ECLI:NL:TGDKG:2023:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/715556/ DW RK 22/123 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:82
Datum uitspraak: 03-11-2023
Datum publicatie: 06-11-2023
Zaaknummer(s): C/13/715556/ DW RK 22/123 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft onzorgvuldig gehandeld bij het in bewaarnemen van een paspoort, wat ertoe geleid heeft dat het paspoort – zonder daar erg in te hebben gehad – is vernietigd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 november 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/715556/ DW RK 22/123 EV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te Haarlem,

klager,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te Haarlem,

beklaagde,

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 25 maart 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 22 april 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 september 2023 alwaar klager, zijn partner ([   ]) en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 3 november 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij vonnis van 13 februari 2020 is bepaald, ter opschorting van lijfsdwang, dat klager zijn paspoort aan de (gerechts)deurwaarder afgeeft totdat klager specifieke gegevens verstrekt.
  • Op 14 februari 2020 heeft klager zijn paspoort ingeleverd bij het gerechtsdeurwaarderskantoor van beklaagde.
  • In april 2021 is de gerechtsdeurwaarder verhuisd naar een nieuw kantoor.
  • Bij e-mail van 14 september 2021 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd wanneer hij zijn paspoort kan komen ophalen.
  • Bij e-mail van 15 september 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat het paspoort in het ongerede is geraakt tijdens de verhuizing van zijn kantoor.
  • Bij e-mail van 7 oktober 2021 heeft klager (de volgende vier) aanvullende vragen gesteld aan de gerechtsdeurwaarder over de vermissing van zijn paspoort:

1. Wanneer is geconstateerd dat het paspoort kwijt was;

2. Wanneer is het paspoort voor het laatst gezien;

3. Op welke wijze werd het paspoort bewaard;

4. Wie hebben er allemaal toegang tot het paspoort gehad.

  • Bij e-mail van 12 oktober 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder bericht dat geconstateerd is dat paspoort is vernietigd (door een gecertificeerd bedrijf) en dat alleen kantoormedewerkers toegang zouden hebben (tot het archief waar  het paspoort werd bewaard).

2. De klacht

Klager beklaagt zich er – naar de kamer begrijpt – samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder

  1. het door hem in gerechtelijke bewaring gegeven paspoort uit het oog is verloren en pas na een anderhalf jaar heeft geconstateerd dat deze kwijt was. De gerechtsdeurwaarder is daarmee onzorgvuldig geweest in zijn bewaarplicht;
  2. weigert te beantwoorden hoe het paspoort werd bewaard en bewust voor klager uiterst relevante vragen onbeantwoord laat en daarmee klager onthoudt van cruciale informatie omtrent de hem overkomen misdrijven;
  3. niet adequaat heeft gehandeld nu er sprake is geweest van een datalek.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Ingevolge een uitspraak in kort geding van 13 februari 2020 is klager opgedragen zijn paspoort af te geven aan de gerechtsdeurwaarder, hetgeen plaats heeft gevonden op 14 februari 2020. Als klager op 14 september 2021 teruggave van zijn paspoort verzoekt – nadat hem bekend is geworden dat een bankrekening is geopend zonder daarvan op de hoogte te zijn – krijgt klager te horen van de gerechtsdeurwaarder dat zijn paspoort niet meer onder hem is.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het paspoort na afgifte in een bewaardossier is bewaard in het archief van de gerechtsdeurwaarder. In april 2021 is het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verhuisd, waarbij een deel van archief door een erkend datavernietigingsbedrijf is vernietigd. Aangezien het paspoort ten tijde van het verzoek van klager op 14 september 2021 niet meer te vinden was, gaat de gerechtsdeurwaarder ervan uit het bewaardossier met het paspoort bij vergissing ook is vernietigd. Op de vraag waarom het paspoort niet is bewaard in een kluis heeft de gerechtsdeurwaarder zich beroepen op de spelregels omtrent de gerechtelijke bewaargeving. En nu daarvan geen sprake was is dit paspoort niet in de kluis opgeslagen.

4.4 Hoe de bewaarneming dan ook dient te worden gekwalificeerd, de kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder terzake onzorgvuldig heeft gehandeld. De kamer betrekt bij dat oordeel dat het hier gaat om een reis- en identificatie document met bijzondere persoonsgegevens dat een bepaalde waarde vertegenwoordigd aangezien het de status heeft van staatseigendom. Daarnaast betrof het een document waarvan direct al vast stond dat dat het op enig moment terug moest naar de gebruiker ervan. Deze situatie valt bij uitstek onder de term bewaren.

4.5 De kamer overweegt dat aan de gerechtsdeurwaarder een hoge mate van verantwoordelijkheid toekomt voor zaken die bij wijze van een rechtelijke uitspraak aan hem worden afgegeven om te bewaren. Het gaat hier om een geldig paspoort. De enkele omstandigheid dat door tussenkomst van klager de gerechtsdeurwaarder er achter is gekomen dat in elk geval één ding mis is gegaan met de verhuizing, schets een beeld dat de gerechtsdeurwaarder zich niet geroepen heeft gevoeld om na te gaan of de verhuizing ‘zorgvuldig’ is verlopen (ten aanzien van zaken die hem toevertrouwd waren). De verhuizing was begin mei 2021 en de gerechtsdeurwaarder  kwam er op 14 september 2021 achter dat het paspoort eerst weg was en vervolgens toch vernietigd. Ten aanzien van dit klachtonderdeel is de klacht terecht voorgesteld.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Uit de door de gerechtsdeurwaarder op 12 oktober 2021 gegeven antwoord (op de e-mail van klager van 7 oktober 2021) ontstaat niet het beeld dat de gerechtsdeurwaarder weigerachtig is geweest om vragen van klager te beantwoorden. Indien het antwoord onbevredigend was voor klager had klager dit kenbaar kunnen maken. Dat heeft klager niet gedaan. De gerechtsdeurwaarder is ter zitting evenwel ingegaan op vragen van klager.

4.7 Klager linkt de beantwoording van zijn vragen aan misdrijven waar klager slachtoffer van zou geworden. Klager heeft niet eerder dan bij de onderhavige klachtschrift kenbaar gemaakt dat er sprake zou zijn van identiteitsdiefstal en -fraude. Nu dit door klager verder niet geconcretiseerd is kan niet tot het oordeel gekomen dat de gerechtsdeurwaarder, voor zijn eventuele aandeel daarin, tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel c, overweegt de kamer als volgt. Klager heeft niet hard kunnen maken dat het gebruik van zijn persoonsgegevens te maken heeft met het verdwenen paspoort. Daartegenover kan de gerechtsdeurwaarder slechts vermoeden dat het paspoort is vernietigd, omdat het zich op een plek bevond die door het datavernietigingsbedrijf onder handen is genomen. Onder deze omstandigheden houdt de kamer het voor mogelijk dat de gerechtsdeurwaarder aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) had moeten melden dat het paspoort van klager is vernietigd – aangezien het ongewenst vernietigen van persoonsgegevens onder een datalek valt – maar de kamer is niet de geëigende instantie om daarover te oordelen. De klacht stuit hierop af.

4.9 Gelet op het overwogene onder klachtonderdeel a. verklaart de kamer de klacht gedeeltelijk gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping worden opgelegd.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders daarnaast veroordelen tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.2 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dient te vergoeden.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klachtonderdeel a. gegrond;
  • verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
  • legt voor het gegronde klachtonderdeel aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van het door hem betaalde griffierecht van  € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.