ECLI:NL:TAHVD:2023:193 Hof van Discipline 's Gravenhage 220059H 220223H

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:193
Datum uitspraak: 06-11-2023
Datum publicatie: 08-11-2023
Zaaknummer(s):
  • 220059H
  • 220223H
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen: Overige (tussen)beslissingen
Inhoudsindicatie: Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk. Geen aanleiding om een uitzondering te maken op de regel dat alleen de advocaat aan wie een maatregel is opgelegd een herzieningsverzoek kan indienen.

Beslissing van 6 november 2023

in de zaken 220059H en 220223H

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoekers

1 DE BESLISSINGEN WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

In de zaak 220059H

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 31 januari 2022 van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) met zaaknummer 22-065/DB-W. Daarin is het wrakingsverzoek zonder mondelinge behandeling afgewezen . De beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2022:50 gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

1.2 Verzoekers hebben tegen de beslissing van de raad beroep ingesteld bij het Hof van Discipline (verder: het hof). Dit heeft geleid tot de beslissing van 2 december 2022 met zaaknummer 220059. In deze beslissing heeft het hof verzoekers ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep tegen de beslissing van de wrakingskamer van de raad en deze beslissing bekrachtigd. De beslissing van het hof is onder ECLI:NL:TAHVD:2023:1 gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

In de zaak 220223H

1.3 Het hof verwijst voorts naar de beslissing van 14 april 2022 van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden met zaaknummer 22-190/DB-W. Daarin is het wrakingsverzoek zonder mondelinge behandeling afgewezen. De beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2022:58 gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

1.4 Verzoekers hebben tegen de beslissing van de raad hoger beroep ingesteld bij het hof. Bij beslissing van 6 januari 2023 met zaaknummer 220223 heeft het hof verzoekers ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en de beslissing van de wrakingskamer van de raad bekrachtigd. De beslissing van het hof is onder ECLI:NL:TAHVD:2023:2 gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

2 HET VERZOEK TOT HERZIENING

2.1 Verzoekers hebben per e-mail van 16 januari 2023 onder verwijzing naar hun e-mail van 9 januari 2023 verzocht om herziening van beide beslissingen van het hof.

2.2 Verder bevat het herzieningsdossier:

  • de stukken van de raad in beide zaken;
  • de stukken van het hof in beide zaken;
  • de e-mail van verzoekers met bijlagen van 6 februari 2023;
  • de wrakingsbeslissing van het hof van 7 juli 2023;
  • de e-mail van 11 augustus 2023 van de verweerster in de zaak 220223H;
  • de e-mail van 14 augustus 2023 van de verweerder in de zaak 220059H;
  • de e-mail van verzoekers met bijlagen van 28 augustus 2023;
  • de op 18 september 2023 van verzoekers op voorhand ontvangen pleitnota.

2.3 Het hof heeft geen kennis genomen van de e-mail van verzoekers van 14 september 2023 met bijlagen, nu deze buiten de daarvoor geldende termijn van 10 dagen voor de zitting is binnengekomen en verzoekers al gebruik hadden gemaakt van de eenmalige mogelijkheid om nog nader te reageren vooruitlopend op de mondelinge behandeling.

2.4 Het hof heeft besloten de zaken mondeling te behandelen tijdens een openbare, digitaal te houden zitting van 19 september 2023. Verzoekers hebben in de e-mail van 28 augustus 2023 bezwaren geuit tegen de beslissing van het hof om een digitale zitting te houden in deze en drie gerelateerde zaken, de wijze waarop daarover is gecommuniceerd, alsmede tegen de door de verweerders in de betreffende zaken aangekondigde afwezigheid bij die zitting.

2.5 Op grond van artikel 5.2 van het procesreglement kan het hof besluiten om een zitting online te laten plaatsvinden. Het hof heeft daarom de bezwaren van verzoekers niet gehonoreerd en de zaak zoals aangekondigd op 19 september 2023 digitaal behandeld. Er was sprake van een openbare zitting, waarbij ook belangstellende derden desgewenst konden inloggen. Verzoekers zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten en hebben daarvan ook gebruik gemaakt, mede aan de hand van spreekaantekeningen die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. Dat verweerders niet zijn verschenen doet aan een en ander niet af; zij zijn immers niet verplicht om te verschijnen.

3 BEOORDELING

de mogelijkheid tot herziening

3.1 Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het hof in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld. De Advocatenwet voorziet evenmin in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. Daarom is een verzoek om herziening van een uitspraak van het hof in beginsel niet-ontvankelijk en neemt het hof een zodanig verzoek niet in behandeling.

3.2 Bij uitzondering kan het hof, zo blijkt uit artikel 1 van het herzieningsprotocol, een verzoek om herziening wel ontvankelijk verklaren en in behandeling nemen, als:

a. feiten of omstandigheden aan het licht komen die (i) hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, en (ii) bij de verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en die (iii) het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat het hof tot een andere beslissing zou zijn gekomen als deze vóór de uitspraak bij het hof bekend zouden zijn  geweest.

b. in de procedure bij het hof geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

3.3       Op deze uitzonderingen kan volgens artikel 1.3 van het herzieningsprotocol alleen een beroep worden gedaan door de advocaat aan wie bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 48 lid 1 Advocatenwet. De herziening zal niet kunnen leiden tot een wijziging ten nadele van de advocaat.

herzieningsverzoek

3.4 Verzoekers doen een beroep op schending van fundamentele beginselen, omdat zij menen dat de beslissingen niet voldoen aan de eisen die gesteld moeten worden aan de beslissingen van het hof. De weigering van het hof - niet voor het eerst - om een normstellende beslissing te wijzen naar aanleiding van de standpunten van verzoekers heeft de nietigheid van veel beslissingen van de raden tot gevolg. Het gaat hier om de stellingen van verzoekers dat advocaat-leden van de raden na vier jaar na hun benoeming niet meer bevoegd zijn, dat een plaatsvervangend voorzitter sinds 1 januari 2015 niet meer bevoegd is om een voorzittersbeslissing te wijzen en dat de tuchtrechtspraak niet voldoet aan de eisen van artikel 6 EVRM, omdat verzet tegen een beslissing van een raad wordt behandeld door diezelfde raad en niet door een onafhankelijke instantie, waarbij ook geldt dat een meerderheid van de kamer bij de raad niet bestaat uit leden van de rechterlijke macht.

3.5 Verzoekers stellen dat de leden van het hof in strijd handelen met de “Leidraad onpartijdigheid en integriteit Hof van Discipline”. Dit blijkt uit de schending van (in ieder geval) de fundamentele rechtsbeginselen hoor en wederhoor, openbaarheid en rechterlijke eed. Met betrekking tot hoor en wederhoor en openbaarheid verwijzen verzoekers naar het feit dat tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2022 in de zaak met nummer 220223 geen melding is gemaakt van het afwezigheidsbericht van 7 oktober 2022 van de verweerster. Dit bericht is achtergehouden door (de griffie van) het hof en niet aan verzoekers toegezonden. Ook heeft het hof de standpunten (waaronder de wrakingsgronden) van verzoekers niet integraal benoemd in de beslissingen. Als de feiten en de standpunten van partijen niet juist en volledig worden benoemd in de beslissingen van het hof, dan selecteren de rechters de feiten die passen bij de beslissing.

3.6 Verzoekers hebben ook bezwaar tegen de rol van advocaten als tuchtrechter. Zo heeft de Orde van Advocaten er belang bij dat uit een normstellende beslissing van het hof niet blijkt dat de Orde zelf medeverantwoordelijk is voor de schending van wettelijke bepalingen. Verzoekers menen dat er structureel misbruik is en wordt gemaakt van de machtspositie door de rechters bij de raden en dat meerdere advocaatleden hun naam onlosmakelijk hebben verbonden aan dit misbruik. Verzoekers vragen zich af of de advocaatleden van het hof, die betrokken waren bij de beslissingen waarvan zij herziening vragen, met de betreffende beslissing wel akkoord zijn gegaan. Zij hebben de beslissing niet ondertekend. De beslissingen zijn ook niet ondertekend met de fysieke handtekening van de voorzitter, zodat verzoekers niet uitsluiten dat de beslissingen door de griffie anders zijn verwoord dan in raadkamer is besloten.

3.7 Verzoekers hebben voorts slechte ervaringen met de griffies van de raden en het hof. Griffiers hebben een belangrijke functie. Alles wat een griffier doet dient een wettelijke grondslag te hebben en dient toetsbaar te zijn. Zo is de griffie verantwoordelijk voor het ontbreken van het afwezigheidsbericht van 7 oktober 2022 de verweerster in de zaak met nummer 220223. In de zaak 220059 was de griffie ervoor verantwoordelijk dat de verweerder niet op de hoogte was van het verzoek tot doorbreking van het appelverbod en heeft de griffie die verweerder geadviseerd om nagezonden stukken niet toe te voegen aan het dossier, waarmee sturend en in strijd met het integriteitsvereiste is opgetreden. Verzoekers verwijzen ook naar een proces-verbaal van een eerdere zaak uit 2019, waarin zij dit bevestigd zien.

ontvankelijkheid van het herzieningsverzoek

3.8 Artikel 1.3 van het herzieningsprotocol biedt alleen aan de advocaat aan wie een maatregel is opgelegd de mogelijkheid om een herzieningsverzoek in te dienen. Verzoekers zijn in beginsel reeds daarom niet-ontvankelijk in hun herzieningsverzoek.

3.9 Verzoekers hebben evenwel in de zaak 190202H, die op dezelfde dag als het onderhavige verzoek is behandeld, een beroep gedaan op de beslissing van het hof van 26 september 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:141, waarin het hof aanleiding heeft gezien om  een uitzondering te maken op artikel 1.3 van het herzieningsprotocol. In die zaak is het herzieningsverzoek ontvankelijk (en gegrond) verklaard, ondanks dat het niet afkomstig was van een advocaat aan wie een maatregel is opgelegd. In die zaak was sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor, omdat de reactie van de verzoekster (de oorspronkelijke klaagster) op het verweerschrift van de deken in die zaak abusievelijk niet aan het procesdossier was toegevoegd en daardoor niet betrokken is geweest bij de beoordeling. Verzoekers hebben daar weliswaar in de onderhavige zaken geen beroep op gedaan, maar het hof gaat ervan uit dat verzoekers menen dat zij op grond van de uitspraak van 26 september 2022 in hun herzieningsverzoek kunnen worden ontvangen. Het hof volgt verzoekers daarin niet en licht dat hierna toe.

3.10 In de zaak 220059 hebben verzoekers na indiening van het beroepschrift nog de volgende berichten aan het hof gezonden (zie overweging 2.2): “aanvulling op het beroep van 3 februari 2022 met bijlagen; e-mail van 22 februari 2022 van verzoekers; e-mail van 31 maart 2022 van verzoekers met bijlagen; […]; e-mails van 7, 12 en 26 april 2022 van verzoekers; e-mails van 26 juni 2022 van verzoekers; e-mails van 11, 13 en 26 september 2022 van verzoekers”.  Meerdere berichten dateren van na indiening van het verweerschrift op 12 april 2022. Ook hebben klagers tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 2 december 2022 hun standpunten nog nader kunnen toelichten en op het ingediende verweer kunnen ingaan. Anders dan in de zaak die tot de beslissing van het hof van 26 september 2022 heeft geleid, is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor geen sprake geweest. Indien en voor zover het hof de verweerder in deze zaak niet (tijdig of correct) zou hebben geïnformeerd, valt niet in te zien hoe dit voor klagers een grond voor een herzieningsverzoek zou kunnen opleveren.  

3.11 In de zaak 220223 hebben verzoekers na indiening van het beroepschrift nog de volgende berichten aan het hof gezonden (zie overweging 2.2): “e-mail van 26 april 2022 van verzoekers; e-mails van 26 juni 2022 van verzoekers; e-mails van 11, 13 en 26 september 2022 van verzoekers.” De verweerster in deze zaak heeft geen verweerschrift ingediend. Zij heeft het hof op 7 oktober 2022 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Klagers zijn wel verschenen ter zitting op 2 december 2022 en hebben hun standpunten nog nader toegelicht. Ook in deze zaak is dan ook het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden. Klagers zijn voorts op geen enkele wijze in enig (rechtens relevant belang) geschaad doordat het hof hen ter zitting geen uitsluitsel kon geven of de verweerster met of zonder bericht afwezig was, nu dat voor behandeling van de zaak en de beslissing van het hof geen enkel verschil heeft gemaakt. 

3.12 Conclusie uit het voorgaande is dat het herzieningsverzoek van klagers afstuit op artikel 1.3 van het herzieningsprotocol, nu er geen aanleiding is van dit artikel af te wijken. Het herzieningsverzoek is niet-ontvankelijk.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-           verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun herzieningsverzoek;

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima , voorzitter, mrs. G.C. Endedijk en K.H.A. Heenk , leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023.

griffier                                                                                      voorzitter    

De beslissing is verzonden op 6 november 2023 .