ECLI:NL:TGDKG:2023:79 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/732289 / DW RK 23/122 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:79
Datum uitspraak: 03-11-2023
Datum publicatie: 06-11-2023
Zaaknummer(s): C/13/732289 / DW RK 23/122 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager beklaagt zich er onder meer over dat zijn belangen bij de executie niet goed worden behartigd. Klager is echter niet de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, slechts een belanghebbende. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 november 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 maart 2023 met zaaknummer C/13/719131  DW RK 22/239 KM/RH en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/732289 / DW RK 23/122 EV/SM ingesteld door:

[   ], h.o.d.n. [   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 juni 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 5 september 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 14 maart 2023 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 15 maart 2023. Bij brief, ingekomen op 28 maart 2023, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van alwaar klager en de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 3 november 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • in opdracht van [   ] (thans [   ]) heeft de gerechtsdeurwaarder in augustus 2017 een dagvaarding uitgebracht;
  • op 29 augustus 2017 is veroordelend vonnis gewezen, waarin de wederpartij van eiser veroordeeld is de vordering te voldoen;
  • vervolgens is de executie van het vonnis ter hand genomen in de jaren 2017 – 2021;
  • op 14 juni 2021 heeft klager zich gewend tot de gerechtsdeurwaarder en een klacht ingediend;
  • op 21 juni 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager meegedeeld dat klager niet haar opdrachtgever is en dat hij zich dient te wenden tot incassogemachtigde van [   ], de heer [   ].   

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

  1. klager voelt zich niet serieus genomen door [   ];
  2. klagers belangen zijn niet goed behartigd;
  3. de gerechtsdeurwaarder heeft een hoge nota verstrekt zonder onderbouwing daarvan;
  4. de gerechtsdeurwaarder heeft klagers klachten niet serieus genomen en verschuilt zich achter derde partijen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of een medewerker van dat kantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a, b en d wordt het volgende overwogen.

Uit de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in augustus 2017 opdracht tot incasso van een vordering heeft ontvangen van voorheen [   thans [   ]. Deze incassogemachtigde heeft de gerechtsdeurwaarder verdere opdracht gegeven de vordering te innen. Klager is de opdrachtgever van de incassogemachtigde.

4.3 Klager heeft in zijn begeleidend schrijven bij de klacht onder meer geklaagd over het feit dat geen beslag is gelegd op de woning van de debiteur, terwijl deze woning in waarde moest zijn gestegen. Daarnaast zou de debiteur meewerken aan vrijwillige schuldsanering onder voorwaarde dat beslagen zouden worden opgeheven. Vervolgens is de debiteur gefailleerd. Volgens klager duidt dit er op dat de gerechtsdeurwaarder zich onvoldoende heeft ingespannen. De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het feit dat zijn opdrachtgever incassokantoor [   ] is en dat geen opdracht is verstrekt beslag te leggen op de onroerende zaak van de debiteur. De gerechtsdeurwaarder heeft tot 14 juni 2021 alleen gecommuniceerd met de heer [   ] van incassokantoor [   ]. Niet is gebleken dat diens opdrachten niet zijn uitgevoerd. De gerechtsdeurwaarder heeft dit in zijn e-mail van 21 juni 2021 aan klager voldoende toegelicht.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c wordt overwogen dat niet is gebleken dat de vordering niet is onderbouwd. De nota is voldoende gespecificeerd. De opdrachtgever heeft geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de rekening of gesteld dat de nota niet duidelijk was. Klager heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat de bedragen die zijn opgevoerd niet in overeenstemming zijn met het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders.  

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder naar eigen inzicht dient te handelen, en geen expliciete opdracht nodig heeft voor het uitvoeren van executiemaatregelen. In dat opzicht is de gerechtsdeurwaarder nalatig geweest door niet een vervolg beslag te leggen. Ook al is klager niet direct opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, klager is wel belanghebbende in dit proces.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter en de toelichting van klager en de gemachtigde van beklaagde bij de mondelinge behandeling leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.