ECLI:NL:TGDKG:2023:78 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/728069 / DW 23/15 EV/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:78
Datum uitspraak: 03-11-2023
Datum publicatie: 06-11-2023
Zaaknummer(s): C/13/728069 / DW 23/15 EV/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder conservatoir beslag zou hebben gelegd op een perceel zonder het beslagexploot aan klaagster te betekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft betwist ooit conservatoir beslag te hebben gelegd ten laste van klaagster. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist. De door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 november 2023 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 december 2022 met zaaknummer C/13/713821 DW RK 22/67 LvB/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/728069 / DW 23/15 EV/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 10 februari 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 maart 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 27 december 2022 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 29 december 2022. Bij brief, ingekomen op 10 januari 2023, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Partijen zijn opgeroepen te verschijnen ter zitting van 12 mei 2023. Ter zitting van 12 mei 2023 heeft klaagster de (plaatsvervangend-)voorzitter gewraakt, waarop de behandeling is aangehouden. Het verzetschrift is nadien behandeld ter openbare terechtzitting van 22 september 2023 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 3 november 2023.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met een ten laste van klaagster gewezen vonnis van 27 juni 2018 van de kantonrechter te Alkmaar.
  • Op 12 september 2018 is executoriaal beslag gelegd op de woning van klaagster.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

  1. begin 2018 conservatoir beslag heeft gelegd op een perceel zonder het beslagexploot aan klaagster te betekenen dan wel de hypotheekhouder SRLEV en NSI daaromtrent te informeren;
  2. weigert een afschrift van alle stukken van het conservatoire beslag aan klaagster te zenden;
  3. heeft aangegeven niet meer op klachten van klaagster te reageren.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat uit de beslissing van de kamer van 26 april 2022 (geregistreerd onder nummer C/13/706939 DW RK 21/409) terzake een eerdere klacht van klaagster gericht tegen de kantoorgenoot van de gerechtsdeurwaarder,

mr. drs. [   ], kan worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder geen bemoeienis heeft gehad met een eerder gelegd conservatoir beslag. In de bij het verweerschrift overgelegde e-mail van 31 januari 2022 gericht aan klaagster, heeft de gerechtsdeurwaarder (nogmaals) aan klaagster het verloop van het dossier van klaagster, dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder van klaagster in behandeling had, toegelicht. De gerechtsdeurwaarder eindigt de e-mail met “Dit is het laatste bericht wat u van mij in deze kwestie krijgt.” Nu de gerechtsdeurwaarder niets van doen heeft gehad met een conservatoir beslag ten laste van klaagster en dit ook meermaals aan klaagster kenbaar is gemaakt, kan de gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd – ingegeven door de feitenopsomming in de beslissing van de voorzitter – niet eerder op de hoogte te zijn geweest dat de gerechtsdeurwaarder betrokken is geweest bij de executie van 27 juni 2018. Klaagster is altijd in de veronderstelling dat dit enkel [naam] is geweest. Voorts heeft klaagster tot op heden geen duidelijkheid over de betrokkenheid van de gerechtsdeurwaarder bij het conservatoir beslag en de executie van roerende zaken.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 De kamer merkt ten overvloede – doch ter opheldering van het in verzet aangevoerde – het volgende op. Onweersproken gelaten heeft de gerechtsdeurwaarder andermaal betwist dat haar kantoor belast is geweest met het leggen van conservatoire beslag ten laste van klaagster. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder geen ambtshandelingen verricht in de executie van het vonnis van 27 juni 2018. Enige betrokkenheid van de gerechtsdeurwaarder op dat punt reikt niet verder dan het gegeven dat haar kantoor (als opdrachtnemer) belast is geweest met de executie. Nu (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder nimmer een opdracht tot het leggen van beslag roerende zaken heeft gehad, heeft zij ook daar geen enkele betrokkenheid in gehad.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.