ECLI:NL:TGZRZWO:2023:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5013
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2023:174 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-11-2023 |
Datum publicatie: | 07-11-2023 |
Zaaknummer(s): | Z2022/5013 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een gz-psycholoog. Een journalist heeft een podcast gemaakt over klaagster. Zij heeft de gz-psycholoog gevraagd om in de uitzending gedragingen die aan klaagster worden toegeschreven, te duiden. Dit heeft de gz-psycholoog gedaan, zonder dat hij klaagster ooit gezien of gesproken heeft. Klaagster verwijt de gz-psycholoog zijn medewerking aan en uitlatingen tijdens de podcast. Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt – mede vanwege het tuchtrechtelijk verleden van de gz-psycholoog – een voorwaardelijke schorsing van drie maanden op. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing van 3 november 2023 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
gemachtigde: aanvankelijk mr. G.M.M. van Tilborg, thans mr. T.J. Wittendorp,
tegen
C,
gezondheidszorgpsycholoog (ook wel: gz-psycholoog),
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de gz-psycholoog.
1. De zaak in het kort
1.1 De gz-psycholoog was in 2022 door een journalist uitgenodigd voor een podcast
die over klaagster ging. Tijdens deze podcast worden gedragingen, die aan klaagster
worden toegeschreven, beschreven en wordt aan verweerder gevraagd deze als gz-psycholoog
te duiden. Hoewel verweerder opmerkt geen diagnose te kunnen stellen omdat hij klaagster
nooit heeft gezien en zich alleen baseert op informatie die hij van de journalist
heeft ontvangen, zegt hij in de podcast onder meer dat het gedrag passend is bij een
psychopaat. Klaagster is van mening dat verweerder hiermee klachtwaardig heeft gehandeld
ten opzichte van haar.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en aan de gz-psycholoog
een maatregel moet worden opgelegd. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 11 oktober 2022;
- het verweerschrift met de bijlage;
- het proces-verbaal van het op 20 april 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- aanvullende stukken, ontvangen van de gz-psycholoog op 22 augustus 2023.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 22 september 2023. De gemachtigde
van klaagster, en de gz-psycholoog, bijgestaan door dhr. V. Scheider, juridisch adviseur,
zijn verschenen. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde
van klaagster heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij
overhandigd.
3. De feiten
3.1 Klaagster geniet vanwege haar privéleven en haar professionele leven
bekendheid in de media. Een journalist heeft medio 2022 meerdere podcasts over haar gemaakt om te achterhalen wat klaagster precies drijft en waardoor ze daarin succesvol is. Voor twee van de podcasts is de gz-psycholoog uitgenodigd. Hij wordt gepresenteerd als psycholoog en gedragstherapeut met een decennialange ervaring in GGZ-instellingen, klinieken en een eigen praktijk. Het gedrag dat klaagster volgens de journalist heeft vertoond, wordt door de journalist beschreven en omdat zij geen contact met klaagster kan krijgen, gaat zij te rade bij de gz-psycholoog. Aan de luisteraar wordt meegedeeld dat de gz-psycholoog een door de journalist geschreven boek en artikelen over klaagster heeft gelezen en dat hij op de hoogte is gebracht van bevindingen van de journalist die in de podcast zijn gepresenteerd. De gz-psycholoog wordt dan gevraagd wat zijn indruk van klaagster is. Het eerste wat de gz-psycholoog zegt, is – kort samengevat – dat hij denkt aan narcisme. Daarna vervolgt hij: “Je mag als psycholoog natuurlijk nooit een diagnose uitspreken over iemand die je nooit zelf hebt gesproken. Maar als je alle informatie bij elkaar legt en je zou dus als toets moeten zeggen “aan welke stoornis denk je dan?” dan heeft het in ieder geval heel veel kenmerken van een psychopaat”. Vervolgens legt hij in algemene zin uit wat (enige) kenmerken zijn van een psychopaat, om dit vervolgens op klaagster te betrekken. Later in de podcast duidt hij het aan hem gepresenteerde gedrag van klaagster als: “Een heftige poging om te bewijzen dat hoe ze waar ze vandaan komt dat niet haar wereld is. Hè dus bewijsdrang en eigenbelang. En normale mensen die hebben op een gegeven moment een reflectief vermogen om te zeggen van ‘ja, weet je, ik heb het wel gezien, ik houd ermee op (…) Je moet dit toch zien als een soort verslaving.(…) Er zit kennelijk een soort lust, bevrediging in in het gedrag (…) en iemand puur voor de lust, bevrediging of de opwinding gaat van het doen van dit soort gedrag. En of dat dan in haar geval is om iemand pijn te doen of om rijk te worden of om macht te hebben, dat weet ik niet. Maar het zit meestal in de lust gedreven hoek”.
3.2 Op de zitting van het college heeft verweerder verklaard aan de podcast
te hebben meegewerkt omdat hij streeft naar naamsbekendheid en hij wil dat mensen
de boeken die hij heeft geschreven gaan kopen. Ook wil hij de kennis over de psychologie
bij het grote publiek meer bekend maken.
3. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
3.1 Volgens klaagster heeft de gz-psycholoog klachtwaardig gehandeld, omdat hij:
- het zelfbeschikkingsrecht van klaagster heeft geschonden door zich uit te laten over op haar betrekking hebbende gezondheidsaspecten;
- buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is getreden door te stellen dat klaagster lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis zonder dat daartoe een gedegen klinisch diagnostisch onderzoek is verricht en zelfs de kwalificatie ‘psychopaat’ heeft gebruikt;
- publiekelijk een beschouwing heeft gegeven op de persoon van klaagster louter en alleen aan de hand van door een derde verstrekte niet door de gz-psycholoog geverifieerde informatie.
3.2 De gz-psycholoog heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de gz-psycholoog het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
3.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 Verweerder is niet de behandelaar van klaagster geweest. De klacht betreft een publiekelijk optreden van verweerder. Hierop is de tuchtnorm van artikel 47 lid 1 aanhef en onder b Wet BIG van toepassing: “enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.”
Daarnaast heeft de beroepsgroep (het NIP) van de gz-psycholoog een beroepscode opgesteld. De actuele versie is de Beroepscode 2015 (hierna: de Beroepscode). In artikel 24 van de Beroepscode is opgenomen: “Wanneer psychologen professionele uitspraken doen in de media over personen, al dan niet met hun toestemming, betrachten zij daarbij terughoudendheid. Zij geven zich rekenschap van hun verantwoordelijkheid om schade te voorkomen.”
Beoordeling van de klacht
4.2 De klacht van klaagster komt er in de kern op neer dat verweerder zich professioneel over haar heeft uitgelaten, terwijl hij haar nooit heeft gesproken, laat staan onderzocht, en dat hij voor haar zeer schadelijke uitlatingen in de media heeft gedaan.
4.3 De gz-psycholoog heeft zijn optreden in de podcast en de opmerkingen die hij daarin heeft gemaakt, niet ontkend. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij geen behandelrelatie had met klaagster en dat hij geen stellige of diagnostische uitspraak over haar heeft gedaan. Volgens hem was de luisteraar van de podcast ervan op de hoogte dat er sprake was van eenzijdig aan hem aangereikte informatie en heeft klaagster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van een weerwoord. Voor zover hij in de podcast aan klaagster refereerde deed hij dat steeds indirect, benadrukte hij dat hij haar nooit persoonlijk sprak en gebruikte hij de zinsconstructie “als – dan”.
4.4 Het college overweegt het volgende. Het optreden van de gz-psycholoog moet worden beantwoord aan de hand van de hierboven weergegeven tweede tuchtnorm. Het gaat immers niet om een behandelrelatie met klaagster, maar om uitlatingen die de gz-psycholoog heeft gedaan in de media die het gedrag van klaagster betreffen. De beroepsgroep van de gz-psycholoog heeft daarvoor een norm gesteld, die hierboven is weergegeven. Kern van die norm is terughoudendheid en het voorkomen van schade.
4.5 De bijdrage van de gz-psycholoog aan de podcast kan niet anders worden gezien dan als een professionele duiding van het gedrag van klaagster, zoals dat door de journalist aan hem is voorgehouden. Verweerder benadrukt weliswaar (één keer) dat hij geen diagnose mag stellen, maar hij duidt het gedrag vervolgens toch in niet mis te verstane bewoordingen (narcisme, psychopaat, verslaving, lust gedreven). Van enige terughoudendheid is eigenlijk geen sprake geweest en uit niets blijkt dat de gz-psycholoog zich rekenschap heeft gegeven van het feit dat hem als professional gezag wordt toegekend, waardoor de uitspraken, voor een gemiddelde luisteraar, gewicht in de schaal leggen. Evenmin blijkt dat de gz-psycholoog aandacht heeft gehad voor de schadelijke effecten die het gevolg kunnen zijn van zijn uitspraken. Zijn ter zitting gevoerde verweer dat klaagster inmiddels een publieke persoon is, maakt dit niet anders. Integendeel. Juist die personen kunnen zich in het algemeen moeilijk verweren tegen allerlei aantijgingen en lijden ook schade als een professional zoals de gz-psycholoog zich op deze manier over hen uitlaat. Hoewel het in beginsel mogelijk moet zijn om algemene, niet op een persoon toegesneden situaties te verduidelijken, mocht van de gz-psycholoog worden verwacht dat hij daar een duidelijke grens had getrokken en ervan had afgezien om de persoon en het gedrag van klaagster te beoordelen. Door dat niet te doen heeft de gz-psycholoog de hierboven omschreven tuchtnorm overschreden. Dit leidt ertoe dat de klacht gegrond is.
De op te leggen maatregel
4.6 Het college ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of, en zo ja, welke maatregel aan de gz-psycholoog moet worden opgelegd. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.7 De medewerking van de gz-psycholoog aan de podcast had, zo valt af te leiden uit zijn opmerkingen op de zitting, voor hem duidelijk een commercieel doel: naamsbekendheid en verkoop van zijn boeken. Zijn uitspraken in de podcast zijn scherp geweest en zonder afdoende terughoudendheid gegeven. Dat hierdoor schade is ontstaan, althans kan zijn ontstaan bij klaagster, ligt zeer voor de hand. Dit leidt ertoe dat het college van oordeel is dat een maatregel moet worden opgelegd.
4.8 Bij de zwaarte van de op te leggen maatregel neemt het college het volgende in aanmerking. Verweerder lijkt zich erop te beroepen dat de norm waaraan hij zich diende te houden onduidelijk zou zijn. Als de regeling van artikel 47 aanhef en onder b van de Wet BIG in samenhang wordt bezien met artikel 24 van de Beroepscode, deelt het college die opvatting niet. De norm van de behoorlijke beroepsbeoefenaar is in de beroepscode ingevuld met een duidelijke zorgvuldigheidsnorm. Het kernbegrip is daarbij terughoudendheid. Ten aanzien van zijn publieke optreden had hij zich voorts de vraag moeten stellen of dat tot schade bij klaagster zou kunnen leiden. Hij wist, want dat erkent hij in de podcast, dat hij geen diagnose mocht stellen. Toch duidt de gz-psycholoog het gedrag als professional. De norm dat het zijn verantwoordelijkheid is om schade te voorkomen is door de gz-psycholoog fors overschreden. Het college rekent dit de gz-psycholoog zwaar aan. Zijn op de zitting aan klaagster gemaakte excuses lijken dan ook eerder vanuit strategische dan ethische overwegingen te zijn gedaan. Dit vermoeden wordt gevoed door de opmerking van de gz-psycholoog dat hij andere mediaoptredens laat afhangen van de uitspraak van het college. Het ontbreken van enige reflectie op zijn optreden is zorgwekkend.
4.9 Het college betrekt ook in zijn overwegingen dat de gz-psycholoog al tweemaal eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Deze twee veroordelingen zijn weliswaar al van enige tijd geleden (2016/2017) maar betreffen ook in beide gevallen het overtreden van de voor de gz-psycholoog geldende beroepsnorm. In beide gevallen is een berisping opgelegd. Ook de nu voorliggende klacht is terug te voeren op een evidente overtreding van de beroepsnorm. De gz-psycholoog lijkt niet te beseffen dat die normen er zijn ter bescherming van patiënten c.q. derden en tot doel hebben de integriteit en de ethische weerbaarheid van de beroepsgroep te waarborgen. Dit betekent dat het college nu een zwaardere maatregel zal opleggen, enerzijds passend bij de normschending en anderzijds om de gz-psycholoog duidelijk te maken dat die beroepsnormen er niet voor niets zijn en dat ook hij zich daaraan dient te houden.
4.10 Dit leidt ertoe dat het college de gz-psycholoog zal schorsen van de bevoegdheid de aan de inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van drie maanden, maar dit onder de voorwaarde dat hij zich binnen een periode van twee jaren niet opnieuw schuldig zal maken aan een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging (artikel 48 lid 1 sub d jo. lid 7 Wet BIG).
Publicatie
4.11 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere zorgverleners van deze zaak kunnen leren. De publicatie
zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties
herleidbare gegevens.
Kostenveroordeling
4.12 Klaagster heeft verzocht de gz-psycholoog te veroordelen in de kosten die
zij heeft gemaakt in deze procedure, waarbij zij zelf wegingsfactor 1,5 passend vindt.
Een kostenveroordeling is mogelijk als het college de klacht (gedeeltelijk) gegrond
verklaart en aan de zorgverlener een maatregel oplegt. De zwaarte van de zaak beoordeelt
het college als gemiddeld, dus met factor 1. Daarbij hanteert het college – volgens
de op de website van de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg gepubliceerde ‘Oriëntatiepunten
kostenveroordeling tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg, versie maart 2023’ – de
daar genoemde forfaitaire bedragen. In de zaak bedraagt de kostenvergoeding:
- € 597,- per punt x 3, namelijk de kosten van de gemachtigde advocaat voor het klaagschrift,
het mondeling vooronderzoek en de zitting), in totaal dus € 1.791,-.
5. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht tegen de gz-psycholoog gegrond;
- legt aan de gz-psycholoog de maatregel op van schorsing van de bevoegdheid de aan de inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van drie maanden;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd tenzij de gz-psycholoog zich binnen een periode van twee jaren opnieuw schuldig maakt aan een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften: Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en het tijdschrift De Psycholoog;
- veroordeelt de gz-psycholoog in de hierboven vastgestelde kosten van klaagster van in totaal € 1.791,-;
- veroordeelt de gz-psycholoog dit bedrag – nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden – te voldoen op de derdenrekening van de gemachtigde van klaagster binnen vier weken nadat de gemachtigde schriftelijk het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop het bedrag kan worden gestort aan verweerder heeft doorgegeven.
Deze beslissing is gegeven door J. Sap, voorzitter, Th.A. Wiersma, lid-jurist, R.
van der Ree, G.G.A. Schuitemaker en C.H.A.M. van de Vijfeijken, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op
3 november 2023.
secretaris ��
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.