ECLI:NL:TADRAMS:2023:201 Raad van Discipline Amsterdam 23-614/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:201
Datum uitspraak: 30-10-2023
Datum publicatie: 03-11-2023
Zaaknummer(s): 23-614/A/NH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 30 oktober 2023
in de zaak 23-614/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

 
klager

over:
   
verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 7 september 2023 met kenmerk ks/ss/2246864, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Op 23 januari 2023 heeft klager met verweerder een intakegesprek gehad op verweerders kantoor. Klager vertelde verweerder dat zijn acupuncturist tijdens de behandeling naalden in zijn knieholte had gestoken en dat klager daarna pijnklachten ondervond, waarvoor hij zich onder behandeling van zijn huisarts had gesteld. Klager heeft verweerder daarbij de uitslag van een echo-onderzoek overhandigd dat zijn huisarts had aangevraagd. Uit de uitslag bleek dat de zenuwen in klagers been waren verdikt. Klager heeft verweerder gevraagd hem te adviseren of de acupuncturist met succes aansprakelijk kon worden gesteld. Verweerder heeft klager uitgelegd dat hij eerst de medische informatie moest bestuderen, waarna hij zijn medisch adviseur om advies zou vragen. Indien blijkt dat bewezen kan worden dat de acupuncturist verwijtbaar heeft gehandeld, dan kan hij hem aansprakelijk stellen. Klager en verweerder spraken af dat verweerder het dossier van de acupuncturist zou opvragen. Klager heeft daarvoor een machtiging ondertekend. Verweerder heeft klager gevraagd zelf zijn dossier bij de huisarts op te vragen omdat klager recht heeft op een gratis kopie, terwijl als verweerder het dossier zou opvragen hiervoor kosten in rekening worden gebracht. Zij spraken verder af dat verweerder klager na ontvangst van deze stukken zou adviseren over de haalbaarheid van zijn zaak. Deze afspraken heeft verweerder bevestigd in zijn opdrachtbevestiging van 25 januari 2023. 
1.2    Op 25 januari 2023 heeft verweerder bij de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) een toevoeging voor klager aangevraagd die op 27 januari 2023 is verstrekt met een eigen bijdrage van € 159,-. Diezelfde dag heeft verweerder klager een declaratie toegezonden. 
1.3    Op 25 januari 2023 heeft verweerder het dossier bij de acupuncturist opgevraagd. Op 2 februari 2023 ontving verweerder een e-mail met de mededeling dat de acupuncturist medio februari weer in Nederland was en dan contact met verweerder zou opnemen. Verweerder heeft klager hiervan op de hoogte gebracht. 
1.4    Op 14 maart 2023 heeft verweerder de acupuncturist een herinnering gestuurd met klager in cc. Dezelfde dag ontving verweerder het dossier met nauwelijks inhoudelijke informatie. Op 20 maart heeft klager verweerder aanvullende informatie van de huisarts gestuurd.
1.5    Bij e-mail van eveneens 20 maart 2023 heeft verweerder klager meegedeeld dat hij op grond van de informatie waarover hij beschikte onvoldoende kon aantonen dat er verwijtbare fouten zijn gemaakt. Verweerder schrijft in dat verband: “Zoals het er nu naar uitziet kunnen we niet bewijzen dat er een fout is gemaakt door de acupuncturist. Er is namelijk ook geen reden gevonden van uw klachten. Inmiddels heb ik wel bericht gekregen van de acupuncturist maar daar hebben we niet veel aan. Er staat geen datum op vermeld en er staat ook niets over uw pijn. Zolang uw huisarts niet weet wat er met u aan de hand is kunnen we ook nooit bewijzen dat de acupuncturist iets verkeerds heeft gedaan.”
1.6    Bij e-mail van 21 maart 2023 heeft klager verweerder geantwoord dat hij zijn geld terug wilde. Verweerder heeft klager hierop bij e-mail van 21 maart 2023 nogmaals uitgelegd dat hij van mening is dat op basis van de beschikbare informatie het bewijs niet kon worden geleverd dat er verwijtbare fouten zijn gemaakt. Hij schrijft klager voor zover relevant: “Tijdens onze eerste bespreking heb ik u uitgelegd dat u moet bewijzen dat de acupuncturist een fout heeft gemaakt. U moet ook bewijzen dat u daardoor letsel heeft opgelopen. Ik heb van u informatie gekregen van de huisarts. De huisarts kan geen oorzaak vinden van uw klachten en hij kan ook niet duiden dat deze klachten door de behandeling van de acupuncturist komen. Als u informatie van de huisarts heeft waaruit blijkt dat uw klachten wel zijn ontstaan door de behandeling van de acupuncturist hoor ik het graag. Ik heb u geadviseerd over de haalbaarheid van de zaak en op grond van de gegevens zoals ik deze heb ontvangen, heb ik aangegeven dat u het bewijs niet kunt leveren en dat het geen zin heeft om de acupuncturist aansprakelijk te stellen. Het kan heel goed zijn dat u het niet eens bent met dit advies en dan staat het u natuurlijk vrij om bij een andere advocaat een second opinion te vragen. Als u wilt dat ik uw dossier overdraag aan een andere advocaat, zal ik daar natuurlijk volledig aan meewerken.” 
1.7    Verder heeft verweerder klager op 21 maart 2023 bericht dat hij de eigen bijdrage, die door de Raad voor Rechtsbijstand is opgelegd, niet terug kan krijgen maar dat verweerder zou verzoeken om de toevoeging om te zetten in een LAT (Licht Advies Toevoeging), zodat de eigen bijdrage lager zou worden. Het teveel betaalde bedrag zou verweerder aan klager terugstorten.  
1.8    De RvR heeft het verzoek om een omzetting in een LAT gehonoreerd en de eigen bijdrage vastgesteld op € 86,-. Het te veel betaalde bedrag heeft verweerder aan klager terugbetaald. 
1.9    Op 30 juni 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. Klager heeft zelf zijn dossier bij de huisarts moeten opvragen, terwijl hij verweerder hiervoor al een volmacht had gegeven. Verder had verweerder klager eerder moeten laten weten dat er onvoldoende bewijs was voor zijn zaak en niet pas nadat hij de eigen bijdrage had opgestreken. Verweerder heeft, nadat klager daarom had gevraagd, de eigen bijdrage teruggestort aan klager. Het geld dat verweerder van de overheid had ontvangen, heeft hij echter niet terugbetaald en dat is oplichting volgens klager.   

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD: 2018:32).  
4.2    De voorzitter overweegt het volgende. Uit de opdrachtbevestiging volgt dat klager en verweerder hadden afgesproken dat klager zijn dossier zelf bij de huisarts zou opvragen en dat verweerder het dossier bij de acupuncturist zou opvragen en dat verweerder, na ontvangst daarvan, zou bepalen of er voldoende bewijs was om de acupuncturist aansprakelijk te stellen. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder daarbij onvoldoende voortvarend te werk is gegaan of anderszins niet conform de gemaakte afspraken zijn werkzaamheden heeft verricht. Verder heeft verweerder toereikend toegelicht dat de reden dat hij klager had gevraagd om het dossier zelf bij de huisarts op te vragen was om klager niet onnodig op kosten te jagen en omdat het sneller zou gaan dan wanneer verweerder het dossier zou opvragen. Het feit dat klager het niet eens is met de conclusies van verweerder over de haalbaarheid van de aansprakelijkheidstelling betekent naar het oordeel van de voorzitter niet dat verweerder zijn werk niet goed heeft gedaan. Hoewel de voorzitter het vervelend vindt dat klager permanent pijn ervaart, wil dat niet zeggen dat verweerder zijn werk niet naar behoren heeft verricht. Verweerder heeft klager bovendien op 21 maart 2023 laten weten dat het klager vrijstond om een second opinion te vragen bij een andere advocaat en dat hij zijn medewerking daaraan zou verlenen door het dossier over te dragen. Ook heeft verweerder de toevoeging om laten zetten in een LAT, zodat de eigen bijdrage van klager lager werd. Het is de voorzitter op basis van het klachtdossier en het verweer van verweerder dan ook niet gebleken dat sprake is van misleiding, bedrog en/of oplichting door verweerder. Evenmin is gebleken dat verweerder met de acupuncturist onder één hoedje heeft gespeeld. Klager heeft hiervoor geen enkele onderbouwing gegeven. 
4.3    De voorzitter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is aldus geen sprake. 
4.4    De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet daarom kennelijk ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2023.


Griffier         Voorzitter


Verzonden op: 30 oktober 2023