ECLI:NL:TGZRAMS:2023:243 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5514
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:243 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-11-2023 |
Datum publicatie: | 03-11-2023 |
Zaaknummer(s): | A2023/5514 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts heeft klager via zorgdomein verwezen. Deze verwijzing is nog dezelfde dag afgewezen. Klager verwijt de huisarts dat hij hem niet over de afwijzing op de hoogte heeft gesteld en hem niet verder heeft geholpen om een behandelaar te vinden voor zijn psychische klachten. Het college is van oordeel dat de huisarts klager had moeten informeren toen hij vernam dat zijn verwijzing niet werd geaccepteerd. De huisarts wist dat klager psychische hulp nodig had en dat klager voor die hulp dus niet bij deze behandelaar terecht kon. Daar komt bij dat de huisarts vond dat de behandelaar klager ten onrechte had afgewezen. De huisarts had direct contact met de behandelaar kunnen opnemen om te bespreken dat de afwijzing in zijn ogen onterecht was. De huisarts had dit ook nog kunnen doen toen klager contact opnam met zijn praktijk. Ook toen heeft de huisarts klager niet verder geholpen. De huisarts heeft later, nadat klager een klacht had ingediend, alsnog contact opgenomen met de behandelaar, waarna een intakegesprek met klager is ingepland. De behandeling van klager heeft door dit alles vertraging opgelopen, hetgeen mogelijk voorkomen had kunnen worden. De huisarts heeft ingezien dat hij anders had moeten handelen. De huisarts heeft tijdens het mondeling vooronderzoek zijn excuses aan klager aangeboden. Ook ter zitting heeft de huisarts zelfinzicht getoond. Gelet daarop acht het college een waarschuwing een passende maatregel. |
A2023/5514
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 3 november 2023 op de klacht van:
A,
wonende te B, klager,
tegen
C,
huisarts, werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniels, werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 De huisarts heeft klager via zorgdomein verwezen naar D. D, heeft de verwijzing
nog dezelfde
dag afgewezen. Klager is van die afwijzing pas later op de hoogte geraakt, toen hij
zelf contact
opnam met D. Klager verwijt de huisarts dat hij klager niet over de afwijzing van
D, op de hoogte
heeft gesteld en hem niet verder heeft geholpen om een behandelaar te vinden voor
zijn psychische
klachten.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 maart 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 18 juli 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 22 september 2023. De partijen
zijn
verschenen. De huisarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen hebben
hun standpunten
mondeling toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is op 22 februari 2022 op consult gekomen bij de huisarts. Klager voelde
zich
niet goed en wilde verwezen worden naar een psycholoog voor depressie en traumaverwerking.
De huisarts heeft klager die dag via zorgdomein verwezen naar D. Klager heeft in 2016
in een psychose zijn vrouw gedood. In hoger beroep is dit feit bewezenverklaard, maar
is klager wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar verklaard en ontslagen
van alle rechtsvervolging. Klager was eerder onder behandeling bij E.
3.2 D, heeft de verwijzing nog dezelfde dag afgewezen in zorgdomein. D, heeft voorts
op dezelfde
dag de assistente van de huisarts telefonisch over de (reden van de) afwijzing geïnformeerd.
Klager
werd door D, geweigerd omdat psychose een exclusiecriterium van D, is. De assistente
van de
huisarts heeft hiervan een notitie gemaakt in het medisch dossier van klager en de
huisarts heeft
daarbij genoteerd: “wel flauw want hij is niet verwezen voor psychose maar voor depressie”.
3.3 Op 12 april 2022 heeft klager D, gebeld om te informeren naar de stand van zaken
met
betrekking tot de verwijzing. Hij hoorde toen dat D, de verwijzing al op 22 februari
2022 had
afgekeurd. Klager heeft op 12 april 2022 de praktijk van de huisarts gebeld met de
vraag waarom dit
niet aan hem was doorgegeven. De huisarts heeft klager teruggebeld en uitgelegd dat
normaal
gesproken D, de patiënt informeert over een afwijzing.
3.4 Klager heeft een klacht ingediend jegens de huisarts bij F. Op 27 juni 2022
heeft een
bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen klager en de huisarts (onder begeleiding
van de
klachtenfunctionaris van F), maar dit heeft niet tot een oplossing geleid.
3.5 De huisarts voert geen praktijk meer. Hij is met ingang van 1 april 2023 met pensioen gegaan.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Volgens klager heeft de huisarts onzorgvuldig gehandeld, omdat hij klager niet
(direct) heeft
geïnformeerd over de afwijzing van D, om hem in behandeling te nemen en omdat hij
klager niet heeft
geholpen om een andere instantie/hulpverlener te zoeken waar klager naartoe verwezen
zou kunnen
worden voor zijn psychische klachten.
4.2 De huisarts heeft verweer gevoerd.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling
wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden.
Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 De huisarts heeft toegelicht dat hij ervan uitging dat D, klager zelf zou informeren
over de
afwijzing om hem in behandeling te nemen. Dit is de gebruikelijke werkwijze van D,
en zo staat het
ook vermeld in de verwijsbrief: D, neemt contact op en/of patiënt kan zelf D, bellen.
De huisarts
heeft erkend dat hij anders had moeten handelen en klager beter had moeten begeleiden.
5.3 Het college is van oordeel dat de huisarts toen hij op 22 februari 2022 vernam
dat zijn
verwijzing door D, niet werd geaccepteerd, klager had moeten informeren. Klager betrof
een
kwetsbare patiënt met psychische klachten. De huisarts wist dat klager psychische
hulp nodig had en
dat klager voor die hulp dus niet bij D, terecht kon. Gegeven die omstandigheden had
de huisarts
contact met klager moeten opnemen om te bespreken op welke wijze dan wel aan de hulpvraag
van
klager tegemoetgekomen zou kunnen worden. Daar komt bij dat de huisarts vond, zoals
hij ter zitting
heeft bevestigd, dat D, klager ten onrechte had afgewezen omdat de verwijzing geen
verband hield
met psychose en er dus geen exclusiegrond van toepassing was. De huisarts had direct
contact met D,
kunnen opnemen om te bespreken dat de afwijzing in zijn ogen onterecht was. De huisarts
had dit ook
in april 2022, toen klager contact opnam met zijn praktijk, nog kunnen doen. Ook toen
heeft de
huisarts klager niet verder geholpen. De huisarts heeft later (in juni 2022, nadat
klager een
klacht bij F, had ingediend) alsnog contact opgenomen met D, waarna een intakegesprek
met klager is
ingepland. De behandeling van klager heeft door dit alles vertraging opgelopen, hetgeen
mogelijk
voorkomen had kunnen worden.
Slotsom
5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.
Maatregel
5.5 De huisarts heeft ingezien dat hij anders had moeten handelen. De huisarts heeft
tijdens het
mondeling vooronderzoek zijn oprechte excuses aan klager aangeboden. Ook ter zitting
heeft de
huisarts zelfinzicht getoond. Gelet daarop acht het college een waarschuwing een passende
maatregel.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de huisarts de maatregel op van waarschuwing.
Deze beslissing is gegeven door W.A.H. Melissen, voorzitter, R.E. van Hellemondt,
lid-jurist,
R.J. Wolters, A. Wewerinke en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
S.R.M.I.
Roos-Bollen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023.