ECLI:NL:TADRSGR:2023:222 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-019/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:222
Datum uitspraak: 06-11-2023
Datum publicatie: 08-11-2023
Zaaknummer(s): 23-019/DH/RO
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen sprake van strijd met art. 6 EVRM. Procedure bij de deken leidt niet tot gegrond verzet: de deken moet een klacht altijd onderzoeken en het innemen van een dekenstandpunt is ter beoordeling aan de deken.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 november 2023 in de zaak 23-019/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) van 19 april 2023 op de klacht van:

klager
gemachtigde: J.H. Weermeijer

over:

verweerster


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 14 november 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht over verweerster ingediend.
1.2    Op 9 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/93 van de deken ontvangen. 
1.3    Op 10 maart 2023 heeft de gemachtigde van klager de voorzitter gewraakt. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking bij beslissing van 17 april 2023 kennelijk ongegrond verklaard.
1.4    Bij beslissing van 19 april 2023 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. 
1.5    Op 19 mei 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 
1.6    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 oktober 2023. Daarbij waren klager en zijn gemachtigde aanwezig. Verweerster is – met bericht van afwezigheid – niet ter zitting verschenen. 
1.7    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerster van 20 september 2023.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Namens klager is daartoe in de kern het volgende aangevoerd:
2.2    De procedure is op diverse punten in strijd met artikel 6 EVRM. Onder meer het recht van hoor en wederhoor is met voeten getreden. Verder heeft klager gevorderd om getuigen te horen. Daarover is ‘in de vrijwaringszaak en in de hoofdzaak’ met geen woord gerept. Ook met het verzoek om gelijktijdige behandeling is geen rekening gehouden.
2.3    Ter zitting is namens klager nog aangevoerd dat de raad niet kan beslissen in deze zaak, voordat de uitkomst van de door klager ingediende klachten tegen de deken bekend is. Ook is ter zitting aangevoerd dat de deken, ondanks het daartoe strekkende verzoek van klager, directe doorzending van de klacht aan de Raad van Discipline heeft geweigerd. De deken heeft bovendien het verzoek om de klacht zonder dekenstandpunt door te sturen naast zich neergelegd. 
2.4    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

Toetsingskader verzet
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad zal de onder 2 weergegeven verzetgronden hierna bespreken.
Artikel 6 EVRM
4.3    Artikel 46j van de Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter tot aan de behandeling van de klacht ter zitting onder meer kan besluiten dat de klacht kennelijk ongegrond is. De voorzitter heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt en gemotiveerd, zoals vereist, een beslissing gewezen. Van strijd met artikel 6 EVRM is geen sprake, ook niet volgens vaste jurisprudentie van (ook) het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat namelijk eist dat een zaak ten minste door één nationale rechtelijke instantie wordt behandeld die aan alle vereisten van artikel 6 EVRM voldoet. Daar is met de behandeling door de voorzitter en de behandeling in verzet aan voldaan. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is evenmin sprake. Klager en verweerder hebben bij de deken schriftelijk de gelegenheid gehad te reageren en hebben in verzet de gelegenheid ter zitting een mondelinge toelichting te geven. Dit leidt dan ook niet tot een gegrond verzet.
Verzoek horen getuigen
4.4    Klager stelt verder dat hij heeft gevorderd om getuigen te willen horen en dat daarover met geen woord is gerept in de voorzittersbeslissing. Uit de correspondentie volgt dat de gemachtigde de wens heeft geuit dat klager zou worden gehoord in aanwezigheid van mr. R en dat hij verweerster wilde confronteren met mr. R persoonlijk. De raad leest daarin geen uitdrukkelijk verzoek om getuigen te willen horen. Dat de voorzitter hierover niets heeft opgemerkt, is dan ook niet onbegrijpelijk. Ook dit leidt niet tot een gegrond verzet. 
4.5    Dat de voorzitter geen rekening heeft gehouden met het verzoek om gelijktijdige behandeling van deze zaak met een zaak over de door klager tegen mr. R ingediende klacht, is evenmin onbegrijpelijk, nu de andere zaak tegen mr. R nog niet bekend was bij de raad. Ook dit leidt niet tot gegrond verzet.
Vrijheid deken voor onderzoek en standpunt
4.6    Klager stelt daarnaast dat de deken de klacht direct conform zijn verzoek had moeten doorsturen naar de raad en geen dekenstandpunt had mogen geven. 
4.7    De raad overweegt dat, op grond van artikel 46c, tweede en derde lid, van de Advocatenwet, de deken een klacht ter kennis van de raad brengt nadat hij een onderzoek naar die klacht heeft ingesteld. Dit volgt ook uit de wetsgeschiedenis. Bij Wet van 1 oktober 2014 (Stb. 2014, 354) is de Advocatenwet gewijzigd. De memorie van toelichting (Kamerstukken II 2009/2010, 32382, nr. 3, p. 31 e.v.) bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet houdt met betrekking tot de wijziging van artikel 46e van de Advocatenwet (vernummerd naar het huidige artikel 46c) het volgende in:
“Deze wijziging verduidelijkt dat de deken altijd een klacht moet onderzoeken alvorens deze aan de raad van discipline ter kennis te brengen, ook in het geval de klager de deken om onmiddellijke doorzending verzoekt en ook in het geval de deken een minnelijke schikking ongewenst of onmogelijk acht. Het onderzoek komt een zinvolle behandeling van de zaak door de raad van discipline ten goede. In de praktijk blijkt dat de huidige tekst van het eerste lid bij met name klaagster soms het misverstand oproept dat de deken een klacht niet zou mogen onderzoeken als de klager om directe doorzending aan de raad van discipline verzoekt. Ook met betrekking tot het tweede lid kan dit misverstand rijzen. Om deze misverstanden te vermijden wordt de tekst van deze leden aangepast.”
4.8    Uit de wet en de wetsgeschiedenis volgt dus dat de deken een klacht altijd moet onderzoeken. Pas na onderzoek dient de deken de klacht door te sturen naar de Raad van Discipline. 
4.9    In artikel 46d lid 8 van de Advocatenwet is verder bepaald dat indien de deken op grond van zijn onderzoek van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, hij dat met redenen omkleed kan meedelen aan de klager, de betrokken advocaat en de raad van discipline. De deken kan kort gezegd zijn standpunt op de klacht geven. Uit de tekst van de wet volgt dat het de deken, in het geval de klacht volgens hem kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, de keuze heeft om al dan niet een standpunt te geven. Uit de door klager aangehaalde jurisprudentie volgt naar het oordeel van de raad niet dat de deken een klacht direct en zonder standpunt door moet zenden aan de raad. Dat kan, maar dat hoeft niet; dit is ter beoordeling aan de deken. Ook dit leidt daarom niet tot een gegrond verzet.
Geen aanhouding in afwachting van de uitkomst van de klachten tegen de deken
4.10    Namens klager is aangevoerd dat het dossier niet compleet is; de raad kan volgens klager niet oordelen in deze zaak, totdat er duidelijkheid is over de (beoordeling van) klagers klachten tegen de deken.
4.11    De raad overweegt dat de visie van de deken thans niet ter beoordeling voorligt. Evenmin ligt de bij de deken gevolgde procedure ter beoordeling voor. In verzet moet de raad zich een oordeel vormen over de (juistheid van de) voorzittersbeslissing. De voorzitter is bij die beslissing niet gebonden aan de visie van de deken. Het is de raad overigens niet gebleken dat de voorzitter niet in eigen onafhankelijkheid een oordeel heeft gegeven op de klacht. De raad is, mede gelet op hetgeen is overwogen onder 4.7 tot en met 4.9, van oordeel dat er geen reden is voor aanhouding in afwachting van de uitkomst van de klachten tegen de deken.
Wraking
4.12    Voor zover klager in verzet ingaat op de wrakingszaak, geldt dat de wraking(sbeslissing) in verzet niet ter beoordeling voorligt aan de raad.
Conclusie
4.13    De raad is van oordeel dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden. 
4.14    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. E.A.L. van Emden en W. Knoester, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 november 2023.