ECLI:NL:TAHVD:2023:187 Hof van Discipline 's Gravenhage 230201

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:187
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 03-11-2023
Zaaknummer(s): 230201
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Appelverbod ex art. 46h lid 7 niet doorbroken. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat zij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. 

Beslissing van 30 oktober 2023

in de zaak 230201

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 21 december 2022 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 22-804/DH/RO). In deze beslissing is de klacht van klaagster ongegrond verklaard.  

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2022:231 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.3 Klaagster heeft tegen deze beslissing op 17 januari 2023 verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 3 juli 2023 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet).

1.4 De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRSGR:2023:133 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klaagster, inclusief bijlagen, tegen de beslissing op verzet is op 3 juli 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Klaagster heeft om uitstel verzocht omdat zij nog geen advocaat had. Vervolgens is aan haar een aantal keer uitstel geven voor het indienen van nadere stukken, laatstelijk tot 1 oktober 2023. Klaagster heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Het onderzoek is in deze zaak is op 3 oktober 2023 gesloten.

2.3 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

2.4 De zaak is in raadkamer behandeld.

3 BEOORDELING

3.1 Het beroep van klaagster is gericht tegen de beslissing op verzet van 17 januari 2023. Het hof begrijpt de stellingen van klaagster zo dat klaagster meent dat zij niet eerlijk is behandeld omdat (1) (de voorzitter van) de raad ten onrechte (nadere) (bewijs)stukken niet heeft meegenomen in haar zaak en (2)  zij niet is gehoord. In haar hoger beroep vraagt klaagster het hof alsnog kennis te nemen van de stukken en haar zaak te behandelen.

Overwegingen hof

maatstaf

3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

stelling (1)

3.3 Het hof is van oordeel dat het beroep van klaagster op een (eventuele) schending van een fundamenteel rechtsbeginsel geen doel treft. Immers, voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van het verzet is klaagster de mogelijkheid geboden om de door haar gewenste stukken in het geding te brengen. Van deze mogelijkheid heeft klaagster ook gebruik gemaakt. Zo heeft klaagster in aanvulling op haar verzetschrift met bijlagen, op 30 april 2023 per e-mail nadere stukken ingediend bij de raad. Deze stukken hebben onderdeel uitgemaakt van het dossier van de raad. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat klaagster geen eerlijk proces heeft gehad bij de raad. Dat volgens klaagster niet alle door klaagster opgestuurde stukken door de raad aan het dossier zijn toegevoegd, levert, gezien artikel 2.4 van het terzake geldende Procesreglement naar het oordeel van het hof geen schending van een rechtsbeginsel op.

stelling (2)

3.4 Ten aanzien van haar stelling dat klaagster niet is gehoord door de raad, merkt het hof het volgende op. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat klaagster op 15 mei 2023 op een zitting is gehoord en haar standpunten heeft kunnen toelichten. Klaagster heeft haar pleitaantekeningen tijdens de zitting overgelegd en (deels) voorgedragen en klaagster en verweerster hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid van repliek en dupliek. Op verzoek van klaagster zijn haar pleitaantekeningen als bijlage aan het proces-verbaal gehecht. Gelet hierop treft het beroep van klaagster op een (eventuele) schending van een fundamenteel rechtsbeginsel op dit punt ook geen doel.

slotsom

3.5 De slotsom is dat klaagster geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen waaruit volgt dat zij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. Het hof concludeert dan ook dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Klaagster kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1 verklaart het beroep van klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. J. Blokland en E.C. Gelok, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 30 oktober 2023