan te leveren. Verweerder had dit moeten opvatten als een allerlaatste kans. Verweerder heeft de met de deken afgesproken en in het proces-verbaal van de zitting vastgelegde termijn echter ongebruikt laten verstrijken. Op grond van het voorgaande oordeelt de raad een schorsing van 36 weken, waarvan 24 weken voorwaardelijk, passend en geboden. Daarbij zal de raad als bijzondere voorwaarde stellen dat verweerder uiterlijk op 1 januari 2024 de definitieve jaarstukken 2018 tot en met 2022 bij de deken zal aanleveren en op de voorgeschreven wijze zal deponeren.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:80 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712909 DW RK 22/36 EV/SM

    Niet (uit de stukken) is gebleken dat de door de gemachtigde van klagers geclaimde betalingsafspraak is gemaakt. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:242 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5551

    Gegronde klacht tegen een arts. Klager verwijt de arts dat hij geen vervangend cholesterolverlagend medicijn heeft voorgeschreven en dat hij hem te laat heeft doorverwezen naar de neuroloog. Daarnaast verwijt klager de arts dat hij de aansprakelijkheidstelling van klager niet heeft doorgestuurd naar zijn (beroepsaansprakelijkheid)verzekering. Het college is van oordeel dat de arts eerder en verder (neurologisch) onderzoek had moeten doen naar de aanhoudende klachten van klager. Nu hij dit niet heeft gedaan wordt de aanwezigheid van een indicatie om eerder door te verwijzen naar de neuroloog niet door de arts weerlegd. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Ook het derde klachtonderdeel is gegrond. Het college overweegt dat van een arts mag worden verwacht dat hij correct en zorgvuldig omgaat met (schade)claims en klachten die naar aanleiding van zijn handelen worden ingediend door patiënten. Daaronder valt ook dat hij een aansprakelijkheidstelling tijdig meldt aan en doorgeleidt naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het college is verder van oordeel dat de arts ten aanzien van het staken van de statine zorgvuldig heeft gehandeld en volgens de “Praktische handleiding bij de NHG-Standaard CVRM”. Het college vindt het gezien de klachten van klager begrijpelijk dat de arts geen andere statine heeft voorgeschreven en dat hij heeft gewacht met het voorschrijven van een andere statine tot na het onderzoek bij de neuroloog. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De arts is niet op de zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd. Het college heeft dan ook niet kunnen vaststellen of de arts de ernst van de hem gemaakte verwijten en de gegrond verklaarde klachtonderdelen inziet. Het college acht zijn gebrek aan reflectie en toetsbaar opstellen tijdens de gehele (tuchtklacht)procedure zorgelijk. Gelet hierop is het college van oordeel dat niet met een lichtere maatregel dan een berisping kan worden volstaan.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:243 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5514

    Gegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts heeft klager via zorgdomein verwezen. Deze verwijzing is nog dezelfde dag afgewezen. Klager verwijt de huisarts dat hij hem niet over de afwijzing op de hoogte heeft gesteld en hem niet verder heeft geholpen om een behandelaar te vinden voor zijn psychische klachten. Het college is van oordeel dat de huisarts klager had moeten informeren toen hij vernam dat zijn verwijzing niet werd geaccepteerd. De huisarts wist dat klager psychische hulp nodig had en dat klager voor die hulp dus niet bij deze behandelaar terecht kon. Daar komt bij dat de huisarts vond dat de behandelaar klager ten onrechte had afgewezen. De huisarts had direct contact met de behandelaar kunnen opnemen om te bespreken dat de afwijzing in zijn ogen onterecht was. De huisarts had dit ook nog kunnen doen toen klager contact opnam met zijn praktijk. Ook toen heeft de huisarts klager niet verder geholpen. De huisarts heeft later, nadat klager een klacht had ingediend, alsnog contact opgenomen met de behandelaar, waarna een intakegesprek met klager is ingepland. De behandeling van klager heeft door dit alles vertraging opgelopen, hetgeen mogelijk voorkomen had kunnen worden. De huisarts heeft ingezien dat hij anders had moeten handelen. De huisarts heeft tijdens het mondeling vooronderzoek zijn excuses aan klager aangeboden. Ook ter zitting heeft de huisarts zelfinzicht getoond. Gelet daarop acht het college een waarschuwing een passende maatregel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:200 Raad van Discipline Amsterdam 23-501/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht over advocaat van de wederpartij in beide onderdelen kennelijk ongegrond. Verweerster heeft gehandeld in het belang van haar cliënte en uit niets blijkt dat verweerster geen of onvoldoende bereidheid zou hebben getoond om bij de mediationgesprekken aanwezig te zijn.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:187 Hof van Discipline 's Gravenhage 230201

    Appelverbod ex art. 46h lid 7 niet doorbroken. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat zij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:244 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5453

    Gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster heeft toestemming gegeven aan de huisarts om bepaalde informatie te delen met een verzekeraar. Klaagster verwijt de huisarts dat hij ook niet relevante informatie, waarvoor zij geen toestemming heeft gegeven, heeft gedeeld. De huisarts erkent dat bepaalde informatie niet verstrekt had mogen worden. Hoewel hij zelf niet actief deze informatie heeft verstrekt (maar een ondersteunend medewerker van de praktijk) begrijpt hij wel dat hij hiervoor de verantwoordelijkheid draagt.Het college overweegt dat de klacht gegrond is, er is immers informatie verstrekt zonder toestemming van klaagster. Het college ziet desondanks geen aanleiding om de huisarts een maatregel op te leggen. De huisarts heeft op het moment dat hij ontdekte dat er in de praktijk niet conform de werkwijze en werkafspraken medische informatie was verstrekt, direct zijn verantwoordelijkheid genomen en alle benodigde stappen gezet om herhaling van deze situatie te voorkomen. Hij heeft daarbij niet alleen interne maatregelen genomen en een expert ingeschakeld, maar ook een melding bij de Autoriteit Persoonsgegevens gedaan. De huisarts heeft zich toetsbaar opgesteld en hij betreurt ten zeerste wat er is gebeurd en heeft aan klaagster zijn welgemeende excuses aangeboden. Gelet op dit alles is het college van oordeel dat het opleggen van een maatregel geen redelijk tuchtrechtelijk doel meer dient.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:201 Raad van Discipline Amsterdam 23-614/A/NH

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:188 Hof van Discipline 's Gravenhage 230213

    Appelverbod ex art. 46h lid 7 niet doorbroken. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat zij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:245 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5381

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. In het kader van een medische expertise voor een aanspraak op een verzekering was de huisarts gevraagd om het huisartsenjournaal te overleggen. Dit heeft de huisarts gedaan, maar later bleek dat een deel van de consultverslagen ontbraken.Klager verwijt de huisarts dat zij niet alle aanwezige informatie aan de medisch adviseur heeft overgelegd. De huisarts erkent dat zij per abuis een aantal consulten niet heeft meegenomen in haar brief aan de medisch adviseur, maar zij heeft de fout hersteld en klager heeft een nieuwe expertise gekregen waarvan de kosten door de verzekeraar van de huisarts zijn betaald.Het college is van oordeel dat er sprake is geweest van een administratieve fout die van onvoldoende gewicht is om tot een tuchtrechtelijk verwijt te kunnen leiden. Dit geldt te meer daar de fout meteen is hersteld door de huisarts zodra zij hiervan op de hoogte was gesteld door klager. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:202 Raad van Discipline Amsterdam 23-250/A/NH

    Raadsbeslissing; Ongegronde klacht over gedragsregel 15 (belangenconflict). De raad is van oordeel dat aan alle voorwaarden voor de uitzondering van gedragsregel 15 lid 3 is voldaan en verweerder met zijn optreden voor klagers ex-partner niet klachtwaardig jegens klager heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:203 Raad van Discipline Amsterdam 23-318/A/A/D

    Raadbeslissing; gegrond dekenbezwaar; betreft een proefprocedure over de vraag in hoeverre het een advocaat - of advocaten die aan hetzelfde kantoor verbonden zijn - vrijstaat meerdere verdachten of spelers, zoals getuigen, in dezelfde strafzaak bij te staan. Er is geen regel die voorschrijft dat advocaten niet meerdere verdachten of andere spelers in hetzelfde strafproces mogen bijstaan. Een dergelijke regel zou in strijd zijn met de vrije advocaatkeuze. Wanneer meerdere verdachten of spelers in hetzelfde strafproces volstrekt parallelle belangen hebben en zich derhalve geen tegenstrijdig belang kan voordoen staat het een advocaat vrij om deze verdachten of spelers in die strafzaak als advocaat bij te staan. Dit is anders wanneer de belangen van deze verdachten of andere spelers tegenstrijdig zijn of dreigen te worden. Verweerder heeft in een fraudestrafzaak zowel de verdachte als de werknemers van die verdachte, die als getuigen in dezelfde zaak werden gehoord, als advocaat bijgestaan. De getuigen stonden als werknemers in een afhankelijke relatie tot de verdachte die hun werkgever is en die ook de kosten van rechtsbijstand betaalde, die verweerder aan de getuigen verleende. De raad is van oordeel dat als er tussen de partijen een afhankelijkheidsrelatie bestaat, er geen sprake kan zijn van volledig parallelle belangen. Verweerder had dan ook moeten concluderen dat het in deze situatie, met name gelet op de afhankelijkheidsrelatie tussen de partijen en de financiële kant daarvan, niet mogelijk was de belangen van zowel de verdachte als van de getuigen in volle vrijheid te bedienen. In het geval van een opsporingsonderzoek in een strafzaak heeft de raadsman, zeker in de beginfase, bovendien slechts een flauwe notie van de omvang en de reikwijdte van dat onderzoek en zal nog niet goed kunnen inschatten of getuigen mogelijk van kleur zullen verschieten en verdachten worden. Het onder deze omstandigheden inschatten van potentieel tegenstrijdige belangen is naar het oordeel van de raad een schier onmogelijke aangelegenheid. Dat verweerders bijstand een tegenstrijdig belang behelsde kwam nog verder tot uiting met de beslissing van de rechter-commissaris, waardoor aan verweerder en de verdachte de processtukken mochten worden onthouden nu verweerder ook optrad voor de getuigen. Door toch én de verdachte werkgever én de getuigen/werknemers bij te staan, heeft verweerder in strijd met Gedragsregel 15 lid 1 gehandeld en bovendien zijn kerntaak van partijdige belangenbehartiger geschonden. Daarnaast is de kernwaarde onafhankelijkheid in het gedrang gekomen. Verder geldt dat juist in een situatie als deze waarin het voor de cliënten (zowel de verdachte als de getuigen) volstrekt duidelijk moet zijn waarmee zij akkoord gaan, een (op een heldere en voor de cliënten begrijpelijke) schriftelijke vastlegging noodzakelijk is. Verweerder heeft door zijn verzuim dit te doen ook Gedragsregel 16 lid 1 geschonden. Nu sprake is van een proefprocedure is geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:204 Raad van Discipline Amsterdam 23-398/A/A

    Ongegrond verzet.

  • Voorzittersbeslissing. Klacht tegen (bestuurders van) advocatenkantoor niet-ontvankelijk want te laat ingediend. Klacht tegen de klachtenfunctionaris kennelijk ongegrond want was geen sprake van interne klacht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:269 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-856/AL/MN

    Klacht over eigen advocaat. Klager heeft verweerder opdracht gegeven tijdig pro forma beroep in te stellen tegen 2 vonnissen. Na ontvangst van de stukken heeft een kantoorgenoot van verweerder – die op dat moment afwezig was - aan klager geadviseerd het hoger beroep niet door te zetten en hem gewezen op de mogelijkheid de zaak voor de eerst dienende dag in te trekken en op de mogelijkheid van de wederpartij om de zaak te vervroegen. De dagvaardingen zijn op verzoek van klager toch uitgebracht. Klager heeft verweerder verzocht hem de originele exploten toe te zenden. Dezelfde kantoorgenoot van verweerder heeft dat geweigerd en aan klager gevraagd wie de opvolgend advocaat was zodat hij ze aan hem/haar kon zenden. Voor de eerst dienende dag heeft de wederpartij in beide zaken een exploot van anticipatie uitgebracht en de zaak vervolgens aangebracht. Klager had daardoor geen belang meer bij afgifte van de originele exploten. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:263 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-408/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing over een klacht van de advocaat van de wederpartij van klager in een letselschadezaak. Van het bewust en onnodig vertragen van de zaak door verweerster is de voorzitter niet gebleken. De voorzitter kan niet vaststellen dat verweerster standpunten heeft ingenomen of uitspraken namens haar cliënt heeft gedaan waartoe zij niet bevoegd was. De standpunten staan lijnrecht tegenover elkaar. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:270 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-440/AL/GLD

    Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster is tekortgeschoten bij de behartiging van de belangen van klager. Dat het nodig was geweest dat verweerster de volgens klager cruciale Whatsappberichten meteen of tijdig voor de zitting van 24 oktober 2022 in de procedure had overlegd, is de raad niet gebleken. Uit de tussenbeschikking van daarna volgt dat verweerster tijdens de zitting de strekking van alle door haar bestudeerde Whatsappberichten tussen klager en de moeder van het kind aan de orde heeft gesteld, zodat de rechtbank met het bestaan daarvan bekend was. De verwijten dat zij daarmee niets heeft gedaan en zowel voor als tijdens de zitting onvoldoende verweer heeft gevoerd, zijn feitelijk dan ook onjuist. Aan het verzoek tot schadeloosstelling ex artikel 48b lid 1 Aw komt de raad niet meer toe. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:264 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-810/AL/MN

    Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond.