ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5578
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-11-2023 |
Datum publicatie: | 10-11-2023 |
Zaaknummer(s): | A2023/5578 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts is door ingeschakeld als primair beoordelend verzekeringsarts om de medische beoordeling in het kader van de Wajong uit te voeren. Er is beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie is navolgbaar en niet onjuist. Aangezien klager geen stukken uit de referteperiode had aangeleverd heeft de verzekeringsarts terecht geconcludeerd dat klager niet aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
A2023/5578
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 10 november 2023 op de klacht van:
A,
wonende te B, klager,
tegen
C,
verzekeringsarts, werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de verzekeringsarts,
gemachtigde: mr. A.B. Schippers-Juergens, werkzaam te Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is een man van thans veertig jaar oud die in 2019 een laattijdige aanvraag
van een
Wajonguitkering bij het UWV heeft ingediend. Deze aanvraag is afgewezen en na bezwaar
en beroep
heeft de verzekeringsarts een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Daarin
is zij tot de
conclusie gekomen dat klager zijn claim dat hij vanwege medische redenen niet in staat
is geweest
om te werken niet aannemelijk heeft gemaakt. Met deze conclusie is klager het niet
eens.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is
dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing
is
gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 24 april 2023;
- door klager toegestuurde aanvullende documenten;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klager heeft in mei 2019 een aanvraag bij het UWV gedaan tot beoordeling van
zijn
arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering
(Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten). Ten tijde van de aanvraag was
hij 36 jaar oud
en dus ging het om een laattijdige aanvraag (de uitkering kan worden aangevraagd bij
achttien
jaar). De aanvraag is door het UWV op 28 juni 2019 afgewezen, omdat klager volgens
de
arbeidsdeskundige in de periode tussen zijn achttiende jaar en de datum van de beoordeling
periodes
heeft gewerkt en dus arbeidsvermogen had.
3.2 Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing tot afwijzing van zijn aanvraag.
Zijn
bezwaar is door het UWV ongegrond verklaard op 20 maart 2020.
3.3 Klager is in beroep gegaan. De rechtbank heeft bij uitspraak van 27 juli 2021
het beroep van
klager gegrond verklaard en het bestreden besluit van 20 maart 2020 vernietigd. De
rechtbank heeft
bepaald dat het UWV een nieuwe beslissing op het bezwaar van klager diende te nemen
met
inachtneming van de uitspraak, die inhield dat het UWV alsnog een verzekeringsgeneeskundig
onderzoek moest uitvoeren.
3.4 De verzekeringsarts is door het UWV ingeschakeld als primair beoordelend verzekeringsarts
om
de medische beoordeling in het kader van de Wajong uit te voeren.
3.5 Op 22 augustus 2022 heeft de verzekeringsarts, nadat zij het dossier had bestudeerd
en klager
had gesproken, verslag gelegd van haar bevindingen. Zij is in haar medisch onderzoeksverslag
tot de
conclusie gekomen dat klager zijn claim dat hij in de door de rechtbank genoemde periodes
medische
klachten/beperkingen ondervond tijdens zijn werk niet aannemelijk had gemaakt aan
de hand van
medische stukken of aanvullende informatie.
3.6 Het UWV heeft beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering.
4. De klacht en de reactie van de verzekeringsarts
4.1 Volgens klager heeft de verzekeringsarts onzorgvuldig gehandeld, omdat zij ten
onrechte heeft
geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet kan werken. Hij is
volledig
arbeidsongeschikt verklaard. Klager voelt zich bovendien niet serieus genomen en denkt
dat dat komt
door zijn achtergrond.
4.2 De verzekeringsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de verzekeringsarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verzekeringsarts.
Bij de
beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verzekeringsarts geldende beroepsnormen
en
andere professionele standaarden.
5.2 Het college oordeelt dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld. Niet alleen heeft zij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig
en conform de
daarvoor geldende normen uitgevoerd, maar ook is haar conclusie niet onjuist. Het
college licht dit
oordeel hierna verder toe.
5.3 De verzekeringsarts en klager hebben elkaar bij een spreekuurcontact op 22 augustus
2022
telefonisch gesproken. Aangezien de verzekeringsarts moest beoordelen of klager medische
klachten
ondervond op zijn achttiende verjaardag (en de vijf jaar daarna) en tijdens de door
de rechtbank
genoemde periodes van werken (in 2011 en 2012), was het niet nodig om klager (in 2022)
zelf
lichamelijk te onderzoeken. Het college stelt dan ook vast dat de verzekeringsarts
een adequate
onderzoeksmethode heeft toegepast en dat zij het verzekeringsgeneeskundige onderzoek
ook overigens
overeenkomstig de hiervoor geldende beleidsregels heeft uitgevoerd. Zij heeft het
dossier van
klager bestudeerd, kennis genomen van de visie van klager op zijn mogelijkheden en
zij heeft haar
bevindingen en overwegingen inzichtelijk uiteengezet.
5.4 De conclusie die de verzekeringsarts heeft getrokken is naar het oordeel van
het college
navolgbaar en niet onjuist. In geval van een laattijdige aanvraag van een Wajonguitkering
is het in
principe aan de aanvrager om aan de hand van stukken te onderbouwen welke medische
beperkingen er
speelden ten tijde van de referteperiode en bovendien dat hij als gevolg daarvan niet
kon werken.
In het geval van klager liep de referteperiode van mei 2001 tot mei 2006 (van zijn
achttiende
levensjaar tot vijf jaar nadien). Klager heeft geen stukken over deze periode ingediend
bij de
verzekeringsarts en hij heeft er evenmin melding van gemaakt dat dit soort stukken
beschikbaar was.
De verzekeringsarts heeft dus niet kunnen vaststellen dat klager ten tijde van zijn
achttiende
verjaardag of in de vijf jaar erna voldeed aan de vereisten voor het recht op toekenning
van een
Wajonguitkering. Ook heeft klager geen stukken of andere informatie aan de verzekeringsarts
doen
toekomen waaruit blijkt welke medische klachten hij had tijdens zijn werkperiodes
in de jaren 2011
en 2012 en in welke mate die klachten zijn functioneren belemmerden. Terecht heeft
de
verzekeringsarts dan ook geconcludeerd dat klager niet aan de op hem rustende bewijslast
had
voldaan.
5.5 Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen
arbeidsvermogen
aanwezig was. Nog daargelaten dat klager naar zijn zeggen in 2014 arbeidsongeschikt
is verklaard en
dus ruimschoots na afloop van de referteperiode, geldt voor de vaststelling van het
ontbreken van
arbeidsvermogen een hogere drempel dan voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid.
Op grond van
de wet Wajong 2015 heeft iemand arbeidsvermogen als hij ten minste vier uur per dag
belastbaar is,
ten minste een uur aaneengesloten kan werken, als hij beschikt over basale werknemersvaardigheden
en als hij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Zelfs als iemand volledig
arbeidsongeschikt is verklaard, kan er dus nog wel sprake zijn van arbeidsvermogen.
Ook het gegeven dat klager van de gemeente ontheffing zou hebben gekregen van zijn
sollicitatieplicht in de bijstand zegt niet dat hij geen arbeidsvermogen had in de
referentieperiode.
5.6 Het college stelt tot slot vast dat de verzekeringsarts zakelijk en neutraal
heeft
gerapporteerd. In het rapport noch in de overige stukken van het dossier vindt het
college dan ook
aanwijzingen dat klager niet serieus is genomen vanwege zijn achtergrond.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 10 november 2023 door J.F. Aalders, voorzitter,
E.G. van der Jagt en A.T.C. Ouwehand, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E.
van Geijn,
secretaris.
Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar
opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Amsterdam.
Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege
voor de
Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het
gelijk wordt
gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.