ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5275

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176
Datum uitspraak: 03-11-2023
Datum publicatie: 09-11-2023
Zaaknummer(s): Z2023/5275
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een gz-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De gz-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De gz-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De gz-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het college acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 3 november 2023 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

gezondheidszorgpsycholoog (ook wel: gz-psycholoog),

werkzaam in B,

verweerster, hierna ook: de  gz-psycholoog,

gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort
 

1.1   De kinderen van klager en zijn ex-partner zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De situatie is in een impasse terechtgekomen. Om hieruit te komen is in opdracht van het NIFP door de Jeugdbescherming LJ&R te D (hierna: jeugdbescherming) een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld. De gz-psycholoog heeft het onderzoek uitgevoerd en een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De gz-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op diverse onjuistheden.
 

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat de gz-psycholoog dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
 

2. De procedure
 

2.1   Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 januari 2023;
  • het verweerschrift.

2.2   De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
 

2.3   De zaak is behandeld op de openbare zitting van 22 september 2023. De partijen zijn verschenen. Klager werd bijgestaan door zijn echtgenote. De gz-psycholoog werd bijgestaan door haar gemachtigde. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. De feiten
 

3.1   Klager en zijn ex-partner zijn met elkaar gehuwd in 1998 en van elkaar gescheiden

in 2017. Zij hebben samen acht kinderen. Beide ouders zijn belast met het ouderlijk gezag. De vier kinderen die in 2016 nog minderjarig waren, zijn toen onder toezicht gesteld vanwege problemen in het gezin en tussen de ouders. Zij wonen bij klager. Doordat de situatie in een impasse is geraakt, heeft de jeugdbescherming de gz-psycholoog in 2022 gevraagd een onderzoek te verrichten. In de rapportage waar het hier om gaat, staat het onderzoek naar klager in relatie tot de kinderen centraal.

De onderzoeksvragen zijn onderverdeeld in de volgende hoofdcategorieën:

- onderzoeksvragen naar de pathologie bij de ouders en kinderen;

- onderzoeksvragen inzake gezag en omgang;

-onderzoeksvragen met betrekking tot benodigde zorg van het kind en de mogelijkheden van de ouders en verzorgers;

- aanvullende vragen.

3.2       Klager heeft zelf ook nog een serie onderzoeksvragen voor de gz-psycholoog opgesteld. Het document met deze vragen heeft de gz-psycholoog als bijlage toegevoegd aan haar rapportage.
 

4. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
 

4.1   Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij:

  1. in haar rapportage de term ‘ouderverstoting’ niet correct gebruikt en ten onrechte concludeert dat hier sprake van is;
  2. de door klager aangeleverde schriftelijke informatie niet als informatiebron heeft gebruikt;
  3. de informatie verkregen uit observaties en onderzoek onjuist, onvolledig of helemaal niet heeft weergegeven in de rapportage, waardoor er een gekleurd en niet volledig juist beeld van klager uit de rapportage naar voren komt;
  4. de conclusies uit de rapportage heeft gebaseerd op onjuiste en onvolledige informatie.

4.2   De gz-psycholoog herkent de verwijten niet en heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Zij is van mening dat haar onderzoek en rapportage voldoen aan de vaste criteria die daarvoor gelden. 

4.3   Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


De criteria voor de beoordeling

5.1   Het gaat hier om de beoordeling van een deskundigenrapportage. Voor deze

beoordeling gelden volgens vaste rechtspraak een aantal standaardcriteria. Deze luiden als volgt:

1. het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de

voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

5.2       Klager maakt de gz-psycholoog diverse verwijten, in de zin dat allerlei zaken onjuist zouden zijn vermeld in de rapportage. Samengevat is klager het niet eens met het beeld dat van hem geschetst wordt en dat de gz-psycholoog de term ‘ouderverstoting’ gebruikt in haar rapportage. Gezien het toetsingskader dat onder 5.1 is geschetst, zal het college niet alle individuele kritiekpunten van klager op de rapportage behandelen, maar zal het de vakkundigheid van het onderzoek en de rapportage beoordelen aan de hand van de criteria. De conclusies worden vervolgens slechts marginaal getoetst.

5.3      Het college is van oordeel dat de rapportage van de gz-psycholoog voldoet aan de daaraan te stellen vereisten. Zo bevat de uitgebreide rapportage een volledige weergave van de feiten en bevindingen en bronnen die gebruikt zijn. Klager heeft zelf ook onderzoeksvragen aangeleverd aan de gz-psycholoog, en klaagt erover dat deze niet zijn gebruikt en beantwoord door de gz-psycholoog en ook niet zijn vermeld als bron. Hiervoor geldt dat het niet aan klager is om eigen onderzoeksvragen aan te leveren. De opdrachtgever tot het onderzoek – in deze zaak de jeugdbescherming – bepaalt welke vragen beantwoord moeten worden, niet de personen op wie het onderzoek betrekking heeft. Het feit dat het document met vragen van klager enkel als bijlage is toegevoegd, is dus geenszins verwijtbaar. Overigens geldt dat een deel van de vragen van klager de onderzoeksvragen van de jeugdbescherming overlappen en in zoverre dus wel onderzocht en beantwoord zijn. Verder is de methode van onderzoek geschikt voor dit type onderzoek en niet gebleken is dat de gz-psycholoog niet ter zake deskundig zou zijn. Daarnaast heeft de gz-psycholoog het rapport naar het oordeel van het college inzichtelijk en consequent opgesteld. Ten slotte geldt dat de antwoorden op de onderzoeksvragen, de conclusies die hier – net als de onderzoeksvragen - verder niet uitgeschreven zullen worden, gedragen worden door de rapportage. Dat hierbij is uitgegaan van onvolledige/onjuiste informatie, zoals klager stelt, is niet gebleken. Wat betreft de term ‘ouderverstoting’ die door de gz-psycholoog wordt gebruikt, overweegt het college het volgende. Die term wordt door klager als een beschuldiging van kindermishandeling richting hem geïnterpreteerd. De gz-psycholoog heeft op de zitting toegelicht dat zij hiermee het effect van een onbewust proces bij enkele gezinsleden – onder wie vader – op de relatie met moeder heeft willen beschrijven. Het college acht aldus het gebruik van deze term adequaat. Een en ander betekent dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.   

Publicatie

5.4       In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat er geregeld klachten worden ingediend over het type rapportage waar het in deze zaak om gaat. Het college hecht eraan meer bekendheid te geven aan het toetsingskader ten aanzien van dit soort rapportages in tuchtprocedures.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond;  
  • bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en het tijdschrift De Psycholoog.

Deze beslissing is gegeven door Th.A. Wiersma, voorzitter, J. Sap, lid-jurist, R. van der Ree, G.G.A. Schuitemaker en C.H.A.M. van de Vijfeijken, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op

3 november 2023.

secretaris                                                                                           voorzitter


 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
 

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.